35

‘Auw!’ Ik gooi mijn benen in de lucht en draai met mijn enkels. Mijn voeten doen nog zeer van het vele dansen gisteravond. De terugkeer van de Rechtvaardigen bracht ons in een obsceen uitgelaten stemming en we wisten de meeste cocktaildrinkers aan de bar ertoe over te halen met ons de muziek van Soul Desire lijfelijk te aanbidden.

‘Heerlijk dat jullie samen met ons dansen,’ zei Lexi tegen ons tijdens een adempauze. ‘Zo lijkt het net alsof ik niet als enige werk!’

Ondertussen deed Fantasia net alsof ze diep beledigd was omdat ik ‘de grens was gepasseerd’ met een van haar jongens, maar ze besloot me al gauw te vergeven, zolang ik maar wat sappige details onthulde.

‘Die draaiende heupbewegingen die Tezz maakt tijdens ‘Hey Mister’…doet hij die privé ook?’ wilde ze weten.

Ik haalde geheimzinnig mijn schouders op. Maar het antwoord is ja. O ja.

De show zelfwas beter dan ooit. Tony zong vol overgave ‘Love Devine’ van Seal (en hij klonk alsof hij het meende, hoera!) en Tezz verwerkte zijn tapdansje uit Manihi in zijn act, waarna hij op totaal andere toon verder ging en een prachtige ballade zong, waarbij hij Ua Here Vau la Oe fluisterde (‘ik houd van je’ in het Tahitiaans).

Later die nacht had ik de rustigste slaap van de hele trip, in de armen van Tezz, gekalmeerd door de warme bries die door zijn boomhut blies. Met Hugh had ik zo vaak wakker gelegen met het vage gevoel dat ik hem teleurstelde, maar afgelopen nacht voelde ik me zo ontspannen, alsof ik eindelijk de plek had gevonden waar het voldoende was om mezelf te zijn.

De volgende dag namen Tony en Tezz Felicity en mij mee parazeilen vanaf de boot van een vriend. Al met al was het, nadat ze me hadden verzekerd dat ik niet onverwachts kon verzuipen en dat het touw niet kon knappen, verrassend kalmerend. Het voelde een beetje alsof ik uit mijn lichaam trad, hoog boven alles en iedereen. Niet alleen kreeg ik zo een nieuwe kijk op het eiland, maar ook op sommige dingen die Tezz en ik de avond tevoren hadden besproken. Hij had het erover gehad om terug te gaan naar Boston, naar zijn moeder en zus, en dat hij weer met zijn vader wilde praten.

‘We denken erover om op tournee te gaan en hoewel ik er altijd over gedroomd heb om op te treden in het Fleet Center, durfde ik dat de laatste jaren niet meer. Het is bijna alsof ik bang ben dat alle ellende van vroeger dan terugkomt. Maar mijn vader komt volgende maand vrij. Hij wil opnieuw beginnen en volgens mij is de tijd rijp. Als jij dan bij me zou kunnen zijn…’

Het valt me op dat voor Tezz vooruitgang betekent dat hij teruggaat naar huis, terwijl het voor mij juist inhoudt dat ik mijn huis verlaat. Even vraag ik me af of we samen in Boston zullen eindigen. Het zou ideaal zijn: hij kan voor zijn thuispubliek dansen en ik zou kunnen werken bij een van de meest prestigieuze kunstgalerieën in het land. Oja, en de winters zijn er echt afgrijselijk: meedogenloze regen en wind die je de adem benemen. Heerlijk.

Daar hing ik dan, heerlijk optimistisch, toen de speedboot ineens van richting veranderde en ik recht boven de waterbungalows van het Bora Bora Lagoon Resort kwam te hangen. Ineens kromp mijn maag in elkaar terwijl ik bedacht dat ik later die avond vanuit een heel andere richting op de huisjes af zou komen.

‘Geef me de kracht om dit te laten lukken!’ bad ik terwijl ik zachtjes omlaag werd getrokken op het gestoffeerde platform achterop de boot en ik een geforceerd glimlachje tevoorschijn toverde voor Flossie.

