37
‘Wacht, wacht, wacht!’ Allegra gooit haar handen omhoog als voorzitter van ons bibliotheekonderonsje op mijn eerste dag terug op het werk. ‘Dit is te veel. Een ding tegelijk graag!’
‘Vertel meer over de kleinzoon van Gauguin,’ smeekt Abigail.
‘Je hebt het toch niet echt uitgemaakt met Hugh?’ Gilly is nog altijd niet van de schok bekomen.
‘Dus Tezz is weer een vrij man?’ kweelt een brutale stem in de volgende gang.
‘Dames, rustig! Het laatste wat wij hoorden was dat Amber in de gevangenis zat!’ roept Allegra. ‘Ze moet ons eerst vertellen wat er daarna gebeurde!’
‘Nou…’ ik haal diep adem en leg uit dat Sandrine inderdaad naar Hugh was gegaan en alles had uitgelegd, zoals Tezz had bedoeld. Ze had bekend dat ze hem de hele reis opzettelijk had misleid en had uitgelegd dat Felicity en ik alleen maar probeerden dat recht te zetten door haar betere parels te verwisselen met de zijne. Voor zover ik weet heeft ze niet haar excuses aangeboden of iets gezegd over de blauwe parel. Hugh, die mij niet onder ogen durfde te komen, ging direct naar Felicity om het verhaal te checken. Ze vertelde alles, inclusief het feit dat ze hem al achterna zat vanaf het moment dat ze hem op het vliegveld had gezien.
‘Nee toch!’ roept Gilly verbijstert.
‘Jawel,’ beaam ik. ‘Ze vertelde hem dat ze in een bus over Bora Bora was gereden en de omringende lagune had verkend per jetski, elke hut op de Windstar had gecontroleerd en elk hotel in een omtrek van 35 kilometer.
‘Was hij niet bang dat ze een stalker was?’ Abigail trekt haar neus op.
Ik schud mijn hoofd. ‘Integendeel. Hij voelde zich gevleid. Voor het eerst in lange tijd keek iemand naar hem met niets dan devotie. Ja, hij was van zijn stuk gebracht, maar zijn eerste woorden waren, ‘En dat heb je allemaal voor mij gedaan?’’
‘Aawww,’ zuchten Gilly en Abigail, die opgaan in de romantiek van het geheel. ‘En wat zei zij?’
‘Ze zei, ‘Ja. En toen je me kuste in de hotelbar, wist ik dat het de moeite waard was geweest.’’
‘Ohhh!’ De meisjes grijpen elkaar tevreden vast, maar Allegra kijkt stuurs. ‘Je doet er wel heel luchtig over dat je beste vriendin er vandoor gaat met je vent.’
‘Hij is niet meer haar vent,’ springt Abigail tussenbeide. ‘Hun relatie is duidelijk voorbij.’
‘Onzin!’ snuift Allegra. ‘Je geeft een man als Hugh niet zomaar op voor een vakantieliefde!’
‘Heb je dan helemaal niet geluisterd?’ Abigail springt namens mij in de verdediging.
‘Ze heeft het bij Tezz verbruid en nu raakt ze ook nog haar huis kwijt. Ik zie niet hoe dat iets positiefs kan zijn.’ Allegra kijkt me aan. ‘Je zei toch dat Hugh je ging uitkopen?’
Ik knik. Daar was hij in het vliegtuig mee gekomen, tussen alle vragen over Felicity door.
‘Dus ze heeft geen man, geen onderdak…’
‘Je mag bij mij slapen, Amber,’ onderbreekt Abigail de stroom van ne-gativiteit van Allegra. ‘Mijn broer is een maand weg. Je mag zijn kamer hebben en je kunt je spullen kwijt in de garage.’
‘Bedankt,’ glimlach ik, terwijl ik de rillingen maskeer die opkomen nu ik besef dat dit allemaal echt gebeurt. Tot nu toe leek het gewoon een spannend verhaal om mee thuis te komen, maar feit is dat Hugh en ik uit elkaar zijn. Ik ben alleen en tot een minuut geleden was ik dakloos.
‘Laat me maar weten wanneer we naar jouw huis kunnen om je spullen te halen. Ik ben sterker dan ik eruit zie. Ik heb al hele fauteuils opgetild!’ Abigail blijft me steunen, samen met Gilly.
