HOOFDSTUK 11
Zolang ik op de middelbare school zat, ging ik elke week naar meneer Burton. We zagen elkaar zelfs tijdens de zomermaanden, als de school openbleef voor zomeractiviteiten voor de mensen in het dorp. De laatste keer dat ik naar hem toe ging, was toen ik net achttien was geworden. Ik had het jaar daarvoor mijn voorbereidend examen gehaald en die ochtend had ik gehoord dat ik was toegelaten tot de gardaí Siochana. Ik zou over een paar maanden naar Cork gaan om in Templemore de opleiding te volgen.
“Hallo, meneer Burton,” zei ik terwijl ik het kantoortje binnenkwam, dat geen spat was veranderd sinds de eerste keer dat we elkaar ontmoetten. Hij was nog steeds jong en knap en ik was dolver-liefd op hem.
“Sandy, voor de zoveelste keer: noem me nou geen meneer Burton. Zo lijk ik een oude man.”
“Je bent ook een oude man,” plaagde ik.
“Wat jou een oude vrouw maakt,” zei hij luchtig, en er viel een stilte tussen ons. “En,” vervolgde hij zakelijk, “wat speelt er deze week?”
“Ik ben vandaag aangenomen bij de politie.”
Zijn ogen werden groot. Blijheid? Verdriet? “Wauw, Sandy, gefeliciteerd. Het is je gelukt!” Hij kwam naar me toe en gaf me een knuffel. We hielden die een seconde langer aan dan had gemoeten.
“Hoe vinden je vader en moeder het?”
“Ze weten het nog niet.”
“Ze zullen niet blij zijn dat je weggaat.”
“Het is het beste.” Ik wendde mijn blik af.
“Je laat je problemen niet achter in Leitrim, dat weet je toch?” vroeg hij vriendelijk.
“Nee, maar ik laat wel de mensen achter die ervan weten.”
“Kom je nog wel op bezoek?”
Ik keek hem recht in zijn ogen. Hadden we het nog steeds over mijn ouders? “Zo veel als ik kan.”
“Hoeveel zal dat zijn?”
Ik haalde mijn schouders op.
“Ze hebben je altijd gesteund, Sandy.”
“Ik kan niet degene zijn die ze willen dat ik ben, meneer Burton. Ik geef hun een ongemakkelijk gevoel.”
Hij sloeg zijn ogen ten hemel toen ik hem zo noemde, toen ik opzettelijk poogde een muur tussen ons op te trekken. “Ze willen alleen maar dat je jezelf bent, dat weet je. Schaam je niet voor wie je bent. Ze houden van je om wie je bent.”
Door de manier waarop hij naar me keek, vroeg ik me weer af of we het überhaupt over mijn ouders hadden. Ik keek de kamer rond. Hij wist alles van me, echt alles, en ik voelde van alles over hem. Hij was nog steeds single en woonde alleen, ondanks het feit dat nu ieder meisje in Leitrim achter hem aan zat. Hij probeerde me elke week te vertellen dat ik de dingen moest accepteren zoals ze waren en dat ik verder moest met mijn leven, maar als er iemand was die zijn leven in de wachtstand had gezet en op iets, of iemand, wachtte, dan was hij het wel.
Hij schraapte zijn keel. “Ik hoorde dat je van het weekend uit was met Andy McCarthy.”
“Ja, en?”
Hij wreef vermoeid over zijn gezicht en liet een stilte vallen. Daar waren we allebei goed in. Vier jaar therapie, waarin ik mijn ziel blootlegde, en toch raakten we met elk nieuw woord verder verwijderd van het bespreken van datgene wat mijn gedachten het grootste deel van de meeste dagen in beslag nam.
“Nou, zeg eens wat,” zei hij zacht.
Onze laatste sessie en ik kon niets bedenken. Hij had nog steeds geen antwoorden voor me.
“Ga je vrijdag nog naar dat gemaskerde bal?” Hij pikte de sfeer die er hing goed op.
“Ja,” zei ik glimlachend. “Ik kan geen betere manier bedenken om afscheid van deze plek te nemen dan door als iets anders verkleed weg te gaan.”
“Hoe ga je?”
“Als sok.”
Hij lachte uitbundig. “Gaat Andy met je mee?”
“Zijn mijn sokken ooit een paar?”
Hij trok zijn wenkbrauwen op, waarmee hij aangaf dat hij meer wilde horen.
“Hij snapte niet waarom ik zijn flat binnenstebuiten keerde toen ik de uitnodiging niet kon vinden.”
“Waar denk je dat die is gebleven?”
“Bij de rest. Bij mijn geest.” Ik wreef vermoeid in mijn ogen.
“Je bent niet gek, hoor, Sandy. Je wordt dus een garda?” Zijn glimlach was zwakjes.
“Maak je je zorgen om de toekomst van ons land?”
“Nee hoor,” zei hij glimlachend. “Ik weet zeker dat we in veilige handen zijn. Je zult die criminelen ondervragen tot de dood erop volgt.”
“Ik heb de beste leermeester gehad.” Ik dwong mezelf te glimlachen.
Meneer Burton kwam die vrijdag ook naar het gekostumeerde bal. Hij was verkleed als sok en ik moest heel hard lachen. Die avond reed hij me naar huis en zaten we in stilte bij elkaar. Na zo veel jaren praten wisten we allebei niet wat we moesten zeggen. Voor mijn huis boog hij zich naar me over en kuste mijn lippen hongerig, lang en intiem. Het was tegelijkertijd een begroeting en afscheid van elkaar.
“Jammer dat we niet hetzelfde dessin hebben, Gregory. We hadden een goed paar gevormd,” zei ik verdrietig.
Ik wilde dat hij tegen me zou zeggen dat we het beste ongelijke paar waren dat er bestond, maar ik vermoed dat hij het met me eens was, want ik keek toe hoe hij wegreed.
Hoe meer partners ik had, hoe beter ik besefte dat Gregory en ik het beste paar waren dat ik ooit was tegengekomen. Maar in mijn jacht op antwoorden op alle moeilijke vragen in mijn leven zag ik de duidelijke antwoorden die zich onder mijn neus bevonden over het hoofd.