24

‘Wat moest jij in godsnaam in het ziekenhuis?’ In Ragnarsson-Storms witte, schilferige gezicht werden rode vlekken zichtbaar. Zijn wenkbrauwen kwamen boven zijn neuswortel dreigend bijeen. ‘Geef antwoord! Geen enkele superieur heeft toestemming gegeven om te ruilen! Er staat niets in de computer. Wat heeft dat verdomme te betekenen?! Ek zat aan de receptie toen ik beneden kwam. Ek en niet jij, Wern, die daar volgens het rooster had moeten zitten!’

‘Ik vond dat het mijn beurt was.’ Ek zat uitvoerig zijn nagels te bestuderen, peuterde een korreltje onder zijn pinknagel weg en keek besluiteloos naar zijn duim.

‘Het was mijn idee’, zei Maria moedig. ‘Ek had een belangrijke vergadering die hij niet wilde missen. En ik kon overwerken. Wat er in het ziekenhuis is gebeurd, leek niet binnen kantoortijd te kunnen worden afgehandeld.’

‘Ik ben degene die toestemming geeft om te ruilen. Wie dat uit eigen beweging doet, begaat een ambtsovertreding. Is dat duidelijk? Weet je tot welke disciplinaire maatregelen een ambtsovertreding kan leiden, Wern?’

‘Ik heb een briefje neergelegd voor de secretaresse. Zij zou het in de computer zetten’, legde Maria uit.

‘Dat kan ze niet doen voordat ik het besluit heb genomen.’

‘Jij zat in een bespreking. De tijd begon te dringen.’ Storm keek alsof hij zou stikken of mogelijk moest overgeven. Zijn handen frummelden onder zijn jasje naar zijn sigaretten, die hij niet meer binnen mocht opsteken, en bleven ter hoogte van zijn borstzakje hangen in de vorm van krampachtig gekromde klauwen. Zijn ogen staarden wild van onder de borstelige wenkbrauwen vandaan.

‘Verdwijn uit mijn ogen en doe het verdomme niet wéér!’

‘Vrouwen!’ hoorde Maria hem zeggen toen ze de hoek om liep. Ek reageerde niet. Nu hoorde ze het opnieuw, wat nadrukkelijker. Arme man, wat was zijn leven toch gecompliceerd. De nieuwe vrouwelijke politie-intendant was van plan de ongelijke behandeling stevig aan te pakken. De helft van alle vrouwelijke politiefunctionarissen werd gepest. Dat bleek uit de laatste statistiek. Maria had haar enquête waarheidsgetrouw ingevuld, al zou ze nooit aangifte doen van seksuele intimidatie. Dat zou sociale zelfmoord zijn. Volgens Hartman was het nu aan Storm om gespreksgroepen te vormen om het probleem te verhelpen. Storm in een gespreksgroep! Maria had bijna medelijden met hem. Die man zou tegenwoordig niet eens door een sollicitatiegesprek komen.

‘Ek heeft zijn eigen eten bij zich’ , zei Erika. ‘Ik zag dat hij het in de koelkast zette. Aardappels, vlees en groente ; ik heb de deksel een stukje opgetild. En een toetje. Is dat niet schattig?’

‘Ah, dan is het weer zover. Ik dacht het gisteren al, toen hij met mij wilde ruilen’, zei Maria. ‘Nu maar hopen dat het deze keer aan blijft. Hij begint wat sleets te raken.’

‘Arvidsson zegt dat hij haar heeft gevonden via een advertentie in Land.'

‘Néé.’

‘Ja, echt waar.’

‘Waar gaat het over?’ Arvidsson slenterde zijn kamer uit in de richting van de buitendeur.

‘De nieuwste verovering van Ek, heb je haar gezien?’

‘Heb je één poema gezien, dan heb je ze allemaal gezien.’

‘Dat moet je niet zeggen. Misschien komt hij ooit nog eens de ware tegen.’

‘Wie weet’, zei Arvidsson en hij haastte zich naar buiten.

‘Ga jij óók verpleegkundig personeel ondervragen?’ vroeg Erika. ‘Dan wordt het hier wel stil vandaag.’

‘Ja, de meeste verhoren vinden plaats in het ziekenhuis. Het personeel daar kan moeilijk voor langere tijd weg. En we willen graag iedereen die daar op dat moment aan het werk was tegelijkertijd horen. Hartman en ik gaan naar de flat van Alf Hansson en een buurtonderzoek doen.’

‘Weet je wat er onder die contactadvertentie stond?’

‘Godzijdank niet.’

