11
‘We kregen tegen tienen bericht dat Lena met ernstige bloedingen op weg was hiernaartoe. Volgens het verslag van de ambulancebroeder had ze thuis een miskraam gehad. Ze was in de twintigste week. Onderweg raakte ze in een shock en ze is direct naar de operatieafdeling gebracht. Het was een levensbedreigende bloeding. Ik heb haar baarmoeder moeten verwijderen. Toch was de coagulatietest normaal. Ik heb twee uur staan opereren. De arme vrouw! Dit soort teleurstellingen overkomt onze patiënten niet vaak, maar het risico op een miskraam is natuurlijk altijd aanwezig. Daar hebben we rekening mee gehouden bij het plannen van onze activiteiten, en de nazorg is de meest gekwalificeerde die er bestaat. Er zijn psychologen, maatschappelijk werkers en zelfs een psychiater aan de kliniek verbonden. Ik informeer de patiënte samen met onze psycholoog, die het dan overneemt voor meerdere ondersteunende gesprekken. Alles om dat te voorkomen wat zojuist is gebeurd, dat vrouwen in hun radeloosheid iets wanhopigs doen.’
‘Kunnen de ramen op slot?’
‘Ik begrijp wat u denkt. Ja, en dat hebben we in een enkel geval ook moeten doen, bijvoorbeeld toen we een moeder hadden met een neiging tot kraambedpsychose. We zijn prima in staat het hele natraject te verzorgen, zelfs zuigelingenzorg en het consultatiebureau tot de vierjaarscontrole. Maar in het geval van Lena, nee. Er was niets wat erop wees dat ze zichzelf wat zou aandoen. Niets.’
‘Niets?’
‘Lichamelijk gezien was ze af en toe wat duizelig en vermoeid. Ze was wat misselijk. Meer niet. Ik ervoer haar als rustig en stabiel.’ Samuel keek een hommel na die naar de seringenhaag vloog; alsof hij met het insect had willen wegvluchten, met de gevleugelde van gedaante had willen wisselen en het gesprek achter zich had willen laten.
‘Is er verder niets wat u zich kunt herinneren?’
‘Ze had een paar blauwe plekken op haar onderbenen en armen. Ze had gevoetbald met de buurkinderen, zei ze. Wij vragen altijd naar blauwe plekken. Het is niet ongebruikelijk dat vrouwenmishandeling tijdens de zwangerschap voorkomt. De paren die wij behandelen, staan onder zware psychische druk.’
Hij had blijkbaar niets meer te vertellen. Maria stond op en liep het gebouw binnen om met Hartman te praten.
De ingang zag eruit als een woonkamer, met exclusieve hardhouten meubels. Het warmgele behang harmonieerde zacht met de lambrisering in een mildgroene kleur. De dunne, witte zomergordijnen fladderden lichtjes door de tocht. Er hingen overal groene planten in plantenhangers en kruiken. Het stucwerk van het plafond boven de kristallen kroonluchters was discreet en smaakvol. In een groen geglazuurde, achthoekige pot bij de balie groeide een sinaasappelboompje met echte vruchten, maar de balie was verder dan ook het enige wat erop wees dat je je in een ziekenhuis bevond. Aan de muren hingen schilderijen met natuurmotieven in dikke houten lijsten. Teak? Een zacht vioolmuziekje, geaccentueerd door cello en fluit, weerklonk door de kamers in ontspannen, zachte golven; een schril contrast met de aangrijpende gebeurtenis buiten. Aromatische geuren van roos en sandelhout zweefden door de lucht. Maria zag een badkamer met roze tegels en vergulde kranen, en de geuren werden sterker. Stapels krijtwitte, dikke badhanddoeken lagen netjes in een open linnenkast. Maria’s blik werd gevangen door een kandelaar met brandende kaarsen. De muziek volgde haar de trap op, als een irritant, opdringerig hondje.
‘Kan ik u helpen?’ Susann Göthe kwam onverwachts haar kamer uit. HOOFD LABORATORIUM stond er op het messing deurplaatje. Vanuit de deuropening zag Maria een zwaar eiken bureau en een antieke tafellamp met een grote roestbruine kap. Het vloerkleed en de gordijnen hadden exact dezelfde nuance: een warme, oranjegele tint. Tegen de achterwand hing een olieverfschilderij van een naakte vrouw, half verborgen achter de boom der kennis van goed en kwaad. Eva lacht. De slang fluistert in haar oor. Zijn onderlijf komt tegen haar been aan, geërecteerd en glanzend. Adam ligt op de grond, in diepe slaap, omsloten door het groen van het paradijs, onwetend en naakt. Susann Göthe deed de deur achter zich dicht.
