32
Aanvankelijk ben ik een beetje van slag. We blijken te dineren met een travestiet, maar kennelijk wel een heteroseksuele.
Maeva is een man met een vierkant hoofd en een vierkante nek, in een beschaafde jurk op knielengte, met paarse knopjesoorbellen en een bijpassende halsketting. Fantasia flirtte en was koket, zoals John Lequizamo in To Wong Foo, maar Maeva is solide en waardig en ernstig.
‘Eh…’ Ik kijk Tezz vragend aan terwijl Maeva de hotelmanager begroet.
‘Je hebt zeker nog nooit een mahu gezien?’ Tezz kijkt geamuseerd.
‘Alleen maar een rae-rae, ’ zeg ik. ‘Telt dat niet?’
‘Er is nogal een verschil.’ Hij neemt me een eindje mee zodat Maeva ons niet hoort. ‘Mahu’s waren ooit de dienaren van de koning: ze hadden status en stonden bekend om hun waardigheid en discretie. Ook nu nog zijn ze zeer gevraagd als personeel – in de hotels of als drijvende kracht achter de dansgroepen – omdat ze zo nauwgezet zijn. Het zijn perfectionisten. Je moet eens zien wat Maeva doet met onze kostuums: de kwaliteit en de afwerking is ongeëvenaard.’
‘Dat is fascinerend,’ mompel ik bewonderend terwijl we gaan zitten.
Iets aan Maeva roept zeker respect af. Ik probeer niet te staren zodat hij niet het gevoel krijgt bekeken te worden, maar dan komt het menu en ben ik oprecht afgeleid. ‘Ooooh! Warme geitenkaassoesjes met tomatensaus,’ kwijl ik. ‘Soep van zoete aardappelen met gerookte vis…’
Ik kan me niets herinneren van het eten twee avonden terug met Hugh en Sandrine dus deze keer besluit ik de wijn te laten staan, zodat ik van iedere hap kan genieten. Ik wil deze herinnering niet laten vervagen.
‘Dariole de pomme golden à la crevette sauce pimentée,’ kiest Maeva.
Tezz neemt de vispaté en ik de soesjes. En dat zijn nog maar de voorgerechten. Als hoofdgerecht bestellen we gegrilde kreeft met peterselieboter en rieslingsaus, en marlijn in bananenblad met zeevruchtengratin, wat me zo heerlijk lijkt dat ik nauwelijks kan ontspannen van verwachting.
Het wordt nog beter als Maeva me vertelt dat ik, omdat ik een business-class ticket heb, mijn vertrekdatum zo vaak kan veranderen als ik maar wil – kennelijk is dat een van de privileges waar je voor betaalt.
‘Dus ik hoef niet al morgen terug?’ stamel ik, dolgelukkig over dit uitstel.
‘Je hoeft zelfs niet op zaterdag terug. De keus is aan jou.’
Ik wil het glas heffen met iedereen in het restaurant, maar dan bedenk ik me dat ik nog ergens moet slapen.
‘Vanavond kun je terecht in het huis van mijn broer,’ leest Maeva mijn gedachten. ‘Hij zit in Rangiroa. Het is helemaal voor jou. En Tezz.’
‘Echt?’ Dit is geweldig.
‘Morgen kom je met mij mee naar Bora Bora,’ valt Tezz hem bij. ‘En de nacht daarna, en daarna…zo lang als je maar wilt.’
‘Weet je dat zeker? Ik wil me niet opdringen.’ Ik ben plotseling verlegen. ‘Ik bedoel, we kennen elkaar amper.’
‘Des te meer reden om zoveel mogelijk tijd met elkaar door te brengen, vind je niet?’ zegt hij nonchalant en lacht gelukkig.
‘Als je het zeker weet…’
‘We zijn heel makkelijk op Tahiti,’ glimlacht Maeva veelbetekenend. ‘Dit is het Eiland van de Liefde!’
