Afgelopen zondag was ik door Frank Arnesen uitgenodigd om Psv-Feijenoord te bezoeken en een invitatie van zo'n aardige Deen sla je natuurlijk niet af. Frank is zeer intelligent en heeft gevoel voor humor. Hij had deze kleine Ajaxcied namelijk onder een afdakje weggemoffeld zodat ik me een hersenschudding zou juichen als ik überhaupt zou opspringen. Een mooi excuus om stil te blijven zitten. De wedstrijd ging voorbij, psv speelde een kwartier briljant en won. Daarna begon voor mij het feest. Ik was gast van een van de bazen en had dus een kaart voor de catacomben. Ik krijg dan nog altijd vlinders in de buik, het kleine jongensgevoel bekruipt me. Even achter de coulissen van het spektakel, even ruiken in de keuken en even oog in oog met Kieft, Romario en Koeman. Ik blijf dat joch dat op zijn twaalfde een brief naar Johan Cruijff schreef om hem succes te wensen.
En wat was het weer een heerlijke desillusie. In de Nederlandse theaters zijn de artiestenfoyers ook niet het navertellen waard en als je een keer in het Hilversumse theater Gooiland na afloop je gasten een automatenpilsje hebt gegeven snap je in een keer waarom het zelfmoordpercentage onder artiesten vrij hoog is, maar in het spelershome van psv zou ik de receptie na mijn eigen crematie nog niet willen geven. Een vergaderzaaltje met een systeemplafonnetje en vloerbedekking met de letters psv erin gewoven. Ik heb veel treurige entourages gezien, maar waarom mag het niet een onsje meer zijn? De spelersvrouwen zagen er gelukkig nog steeds uit als spelersvrouwen en zij gaven mijn mannenhart af en toe een bonsje extra, maar ik was blij toen een van de spelers het voorstel deed om een gezelliger oord op te zoeken. De businessclub.
Kom je daar ooit in je leven? In mijn socialistische jaren heb ik het me nog wel eens afgevraagd en toen wist ik zeker dat het mij niet zou gebeuren. En opeens sta je daar. Tussen allemaal moppentappende mannen met allemaal dezelfde jasjes en schoenen alsof ze zichzelf voor aanvang door een kopieermachine hebben gehaald. Hun baas betaalt het kaartje (twaalfduizend gulden voor twee stoelen per seizoen en er is een wachtlijst!!!), na afloop vloeit de tap (mag ik een bonnetje?) en op de terugweg naar Amsterdam bonkte de weemoed op alle deuren in mijn hoofd. Zoveel mannen vertelden mij dat zo'n stoel belangrijk is voor de pr, toen ik stond te plassen lispelden twee mannen fluisterend over een derde van wie ze nog geld kregen en ik begreep steeds beter dat alle mannen thuiskomen met het lijstje namen wie ze hebben gesproken. Verder hangt er
recht tegenover de businessclub een groot televisiescherm en daarop verschijnen tijdens de wedstrijd steeds elkaar opgeilende teksten. Dus een of ander bedrijf heet via het scherm Mr. O.A.P. Hazelbach van Shell hartelijk welkom. De andere mannen weten nu dat dat bedrijf Mr. O.A.P. Hazelbach op bezoek heeft en het is ook leuk voor Mr. O.A.P. Hazelbach zelf om te zien dat hij niet onopgemerkt is gebleven. Maar als je Hazelbach bent schaam je je toch purper? Of heeft hij de hele wedstrijd met een erectie als een maïskolf naar de verrichtingen van de jongens zitten kijken?
Vroeger ging je naar het loket, kocht een kaartje, dromde mee in de massa en ging kijken naar de wedstrijd. Die anderhalf uur was er één gezamenlijke interesse en dat was de wedstrijd, meer niet. Maar in dit bordeel is het voetballen maar een klein onderdeel. Mannen doen zaken, onderhouden hun pr, laten hun gezicht zien, solliciteren indirect en schudden belangrijke handen van andere mannen die ook voortdurend op hun hoede zijn. Je moet het maar willen. Thuisgekomen liep ik naar boven, zocht in het laatje van mijn buro naar mijn anonieme seizoenkaart en kuste het plasticje zacht welterusten. Heel zacht en heel teder. En als u iemand kent met een paar van die businesszitjes of een sky-box en die gaat een beetje lopen schuimen over zijn stoeltjes denk dan maar heel zacht: zielig hè.