‘Je ging zo hoog!’ zei ze bewonderend, terwijl ze me uit de gordel hielp, klaar voor haar beurt. ‘Kijk of je een foto van mij kunt nemen met de Windstar op de achtergrond!’

Ik nam haar fototoestel en klikte er op los, poserend tussen Tony en Tezz waarbij ik mijn armen voor me uitstrekte. Wie had dit kunnen denken toen ik ze voor het eerst zag, gepluimd en gespierd, klaar voor het ‘Freak Like Me’ nummer met de veren? Ze leken zo afwezig en onbereikbaar. Prachtig, maar buiten bereik. Nu stonden ze grijnzend naast me en ik wist dat het echt was omdat Tony me een speels kneepje gaf, in de hoop dat ik een raar gezicht zou trekken op de foto. Maar hij kon knijpen wat hij wilde – mijn glimlach bleef.

Tegen zonsondergang trokken Felicity en ik ons terug onder het voorwendsel dat we elkaar nog even alleen wilden zien voor ze uitging. Als alles goed ging met Hugh zouden we elkaar waarschijnlijk niet meer zien voor ze de volgende ochtend terugvloog naar Nieuw-Zeeland.

‘Maak het niet te laat – Tony maakt mossel-saffraansoep!’ knipoogde Tezz.

‘Doe ik!’ grijnsde ik, verrukt over mijn nieuwe gezinnetje, maar ondertussen deed ik vrolijk net alsof ik niet allerlei illegale activiteiten ging ondernemen.

‘Stop met dat gehannes en trek die waterschoentjes aan,’ beveelt opziener Lacey. ‘Hugh en Sandrine zijn al vertrokken voor het diner – we moeten ons haasten.’

Ik moet toegeven dat Felicity onmisbaar blijkt bij deze missie. Eerder vandaag heeft ze besloten dat we het niet konden riskeren om gezien te worden terwijl we het water ingingen en heeft ze voorgesteld om via de lagune te komen. Dat is waarom we nu een stel kajaks van de Windstar aan het halen zijn.

Het plan is als volgt: we peddelen naar een plek op een eindje bij de bungalows vandaan, gaan het water in, zwemmen ernaartoe, ruilen de parels om en keren terug naar de Windstar waar we ons flink zullen laten gaan in de bar zodat iedereen zich ons herinnert, wat betekent dat we absoluut ‘niets te maken kunnen hebben met enige criminele activiteiten in het Bora Bora Lagoon Resort, agent.’

‘Ik hoop maar dat de kajaks niet wegdrijven,’ pieker ik bij de eerste voorzichtige slagen. ‘Ze hebben tenslotte geen anker…’

‘Het komt wel goed,’ verzekert Felicity me. ‘Het water beweegt nauwelijks, er is hier geen stroming of tij.’ Ze steekt haar peddel omhoog. ‘Klaar?’

Samen pedellen we gestaag verder over het zwarte water. Felicity gaat duidelijk harder en af en toe houdt ze stil zodat ik haar bij kan houden. Als ze vindt dat we de bungalows dicht genoeg zijn genaderd, maakt ze een gebaar om te stoppen en laat ze zich in het water glijden, waar ze tot haar nek toe in verdwijnt. Ik doe hetzelfde. Het water voelt nog altijd aangenaam warm na een hete dag, maar toch ril ik.

‘Gaat het goed?’ fluistert ze.

Ik knik terug, want ik kan niets uitbrengen.

‘Zie je over vijf minuten op het balkon,’ instrueert ze me en crawlt verder.

Ik probeer zo gelijkmatig mogelijk te bewegen zodat ik het water niet verstoor, maar wanneer ik naar voren zwem, komt mijn rechtervoet per ongeluk boven het water uit en plonst luidruchtig neer. Een prima manier om mezelf nog verder op te jagen. Ik mopper tegen mezelf en hoop maar dat mijn vader me niet ziet, teleurgesteld over mijn onkunde bij het naderen van de plaats delict. Hij had zijn zinnen gezet op zijn eigen Artful Dodger maar kreeg een kunsthistorica.