‘Nou ja, bedankt dan.’ Ik accepteer alle uitnodigingen – en het laatste restje broodboomfriet: perfecte, stevige, rechte frieten die net op echte frieten lijken – en voel me bevoorrecht.
Tijdens het gesprek dat volgt, ontdek ik meer over de inwoners van Tahiti: dat ze heel schoon zijn bijvoorbeeld en meerdere keren per dag met koud water douchen en dat ze limoen als deodorant gebruiken. Bovendien blijken ze een ondeugend gevoel voor humor te hebben, zeker als het gaat over het land dat hen bestuurt.
‘God maakte Frankrijk zo’n mooi land dat hij, om de anderen niet jaloers te maken, de Fransen schiep,’ grapt Maeva.
Terwijl ik luister hoe hij diverse aspecten van het leven op Tahiti beschrijft, vraag ik mezelf af of ik hier echt zou kunnen wonen? Ik zou de krakende boeken en de snerpende winterwinden van thuis beslist missen (hier zijn bontlaarzen en dikke oorwarmers niet nodig). Ik probeer te bedenken of mijn kleren zich zouden beperken tot hemdjes en shorts. Zou de zon mijn lichte huid goudkleurig maken? Zou ik elke dag bloemen in mijn haar dragen?
Tijdens mijn overpeinzingen hoor ik Tezz Maeva vertellen over mijn werk als kunsthistorica en vervolgens over onze recente ontmoeting met Marcel.
‘Misschien kun je hem helpen met de tentoonstelling?’ stelt Maeva voor als Tezz klaar is met het prijzen van mijn kennis. ‘Hoewel Marcel kunst in zijn aderen heeft, is zijn kennis van de zakelijke kant beperkt.’
Misschien zou ik hem kunnen helpen daarbij.
‘En als je even genoeg hebt van Gauguin, als je een hand wilt schudden die nog nat is van de verf, dan zijn er hier genoeg geweldige lokale kunstenaars…Het zou me een genoegen zijn je voor te stellen aan Maui Seaman. Zijn schilderijen zijn zo gewaagd: levendige oranjes en groenen…En Linh Cao, haar werk is leuk, jong en decoratief…En Jonathan Mencarelli, die gespecialiseerd is in ronde sculpturen. Je moet zijn werk Rêve de Poissons zien, een gladde, romige maagd, verstrengeld in ivoorkleurige vissen.
Plotseling maken mijn gedachten een reuzensprong en zie ik mezelf trots naast mijn eigen kunstgalerie staan, wellicht klanten lokkend met een paar mooie werken die in The Paradise Room hangen en de belofte van een hypermoderne airconditioning…Tezz strekt zijn arm uit over de tafel en knijpt in mijn hand. Het enthousiasme in zijn ogen weerspiegelt het mijne. Misschien is het toch niet zo’n gek idee om hier langer te blijven.
‘Zoveel mogelijkheden…’ Maeva bestudeert de dessertkaart. ‘Persoonlijk kan ik de soep en de ravioli aanraden.’
Ik kijk Tezz bezorgd aan. Beginnen we weer bij het voorgerecht?
Tezz grinnikt over het grapje van zijn vriend. ‘De soep is gekoelde watermeloen met een aardbeienlikeur,’ legt hij uit. ‘En de ravioli is van ananas met een frambozenmousse.’
Ik zwijmel helemaal bij het vooruitzicht op die inventieve zoetigheden en zucht: ‘Ik zou hier best aan kunnen wennen!’
∗
Een uur later sta ik achter Tezz terwijl hij de deur van het huis van Maeva’s broer opendoet. Ik voel een rilling van opwinding door me heen gaan als we naar binnen stappen, onzeker over wat gaat komen.