‘Goede tweedehands boerin zoekt knecht.’ Erika trok een grimas met hoog opgetrokken wenkbrauwen en knikte nadrukkelijk.

‘Aha.’

‘En weet je wat daarachter stond?’ Erika popelde om het te vertellen, haar ogen glommen.

‘Sorry, maar ik moet nu weg. Hartman zit in de garage te wachten.’

‘Videvägen 28. Dat is het laatste weggetje voor de trimbaan’, zei Hartman. Hij schakelde terug en gaf richting aan naar links.

‘Alf woonde alleen, volgens zijn moeder. Hij speelde trompet in een jazzband en verzamelde postzegels. Ik heb in het register gekeken. Hij heeft geen strafblad. Niet eens parkeerboetes. Heb jij trouwens gehoord of er al sectie is verricht op Adina Atterhed? Ik ben dat gisteren vergeten te vragen.’

‘Dat kan ik me voorstellen. Maar het zal nu wel even duren voordat ze met haar aan de slag gaan. Misschien wordt er alleen uitwendig geschouwd en gaat ze niet door naar obductie bij de forensisch patholoog.’ Hartman kneep zijn ogen dicht tegen de zon en speurde langs de afgebladderde muren naar de zwarte huisnummerbordjes die daar ooit hadden gezeten.

‘De technische recherche heeft niets opmerkelijks bij de Atterheds gevonden. Hillersvik wordt weer vrijgegeven zo gauw de sectie klaar is. Als men iets vindt wat de theorie over zelfmoord of een ongeval ondersteunt, dan wordt het onderzoek afgerond.’

Hartman reed de parkeerplaats op en bracht zijn Ford tot stilstand. Hij bleef even in gedachten zitten.

‘Heb jij nog met Erik Atterhed gesproken?’ vroeg Maria.

‘Ja, over dat muziekstuk waar je het over had, die tarantella die zo luid werd afgedraaid, ik heb hem daarnaar gevraagd.’

‘En?’

‘Hij wilde er niet graag over praten, merkte ik. Uiteindelijk kwam hij ermee op de proppen dat zij was begonnen. Dat zij het had opgezet om hem te pesten. Een vreemde manier van omgaan met elkaar. Ik kan daar niet bij. Sommige mensen lijken samen te leven om elkaar maar zo veel mogelijk te kunnen treiteren.’

Er lag een fiets met een opengebroken slot in het trappenhuis. Hartman noteerde plichtsgetrouw het framenummer. Alf Hansson woonde op de begane grond. De deur was voorzien van een spionnetje. Ze gingen naar binnen met de reservesleutel die ze van Alf Hanssons moeder hadden geleend. Maria was Arvidsson dankbaar; hij was de avond ervoor meegegaan om haar van het overlijden van haar zoon op de hoogte te brengen. Daar was hij goed in, Arvidsson, met oudere dames praten. Hij was ook niet bang voor lichamelijk contact, zoals je misschien zou denken. Mevrouw Hansson had tegen zijn schouder uitgehuild en Maria had een zekere verbazing gevoeld. Hij was opmerkelijk, Arvidsson.

Een typische vrijgezellenflat openbaarde zich voor hun ogen: een eenkamerwoning met een kitchenette. De geur die hun tegemoetkwam, was enigszins bedompt en rook naar vaste vloerbedekking en oude etensluchtjes. Een breed bed, een grote stereo-installatie, een gewone tv, constateerde Maria. Vrij stoffig. De vuile was lag in stapels op de grond. Geen schilderijen aan de muren, alleen een poster met een halfnaakte vrouw op een motorfiets en een andere poster met een buitenaards wezen dat een biertje dronk - We are only here for the beer - en een boekenkast zonder boeken. Er was überhaupt niets waaruit bleek dat iemand daar permanent woonde. Een kamer voor iemand op doorreis. Triest? Maria nam een kijkje in de badkamer. Ze kreeg het onbehaaglijke gevoel dat ze in iets zeer persoonlijks snuffelde. Een badlaken, slordig over de rand van het bad gesmeten, baardhaar en ingedroogd scheerschuim in de wastafel, een asbak met een kop erop op de vloer naast de wc-pot, een overvolle prullenbak met bovenop een gebruikt condoom, en nog meer vieze was.