Mijn hart begint te bonzen wanneer we bij onze respectievelijke bungalows aankomen. Laat dit allemaal makkelijk verlopen, bid ik – geen boobytraps, geen ongelukjes, geen arrestaties.

Plotseling maak ik me over alles zorgen: het breken van de code, het gooien van de parels, het terugvinden van de kajaks…Maar dan dwing ik mezelf tot professionele kalmte. Alles op zijn tijd.

Ik zwem precies onder de koffietafel en vloek dan omdat ik opnieuw een paar centimeter te kort schiet. Ik kan niet bij de richel komen en moet springen, wat niet makkelijk is vanaf het koraal. Mijn eerste poging mislukt en bij de tweede krijg ik een splinter in mijn middelvinger.

‘Auuwww!’ zeg ik zwijgend en schud mijn hand in het water. Ik heb geen tijd om er lang bij stil te staan, ik moet omhoog zien te komen. Ik probeer te doen alsof ik veren onder mijn voeten heb, buig mijn knieën om omhoog te komen, wanneer ik plotseling een zetje krijg.

‘Hebbes!’ Ik grijp de richel en krabbel omhoog zodat ik blijf zitten.

‘Ik zei tochdat je me nodig zou hebben,’ zegt Felicity zelfvoldaan voor ze naar haar bungalow waadt.

Nu we hier eenmaal zijn, besef ik dat ik niet zonder haar had gekund. Een vaardige handlanger betekent dat alles in de helft van de tijd kunt doen. Bovendien betekent haar inzet een extra motivatie. Als ik alleen was, zou ik de hele zaak van pure opwinding allang hebben afgeblazen.

Maar hier zit ik dan. Ik moet me even verzitten zodat ik de glazen bovenkant kan bewegen, waarbij ik een paar spieren verrek. Het sjouwen met zware boeken en heen en weer fietsen tussen de bibliotheek en het museum vormen kennelijk geen goede voorbereiding op het inbrekersle-ven. Daar gaan we…Het glas geeft mee en ik schuif het opzij totdat ik voldoende ruimte heb om mezelf op te trekken. Ik grijp naar achteren in mijn waterdichte rugzak en pak een handdoekje – ik mag geen waterdruppels achterlaten. Zodra ik droog ben, laat ik de handdoek op de grond vallen en schuif richting de kluis.

Goed. Eens kijken of ik de gegevens uit Sandrines paspoort nog weet. Ik tik een variatie in van zes getallen. Bij de derde keer is het raak: haar geboortedatum achterstevoren. Ze had toch beter moeten weten. Mijn vader zei altijd dat zelfs de sluwste types ervoor kiezen om hun verjaardag als code te gebruiken. Ik glimlach bij mezelf: hier kan hij in elk geval trots op zijn. Ik reik in de kluis en pak de zak, erop lettend dat ik het bekertje water niet omstoot.

Met opnieuw de handdoek als druppel vanger schuif ik naar het balkon, open de deur en stap naar buiten. Even sta ik stokstijf, biddend dat mijn hart wat minder hard gaat bonzen dat het nu doet. Als ik weer rustiger ben, fluit ik zachtjes en zie ik Felicity verschijnen.

‘Hebbes!’ en ze lacht haar tanden bloot. ‘Klaar?’

Ik kan nog steeds niet geloven dat we met parels gaan gooien, maar ik zet mijn vrachtje plichtsgetrouw neer en maak me klaar om te vangen.

‘Klaar!’ sis ik.

Ze gooit ze direct op mijn lichaam. Ik grijp ze stevig vast, zuchtend van opluchting. Nu nog één.

Het is mijn beurt. Opnieuw gieren de zenuwen door mijn keel. Ik was altijd al minder goed in dingen over een afstand gooien – als doelschieter hoefde ik de bal maar over een klein eindje te werpen en dat ging om precisie. Felicity werpt veel nauwkeuriger. Maar ik kan het ook!

‘Nu!’ roep ik.

Ik wil het zakje loslaten en naar voren werpen als de Windstar ineens op de toeter blaast en mijn hand een schikbeweging maakt. Nog voor ik kan zien waar de parels terecht zijn gekomen, hoor ik al een plons.