Zonder het licht aan te doen, stapt hij naar voren en omsluit me in een eeuwigdurende omhelzing waarop ik maandenlang in genot zou kunnen teren – elke spierbeweging lijkt zijn omhelzing meer betekenis te geven. Met zijn armen, bovenlijf en adem lijkt hij te zeggen, Ik ben zo blijdat je er bent. Ik wil de wereld langzamer laten draaien en met jou dit moment koesteren. Sommige dingen kan ik niet hardop zeggen, maar ik wildat je ze voelt…
En ik voel ze. De nabijheid van onze lichamen voelt zo intiem en betekenisvol. Misschien is het te vroeg om al van liefde te spreken, maar ik voel hoe onze liefde versmelt – het dubbele wonder van beminnen en bemind worden.
‘Amber,’ hijgt hij mijn naam terwijl hij naar voren leunt om me te kunnen kussen.
Zijn lippen raken de mijne en ik raak op drift, ontroerd door de intensiteit van zijn passie en zijn tederheid. Het is bedwelmend om tegelijkertijd begeerd te worden en verzorgd. Het ene moment word ik meegevoerd in zijn passie, het volgende ademen we heel lichtjes dezelfde adem, balanceren we op de rand voor we diep, diep omlaag storten.
Ik ben helemaal klaar om me over te geven. Hij mag alles hebben. Dit keer houd ik niets achter.
‘Zullen we erbij gaan liggen?’ fluistert hij speels en nodigt me uit op de futon.
Het is een eenvoudig bed in een eenvoudige kamer, maar emotioneel gezien kan het niet weelderiger. Ik laat mezelf op de katoenen sprei zakken en glimlach wanneer onze lichamen zich instinctief verstrengelen. Dit voelt zo fenomenaal goed dat ik me niet kan voorstellen ooit nog zonder hem te zijn.
Mijn hart bonst nu vol verwachting en zonder erbij na te denken, glijdt mijn hand onder zijn shirt, vol verlangen om de aanraking van zijn glanzende huid te voelen. Hij kreunt zachtjes wanneer mijn hand naar zijn schouderblad schuift en zijn hoofd in mijn nek duwt, zodat het daarin verdwijnt. Ik hoor mezelf kort steunen van genot en duw mezelf tegen hem aan.
‘Je voelt zo geweldig,’ mompelt hij en hij rolt op me zodat hij me kan bekijken.
Wow! Ik kan niet geloven dat zijn prachtige gezicht me aanstaart. Die doordringende donkere ogen, die perfecte roze mond. Ik volg met mijn vinger het V’tje in het midden van zijn bovenlip en laat hem dan omlaag glijden naar zijn volle onderlip. Zijn mond is zo ontzettend mooi. Ik moet hem kussen, en nog een keer, en nog een keer.
Onze heupen komen dichter bij elkaar en we trekken onze shirts uit. Wanneer we elkaar weer raken, voelt dat zo warm en zijdeachtig en troostend dat ik weet dat er geen betere plek op aarde bestaat dan hier en nu, en een grote grijns verschijnt op mijn gezicht.
‘Waar lachje om?’ Tezz houdt zijn hoofd scheef, geamuseerd.
‘Ik lach niet,’ verzeker ik hem. ‘Dit is gewoon een grote glimlach.’
‘Dus je bent tevreden?’
‘Je weet niet half hoe,’ straal ik.
En dan schuren zijn heupen tegen de mijne en mijn adem stokt door alle elektrische sensaties die door me heen gaan. Ik wist niet dat mijn hart en lichaam zo open en betrokken konden zijn. Het gevoel groeit met elke kus en beweging. Zijn handen door mijn haar, mijn handen op zijn harde buik, de rest van onze kleren op de vloer, het draaien, het kreunen, de drang, het genot…
∗
Wanneer we terugvallen in de kussens, tril ik van ontzag over wat er zojuist is gebeurd. Ik kan nauwelijks geloven dat ik dit ben, dat ik me zo laat gaan. Ik voel me ontspannen maar opgetogen – zo dicht heb ik me nog nooit bij een ander gevoeld. Ik kan niet genoeg naar Tezz kijken.
‘Je bent zo mooi,’ zegt hij, en voor het eerst voel ik het ook. Tot in het diepst van mijn ziel.