‘Je mag vanmiddag gaan, als je wilt. Misschien is het makkelijker als Hugh aan het werk is…’
Gunst. Dat is wel heel erg snel; ik ben net terug!
‘Je kunt het beter doen als hij weg is,’ valt Allegra haar bij. ‘Ik neem aan dat de spanning te snijden is?’
Ik denk even na. De stemming is eerder droevig dan slecht te noemen. De uren in het vliegtuig terug boden een soort adempauze waarin we alles konden bespreken en aan het idee konden wennen dat we uit elkaar waren, ook al zaten we dan naast elkaar, en dat zonder dat iemand kon wegrennen. Het was bijna alsof het vliegen door de tijdzones ons naderbij bracht. Het hielp ook dat Hugh een reeks brieven van Felicity had om te lezen (een voor elke twee uur) zodat haar liefde mijn afwijzing temperde. Dat is wel het grootste verschil tussen ons. Voor Hugh gloort er nieuwe romantiek, maar ik voel niets dan spijt over hoe het is afgelopen met Tezz. Ook al probeer ik er nog zo filosofisch over te doen, ik blijf voelen dat ik de beste kans van mijn leven heb laten gaan. Dat heeft minder te maken met het hebben van een man (ik deed het prima zonder Hugh) maar meer met dat ik me zo prettig voelde in zijn gezelschap. Telkens als ik aan hem denk, verdring ik de herinnering zodat ik niet ga huilen. Ik bewaar mijn tranen wel voor als ik alleen ben.
Ondertussen blijven de meiden vragen stellen: ‘Gaan Hugh en Felicity elkaar nog zien?’ ‘Is er nog hoop voor jou en Tezz?’ ‘Je blijft hier toch wel werken?’ ‘Ga je je gebakje nog opeten of mag ik hem?’
Samen rommelen we door de puinhopen van mijn leven en zoeken we naar aanwijzingen dat ik mijn leven kan herbouwen en dat alles weer goed zal komen. Allegra en Gilly hebben hier meer moeite mee dan Abigail, die lijkt te begrijpen dat het niet meer te hoeven huichelen tegenover Hugh een enorme opluchting voor me betekent. Ik doe dan wel geen vrijheidsdansje, maar ik put wel troost uit de wetenschap dat ik voor mezelf kan opkomen.
‘Toen je weg was, heb ik wat onderzoek gedaan naar Frieda Kahlo en daarbij kwam ik een interview met Selma Hayek tegen,’ mijmert Abigail terwijl we teruglopen naar het Ashmolean. ‘Ze zei dat tegenslag de grootste gift in het leven is. Maar alleen als we het omarmen.’
Ik sta plotseling stil. Mijn hart daagt me uit dapper te zijn. ‘Oké,’ ik kijk Abigail recht aan. ‘Laten we nu naar mijn huis gaan.’
Hugh heeft er niet op aangedrongen dat ik zo snel mogelijk vertrek, maar ik wil niet in onzekerheid leven tot ik mijn eigen flat vind. Als ik nu alvast fysiek verhuis, volgen mijn emoties misschien binnenkort ook.
∗
‘Goed, dat waren de keuken en de badkamer en de slaapkamer. Liggen er nog spullen van jou in de zitkamer of eetkamer?’ vraagt het bezige bijtje Abigail. ‘Dingen op zolder?’
‘Nee, maar ik heb nog wel een kamer die helemaal van mij is,’ zeg ik en breng haar naar mijn honk, bang dat dit misschien een vuilniszak te ver gaat. ‘Weet je zekerdat je al die rotzooi kwijt kunt?’
‘Ja hoor. We hebben flink wat opslagruimte en zelfs als mijn broer terug is, mag je blijven tot je iets hebt gevonden. Het lijkt me leuk om je in huis te hebben.’
Leuk is misschien niet het goede woord voor mijn stemming maar ik weet dat ik me niet tot overlast hoef te voelen bij Abigail – het is net alsof ze al die tijd heeft gewacht op toestemming om een betere vriendin te zijn. Ze grijpt de kans om te helpen met beide handen aan! Dat had ik niet verwacht, dus wie weet wat er nog meer in het verschiet ligt, nu ik niet meer zo gesloten ben. Over gesloten gesproken…
‘Welkom in mijn schuilplek,’ ik duw de deur naar mijn privé-hok open, waar behalve Hugh nog nooit iemand anders is geweest.
