43
‘Ben je bang voor de tijd, mama?’
‘Wat zeg je nou?’ Maria richtte haar aandacht op Emil, zonder de tv-soap helemaal uit het oog te verliezen. Hij legde zijn warme handjes om haar wangen en eiste haar volledige aandacht, net zoals Maria altijd deed als ze wilde dat haar kinderen naar haar luisterden.
‘Ben je bang voor de tijd?’
‘Waarom vraag je dat?’ vroeg Maria verbaasd.
‘Je zegt dat je je opgejaagd voelt door de tijd.’
‘Ja.’
‘En dan zeg je dat je geen tijd hebt. Dat er geen tijd is. Maar je kunt toch niet achterna worden gezeten door iets wat er niet is?’
‘Nee, daar heb je gelijk in.’
‘Is de tijd dan misschien een spook?’
‘Ja, misschien wel.’
‘Dat je dood kunt slaan, opa zegt dat je de tijd kunt doden. Ik wil mijn spookpyjama niet aan, want Linda heeft er oorsmeer op gesmeerd!’ Emil keek zijn zus beschuldigend aan, maar die hing tussen alle kussens op de bank en sliep met open mond en koortsblosjes op haar wangen.
‘Pak je blauwe pyjama dan. Die ligt in de strijkkamer, ergens in de stapel. Ik heb de was nog niet kunnen sorteren, maar ik weet dat ik hem daar heb gezien’... samen met alle losse sokken waarvan de kans om hun wederhelft te vinden afnam naarmate het aantal nieuwe, ongesorteerde sokken toenam, dacht ze.
‘Ik zie geen pyjama.’
‘Kun je dan niet in een T-shirt slapen?’
‘Nee, ik wil mijn pyjama!’
‘En als je je mooie T-shirt met dinosaurussen aan mag?’
‘Ik wil mijn pyjama, anders ga ik niet slapen!’
Maria zuchtte diep en stond op.
‘Ik wil niet volwassen worden.’ Emil kroop op het tweepersoonsbed in de logeerkamer, waar alle strijkwas als bijeengeharkte bladeren op een hoop lag. Hij tijgerde naar het midden.
‘Waarom niet?’
‘Is het leuk om volwassen te zijn?’ Maria bleef steken in haar beweging en keek haar zoon aan. ‘Nou?’ vroeg hij.
‘Even denken, ja, soms. Soms, als je erin slaagt de tijd te laten stilstaan en kunt genieten van het moment. Zoals nu, het gaat nu alleen om jou en mij en een vulkaan die blauwe pyjama’s en sokken en onderbroeken uitspuugt, en dat is niet zo gek!’ Maria pakte een grote stapel wasgoed en liet hem boven op Emil vallen, die onmiddellijk de aanval pareerde met drie broeken en een badjas. Maria vond een van Kristers grijze wollen sokken en trok hem over haar hand als een handpop. ‘Is het leuk om een schaap te zijn?’ blaatte ze met de stem van een lammetje. Emil schaterde het uit en vond zelf een geschikte sok die mocht meedoen aan de discussie. Een rode vos. Uiteindelijk rolden ze door de kleren en kregen de slappe lach.
‘Ik ga een hut op de vulkaan bouwen. Linda mag er ook in wonen.’
Toen hij in zijn blauwe pyjama in slaap was gevallen en Maria haar kinderen naar bed had gedragen, waren die woorden er nog steeds. ‘Ben je bang voor de tijd, mama?’ Wat een dag! Krister was naar Malmö vertrokken en zou die nacht wegblijven. Ze had hem niet telefonisch kunnen bereiken, zelfs ’s middags niet toen zijn lezing was afgelopen. Linda was weer ziek. Maria kon Himbergs commentaar op de achtergrond horen toen ze opbelde om te zeggen dat ze thuis zou blijven om voor een ziek kind te zorgen. ‘Een vrouw hoort thuis te zijn vanwege de zorg voor een gezonde man’, was zijn standaardopmerking. Toen had ze een plaatsje veroverd in de telefonische wachtrij voor het gezondheidscentrum, in haar nachthemd, om haar plekje in de rij niet kwijt te raken, en hadden de kinderen veel te lang voor de video gezeten. Halverwege had Linda hulp nodig gehad op het toilet en had Maria opnieuw moeten beginnen omdat de verbinding was verbroken. En toen ze eenmaal aan de beurt was, was er overdag geen plaats meer en werd ze verwezen naar het avondspreekuur. En een nieuwe telefonische wachtrij. Was Krister maar thuis geweest! Wat is de tijd van een mens waard? ‘Wat is een mensenleven waard?’ had Karin gevraagd. Toen Emil net geboren was, hadden ze gewoon naar het open spreekuur van het gezondheidscentrum kunnen gaan als er wat was. Hoe kwamen oude zieke mensen in hemelsnaam ooit aan de beurt?