O nee! Het is een herhaling van het gedoe met de verlovingsring, maar dit gaat het echt om een kostbare lading.

Ik kijk wanhopig naar Felicity, maar die is verdwenen. Mijn ogen schieten over het water – de kringen zijn te groot voor de parels alleen: ze is ze achterna gesprongen. Ik ren naar de rand van het balkon en kijk omlaag. Waar is ze? O God, laat haar niets overkomen…Plotseling hoor ik iets in het water omhoog komen en ze verschijnt, ademloos, met de zak in de lucht.

Ik wil juichen maar kan niets anders doen dan een beetje met mijn armen zwaaien.

‘Ik ga terug door de koffietafel,’ sist ze.

‘Wat?’

‘Ik wil geen verdachte plasjes achterlaten op het balkon.’

‘O, wat ben je goed!’ zeg ik prijzend.

Ik ga terug naar binnen, sluit de patiodeuren achter me. De parels gaan terug in de kluis, ik draai het slot dicht, veeg eventuele vingerafdrukken weg en verdwijn weer door de opening, waarbij ik met iets te veel lawaai in het water terechtkom. Nou ja, de klus zit erop, dus wat geeft het. Omdat ik weet dat Felicity sneller is dan ik, besluit ik vast terug te gaan naar de kajak. Ik ben al een eind op weg als een naar gevoel me bekruipt en ik achterom kijk.

O nee! Mijn hart staat stil. Er brandt licht in de kamer van Hugh.

Ik draai me spartelend om. Wat moet ik doen? Ze zal toch niet het licht hebben aangedaan? Is ze betrapt? Of is ze al weer weg? Ik kijk om me heen en probeer haar te ontdekken. Mijn hart begint opnieuw te bonzen, sneller nog dan het tapdansen van Tezz. Shit! Waarom zij? Ik zwem wat dichterbij in de hoop iets meer te ontdekken. Ik hoor geen geschreeuw. Hoe zou hij reageren op haar aanwezigheid? Heeft ze zich inderdaad op het bed geworpen? Heeft hij haar betrapt terwijl ze net met haar hoofd boven de koffietafel uitkwam? Ik zwem nog dichterbij. Er is iets gaande. Alsjeblieft, ze zal hem toch geen mep hebben verkocht?

Plotseling zie ik een menigte over de steiger naar Hughs kamer rennen: mensen van het hotel, beveiligingsmensen. O God! Daar is ze – ze wordt naar buiten geleid.

Wacht!’ gil ik. ‘Ik kan het uitleggen!’ Ik krijg een slok lagune binnen omdat ik tegelijk probeer te zwemmen en te schreeuwen. Het licht van een zaklamp schijnt in mijn gezicht en verblindt me, maar ik zwem door. Ineens wordt ik uit het water gevist door twee sterke armen in uniform.

Amber?’ Hugh gaat voor me staan, meer dan verbaasd. Je zou zeggen dat hij oog in oog stond met Neptunus. ‘Ik – ik begrijp het niet…wat doe jij hier in godsnaam?’

‘Het is niet wat je denkt! Ik kan het uitleggen!’ breng ik uit, maar ik kom niet verder dan clichés. ‘Het was mijn idee! Ik heb haar aangemoedigd!’

Hugh kijkt met stijgende verbazing naar de twee natte vrouwen voor hem. ‘Kennen jullie elkaar?’

‘Tja,’ begin ik. ‘Ik begrijp dat dit een schok moet zijn, maar dit is mijn vriendin Felicity.’

Hij kijkt haar met open mond aan. ‘Jij bent Felicity?’

‘Hi!’ glimlacht ze en zwaait koket naar hem.

Hij deinst ongelovig terug. ‘Jullie spelen onder één hoedje? Deze hele situatie…’

O-o. Ik kan zien wat hij denkt. ‘Nee…’ Ik houd mijn hand omhoog, maar die wordt snel achter mijn rag gedraaid.

‘Na al die jaren? Heb je daar op gewacht, om me te beroven?’