‘Waar is de kamer van Lena Wide?’
‘Ik loop met u mee naar boven. Het is allemaal heel onwerkelijk, hoewel je misschien kon verwachten dat het vroeg of laat zou gebeuren.’ Susann bleef halverwege de trap staan en draaide zich om. ‘Vrouwen die hulp zoeken om zwanger te worden, worden heen en weer geslingerd tussen geluk en zware teleurstelling. Degenen die hierheen komen en veel geld betalen om hulp te krijgen, zijn er volledig op ingesteld dat het zal lukken. Het is vaak hun laatste hoop. Veel van de minder bedeelden sluiten een lening af, nemen een extra hypotheek op hun huis of laten hun ouders of broers en zussen borg staan. Het is een spel met een hoge inzet.’
‘Heeft Lena Wide eerder aangegeven dat ze zichzelf wat zou kunnen aandoen?’
‘Ze was niet zo’n prater. Toen ik bloed bij haar afnam, merkte ik dat ze ontzettend bang was voor injectienaalden. Hoewel ze goede aderen had, was het niet eenvoudig om haar te prikken. De laatste keer dat we elkaar zagen, heb ik spoedtests bij haar afgenomen voordat ze onder narcose zou worden gebracht voor de operatie. “Ik wil niet meer, Susann”, zei ze. Ik wist dat ze niet geprikt wilde worden, dus ik heb daar verder niet bij stilgestaan. Pas toen ze op de grond lag, begreep ik wat ze eigenlijk had bedoeld.’
Hartman zat in een fauteuil bij het raam. Maria had moeite om zijn gezicht te zien in het tegenlicht van de gloeiende avondzon die de kamer vulde met zijn warme licht. Zijn houding was ontspannen, zoals hij daar met beide armen op de gestoffeerde armleuning van de fauteuil rustte. Lichaamstaal is belangrijk in verhoorsituaties, net zoals de toon. Het is zaak vertrouwen te kweken. Daar was hij zorgvuldig in, Hartman. ‘Bang gemaakte getuigen herinneren zich dingen slechter, je wordt dom van stress’, zei hij altijd. Op het bed tegen de andere muur zat een vrouw met een rood behuild gezicht met haar armen dicht om haar lichaam heen. Maria meende dat ze van haar eigen leeftijd was, misschien iets ouder. De vrouw droeg een groene tuniek met het logo van de kliniek - een kiemplantje in een mensenhand - en een lichtgele ziekenhuisbroek.
‘We gingen kijken of Lena wakker was. We zagen haar met de ambulance binnenkomen en we hadden medelijden met haar, Yvonne en ik. En toen ging ze naar de operatiekamer. We wilden horen hoe het met haar was. Je leert elkaar zo goed kennen in dergelijke situaties. Het is hier in de kliniek gemakkelijker om te praten, iedereen begrijpt hier wat je doormaakt. Dat vond Lena ook. Daar hadden we het over voordat ze naar huis ging. We klopten aan, maar ze gaf geen antwoord. Toen we naar binnen gingen, zat ze in het raam te roken.’ De in het groen geklede vrouw barstte weer in tranen uit. Hartman reikte haar een tissue aan van het roestvrijstalen planchet boven de wastafel.
‘“Je mag nog helemaal niet op”, zei ik. “Kom, dan help ik je in bed.” Ze deed zo gek. Ze antwoordde helemaal niet, ze liet haar sigaret uit het raam vallen. Ik zag hoe ze hem nakeek. En toen, voordat een van ons kon reageren, stond ze in het raam, lijkbleek. Ik werd bang en riep dat ze voorzichtig moest doen. Ze keek om, dwars door me heen. Ze keek zo vreemd, alsof ze tegelijkertijd in lachen en in huilen zou uitbarsten. “Het was een wangedrocht”, fluisterde ze en ze leunde achterover. Ik rende naar haar toe om haar benen vast te pakken toen ik begreep wat ze van plan was’, mompelde de vrouw nauwelijks hoorbaar. ‘Ik kreeg haar tuniek te pakken, maar ze was te zwaar. Ze glipte uit mijn handen, zo op het asfalt. Het is zo vreselijk. Zo onbegrijpelijk erg!’ De vrouw keek naar haar handen en haar ogen vulden zich opnieuw met tranen en stroomden over.
Hartman liep naar het raam en stak zijn handen naar buiten.
‘Ja, zo was het. Ik verloor mijn grip. Ze leeft niet meer, hè?’
‘Nee’, zei Hartman en Maria hoorde dat zijn stem ongewoon dof klonk.