‘Oh wow! Dit had ik niet verwacht!’ lacht Abigail bij de aanblik van de donkere, zware stoffen. ‘De rest van het huis is zo licht en kaal. Dit lijkt wel de binnenkant van een juwelenkistje!’
Haar vergelijking verbijstert me.
‘Je weet wel, zo’n oude kist, bekleed met rood fluweel…’ legt ze uit en strijkt met haar hand over de krullen van het behang. ‘Het is zo luxueus.’
‘Dat behang is misschien wel het duurste dat ik bezit,’ beken ik. ‘En het moet allemaal van de muur.’
‘We kunnen het nog redden.’ Abigail peutert aan een hoekje. ‘Als het inderdaad zo zwaar is als het eruitziet en je onderpapier hebt gebruikt…’ Ze trekt een randje los zodat ze het papier met duim en wijsvinger kan beetpakken en trekt een hele baan van de muur. ‘Zie je wel! We kunnen het bewaren en nog een keer gebruiken.’
‘O nee!’ Ik ril even. Deze kamer symboliseert verstoppen. ‘De volgende keer doe ik het anders.’
‘Een schone lei?’ Abigail knikt instemmend. ‘Ik ben benieuwd.’
Ik weet precies wat ik zou doen als ik deze kamer nú zou moeten inrichten. Ik zou op eenderde een houten sierlijst aanbrengen die koraal voorstelt, met hemelsblauw erboven en turkoois eronder. En dan bidden om zon.
Abigail trekt nog altijd banen behang van de muur. ‘Pak eens wat vuilniszakken.’
‘We hebben de laatste gebruikt voor mijn moeders sprei. Ik moet even naar de winkel. En met ‘even’ ben ik er niet.’
‘Dat is prima, neem de tijd. Kijk meteen of ze dozen hebben voor je platen.’
Ik probeer mijn onbestemde gevoel weg te lopen maar ik moet vechten tegen de wind. Sinds mijn terugkeer voel ik me niet meer op mijn gemak in de stad. Een deel van me voelt alsof ik nooit ben weggeweest, de andere helft moet nog terugkeren uit Tahiti. Niets lijkt nog hetzelfde. Om te beginnen vind ik al die verharde grond raar, net nu ik gewend ben aan zand en water. Ik ben blij dat ik mijn werk heb. Dat geeft me stabiliteit. En zolang ik bij Abigail ben, heb ik iemand om voor te koken. Misschien dat ik wat kan kopen om iets lekkers te maken als bedankje voor het verhuizen? Die Italiaanse deli is hier vlakbij…
Bij mijn terugkeer is de kamer helemaal wit en schrobt Abigail de laatste restjes papier en lijm van de muur.
Even sta ik hulpeloos om me heen te kijken, met de boodschappen in mijn hand.
Abigail stopt, het sop loopt langs haar arm, en vraagt ‘Gaat het?’
‘Ik voel me een beetje bloot,’ zeg ik slikkend.
‘Het eind van een tijdperk, nietwaar?’ zegt ze. ‘Maar voel je niet ook een beetje hoop?’
‘Een beetje…’ Ik loop naar het raam en begin de zware fluwelen gordijnen los te halen. Ik laat ze in een hoop op de grond vallen (net als mijn soepjurken die ik eerder vandaag ook al besloot weg te gooien). ‘Het is gek om niet te weten wat er gaat komen, maar ik kijk uit naar…’ Ik stop, omdat ik niet weet hoe ik verder moet. Natuurlijk zal het heerlijk zijn om een eigen plek te hebben, waar ik helemaal kan doen wat ik zelf wil, niet alleen in een kamertje achteraf, en het zal een opluchting zijn om gewoon mezelf te zijn, in plaats van een rol te spelen die me niet past. Maar ik zou me ook graag geen zorgen hoeven maken over Hugh en niet Tezz zo ontzettend missen.
‘Het is wel goed.’ Abigail voelt me aan. ‘Dat je vooruit kunt kijken, is al prima.’
‘Lust je bietjes?’ vraag ik haar.
Ze lijkt even van haar stuk gebracht maar juicht dan: ‘Heerlijk!’
‘Mooi, als we hier klaar zijn ga ik roze ravioli maken met een salade van venkel en radicchio, met rozemarijnfocaccia.’