‘Hij was misschien toch niet zo zonder gezelschap als zijn moeder dacht’, zei Hartman en Maria constateerde dat dat ook haar conclusie was. Het kleine aanrecht van de kitchenette was bedolven onder de vaat, bierblikjes, lege conservenblikken waarin witte bonen, visballetjes, tonijn in olie of ravioli had gezeten. Een pan vol water en een aangebrand prutje stond in een overvolle spoelbak te balanceren. Er hing geen gordijn voor het raam, de luxaflex was half omlaag. Een bruingele en verdorde euphorbia stond tegen het raam geleund. Maria had gemeend dat cactusachtigen van dat kaliber alles overleefden, maar dat was blijkbaar niet het geval. De trompet stond op een standaard op de grond. Glimmend! Hij zweefde als een klasse apart boven het geel-bruine ruitpatroon van het versleten zeil.

‘De technici moeten het hier maar overnemen, geloof ik.’ Hartman keek Maria vragend aan.

‘Geen sporen van geweld. Zullen we dan maar beginnen met het buurtonderzoek?’

Maria belde aan bij de tegenoverliggende deur. Ze werd uitgebreid bestudeerd door het spionnetje voordat er een neus door de spleet boven de veiligheidsketting zichtbaar werd. Toen het gezicht helemaal in beeld kwam, bleef de indruk van de neus aanwezig. De hele vorm van het hoofd liep taps toe en streefde vooruit naar een zeer royaal bemeten reukorgaan. De grijze knot in de nek leek te zijn aangebracht voor het evenwicht, dacht Maria en ze probeerde serieus te blijven.

‘Ja, Alf, dat is een fatsoenlijke jongen. Ja. Een beetje zwijgzaam. Hij slaapt overdag. Soms bonst hij op de muur als ik er niet aan denk en de radio te hard aan heb, maar aan de andere kant speelt hij trompet. Hoewel ik dat mooi vind. Ja. Zelfs als ze met hun allen spelen. Tja.’ De vrouw lachte en er werd een rij slecht onderhouden tanden zichtbaar.

'Heeft hij ook andere kennissen dan die muzikanten?’

‘Wilt u misschien koffie?’ vroeg het oudje verwachtingsvol, zonder de vraag te beantwoorden.

‘Nee, dank u’, zei Maria snel toen ze zag dat het schoonmaakniveau ver onder dat van Alf Hansson lag. Aan prullaria geen gebrek, aan kattendrek evenmin.

‘Zijn moeder was hier soms, maar verder heeft hij alleen mannelijke kennissen. Ja. Maar ik ga vroeg naar bed. Dus ik weet niet of hij ’s nachts damesgezelschap heeft. Dat weet ik niet, nee.’ De vrouw lachte en haar lach ging over in een hoestaanval. Een vetgemeste kat op kromme poten sprong onelegant van het bed en schommelde naar zijn etensbak. Maria vroeg of ze even van het toilet gebruik mocht maken. Dat was helaas noodzakelijk en ze werd verwezen naar een hokje waar uitgewassen lange kousen, korsetten en zalmroze hemden vochten om de ruimte aan de drooglijnen aan het plafond. Op de grond stond een rij emmers met kleren in de week. Maria bleef even staan kijken, haar benen gekruist. De wc-bril was bekleed met een lichtblauwe ‘winterse stuurhoes’ van hetzelfde materiaal als de badmat, en bedde de troon in in een warm, lichtblauw dons.

Ze kwamen elkaar op de eerste overloop weer tegen. Een deur boven hun hoofden werd met een ‘rotsmeris’ dichtgesmeten.

‘Wat is er gebeurd?’

‘Ik sprak met een knul van in de twintig, gemillimeterd, absoluut niet in staat tot een normale conversatie.’

'Heeft het iets opgeleverd?’

‘Hij betitelde zijn buurman als “die flikker daar”. “Daar” betekent hier: op de benedenverdieping. Ik vroeg hem aan te geven of dat een meer algemeen scheldwoord was of dat hij meende dat Hansson homoseksueel was, en hij beaamde dat laatste met “een poot, weet je wel’’.’

‘Dat is niet iets wat Alf zijn moeder heeft toevertrouwd. Zij verwachtte dat hij met een leuk meisje zou thuiskomen.’

‘Ik heb hem gevraagd of het om een specifieke man ging of om meerdere en hij gaf het signalement van een blonde man van middelbare leeftijd. Zijn moeder had het over een neef. Misschien is voor onze kale vriend boven eenmalig herenbezoek al voldoende om zijn fantasie op hol te laten slaan. Dat is de vraag. Hij was niet bereid mededelingen te doen over gedetailleerde waarnemingen. Misschien moeten we hem later nog eens opzoeken. Tegenover die knul woont een vrouw die ’s nachts werkt. Ik belde haar uit bed. Ze was niet echt aanspreekbaar, dus ik heb haar gevraagd contact met ons op te nemen als ze wakker was. Ze moest komende nacht blijkbaar ook werken en had haar slaap nodig.’