Proloog
Denkend aan Tahiti zie ik brede golven traag over oneindige stranden gaan…
Mijn tenen verdwijnen in het heldere blauw van de lagune, in water zo warm dat het nauwelijks als zodanig herkenbaar is. Zelfs wanneer ik mijn voeten heen en weer beweeg, voelt het meer als zijde dan als vloeistof. Ik doe één oog een beetje open om te zien of mijn benen werkelijk onder water zijn en ontdek dat ik tot aan mijn knieën in turkooise gelatine sta.
Ik schuif naar voren op de vlonder, strek mijn benen verder uit, zodat mijn hielen de zeebodem raken, maar pas als ik op het gemeen harde gebleekte koraal ga staan, weet ik weer waar ik ben: het paradijs.
Dat weet ik vrij zeker, niet vanwege de wuivende palmbomen of de zoet bedwelmende lucht van kokosolie die in de ochtendlucht hangt, maar omdat ik zojuist gekust ben op een manier waar ik alleen maar van kon dromen…
Ik sluit mijn ogen en laat de zonnestralen mijn gezicht warmen. En dan te bedenken dat ik hier onder zachte dwang naartoe ben gesleept…