Maria toetste het nummer van Karin in en Julius nam onmiddellijk op, alsof hij naast de telefoon had zitten wachten. Nee, er was geen nieuws. Hij had moeite zijn irritatie over de politie te verbergen.
‘Jullie moeten iets doen! Ze is verdwenen! Ik wurg de receptioniste bij de Cheironkliniek binnenkort! Ik hou mezelf niet meer in de hand als er niet gauw wat gebeurt!’ En wat kon Maria anders doen dan luisteren, nu ze daar toch alleen met haar kinderen zat?
De tv-soap ging gewoon door - als bescherming tegen de eenzaamheid en het donker. Een zinloos tijdverdrijf, maar het was het enige waar ze puf voor had na een inspannende dag. Wat is eigenlijk zinvolle tijd? Misschien is het leven niets anders dan de grote ogenblikken, maar vaak weet je pas achteraf dat ze groot waren omdat je je díé kunt herinneren. Momenten van tederheid en nabijheid, zoals wanneer je met je zoon in een vulkaan van kleren aan het stoeien bent. Er zijn ook bijzondere momenten die er niet van komen, zoals vanochtend toen ze aan de ontbijttafel zaten voordat de kinderen wakker waren en Maria plotseling voelde hoeveel ze van haar man hield. Het gevoel was zó sterk, zo tussen de yoghurt, de cornflakes en de ongelezen krant van die dag, dat ze hem van achteren besloop en hem in zijn nek kuste. ‘Kom!’ Ze had haar handen onder zijn overhemd laten kruipen. ‘Wil je? Het kan nog makkelijk.’ Hij had haar van zich afgeschud. ‘Dan kom ik in de min met mijn flexuren.’ Dat was zijn manier om zich uit de situatie te redden, met een grapje. Maar dat was de laatste weken wat al te vaak gebeurd. Zijn lijf dat tegenstribbelde, bijna ongemerkt, de respons die ontbrak.
Het liefdespaar van de soap was in elkaar verstrengeld, in halfnaakte beelden van halve lichamen. Het kreunde en hijgde. Vorige week hadden ze in een andere combinatie liggen hijgen en de week daarvoor had die blonde in bed gelegen met weer iemand anders, of was hij dat? Wie neemt wie? Iedereen is vervangbaar. Is dat wat de tv-series, de opvoeders van onze tijd, ons willen leren: flexibiliteit? Dat niemand onmisbaar is? Maria moest aan het toneelstuk De geslaagde bevriezing van de heer Moro denken, waarin werd geëxperimenteerd met het invriezen van arbeiders ten tijde van laagconjunctuur om ze weer te ontdooien als ze nodig waren. Om ze niet onnodig salaris te hoeven uitbetalen. Vervangbaarheid en flexibiliteit. Als je, zoals in de tv-soaps, vervangbaar bent in relaties, gaat dan niet de hele zin van het leven verloren? Wat is het leven van een mens waard? In relatie tot een ander mens? Erik Atterheds Estlandse vrouwen waren voor hem vervangbaar geweest. Als je zoals hij meende dat je het recht had om andere mensen te zien als verbruiksgoederen en ze te vermoorden, móést je wel zo denken.
De telefoon weergalmde door het huis. Maria hoopte dat Emil niet weer wakker zou worden. Het was niet eenvoudig geweest om hem in bed te krijgen.
‘Hartman hier. Ik wilde je alleen maar vertellen dat we je buurman Julius Ceder bij de Cheironkliniek hebben opgehaald. Hij had zich via een achterdeur toegang verschaft en een verpleeghulp met haar eigen sleutel in een opslagruimte van zuurstofflessen opgesloten. Arme man! Is het misschien mogelijk dat je hierheen komt om met hem te praten?’ Maria keek op haar horloge. Half twaalf! Kon je je schoonmoeder om half twaalf nog bellen?
‘Zal het proberen.’
Een uur later zat ze op het bureau met een symfonie van wijze spreuken à la Gudrun nog in haar oren. Het grondakkoord was in mineur. Toch was ze dankbaar, dat was het niet. Schoonmama had beloofd voor Linda te zorgen tot ze weer naar de crèche kon.
Julius zag er meelijwekkend uit, zoals hij daar bibberend met een beker hete koffie tussen zijn handen in de bezoekersstoel zat. Maria liep naar hem toe en omhelsde hem. Hij rook naar zweet en ongewassen haar.
‘Het komt wel goed, Julius. Samuel Göthe wil geen publiciteit, dus hij doet geen aangifte. Ik breng je naar huis.’