‘Natuurlijk niet!’ Lieve deugd! Hij heeft duidelijk te veel misdaadfilms gezien. Ik wil net alles gaan uitleggen als de hotelmanager François tussenbeide komt. ‘Excusez-moi, mevrouw Pepper, heeft u wel of niet een goede reden die verklaart waarom uw vriendin is betrapt met haar hand in de kluis van mijnheer Garner.’

‘Die heb ik inderdaad!’ zeg ik serieus. ‘Dit kan allemaal makkelijk worden opgehelderd als u madame Volereaux erbij haalt.’

‘Wat heeft Sandrine hiermee te maken?’ snuift Hugh.

‘Wacht maar af,’ zeg ik, vol vertrouwen dat ik mijn gelijk krijg. Ik voel me alsof ik de detective ben in een Agatha Christie, wachtend tot de laatste spelers hun positie hebben ingenomen. Mensen genoeg, dat zeker, want er heeft zich heel wat publiek verzameld. Iedereen die ik de afgelopen week heb gezien, lijkt er te zijn.

‘Het was niet echt stelen,’ zeg ik tegen de verzamelde menigte.

‘Want…’ vraagt een enkele stem.

‘Omdat,’ antwoord ik, maar dan besef ik wie de vraagsteller was. Tezz.

Ik voel een rilling als mijn ogen de zijne ontmoeten. Ik weet precies wat hij denkt: ik ben net zoals zijn vader.

‘Echt waar! Ik was niet aan het stelen!’ protesteer ik in paniek. Ik voel dat hij zich terugtrekt, ver weg uit mijn hart. Nee!

‘Ken je deze vrouwen?’ François wendt zich tot Tezz.

Tezz kijkt mij en Felicity aan en schudt droevig zijn hoofd. ‘Kennelijk niet.’ Dan draait hij zich om en loopt terug naar The Paradise Room.

‘Wacht!’ Ik wil hem achterna lopen, maar ik wordt tegengehouden. ‘Tezz!’ Ik roep hem na, maar hij loopt verder.

Ik zak in elkaar. Wat bezielde me? Hoe kon ik niet beseffen dat deze daad, hoe overdacht ook, het einde van onze relatie kon betekenen? Natuurlijk had ik er niet op gerekend om betrapt te worden, maar toch…Ik jammer van wanhoop en frustratie. Dit gaat totaal niet volgens plan. Ik kijk Felicity aan. De ernst van de situatie is kennelijk nog niet tot haar doorgedrongen: ze kijkt nog altijd alsof het allemaal fantastisch is. Dan verschijnt Sandrine ten tonele.

‘Wat is dit?’ fronst ze. ‘Hugh, cherie, is alles in orde?’

‘Ik zou maar eens in je kluis kijken, Sandrine. Deze vrouw is zojuist betrapt op het stelen van mijn parels.’

Sandrines gezicht vertrekt, en al helemaal als ze mij ziet.

‘Amber! Qu’est-ce que tu…

Wat ze ook wil zeggen, ik wil het niet horen, in welke taal dan ook.

‘Sandrine!’ onderbreek ik haar. ‘Wees lief en haal je parels zodat ik aan iedereen kan uitleggen dat je een bedriegster bent?’

De woorden hebben mijn mond nog niet verlaten of ik weet al dat ik te veel heb gezegd. Bij haar terugkomst heeft ze duidelijk een plan.

‘Ik weet niet waar je het over hebt,’ zegt ze, terwijl ze zo nonchalant mogelijk probeert te kijken. ‘Mijn parels mankeren niets, alles is in orde.’

‘Ontken je dat dit jouw parels zijn?’ Ik wijs naar de ‘bewijsparels’ die Hugh vasthoudt.

Ze neemt de parels van hem over, leent de zaklamp van François en haalt haar schouders op. ‘Mais oui. Dit zijn de parels van Hugh. Ik kan het weten. Ik was erbij toen hij ze kocht.’ Ze keert zich naar François. ‘Ik heb twintig jaar ervaring met parels. Ik vergis me nooit.’

Felicity en ik kijken elkaar aan. Sandrine heeft, om haar gezicht te redden, de omgeruilde parels als de hare geclaimd. Nu lijkt het er helemaal op alsof we het op Hugh gemunt hadden. Verdomme. Nu zitten we echt in de puree.