HOOFDSTUK 34

Meneer Le Bon, neem ik aan,” zei dokter Burton tegen Jack, met over elkaar geslagen armen achterover leunend in zijn stoel.

Jack werd rood, maar hij was vastbesloten niet terug te krabbelen of als een sufferd weggestuurd te worden. Hij leunde naar voren. “Meneer Burton, er zijn heel veel mensen die Sandy proberen te vinden…”

“Ik hoef niets meer te horen.” Hij duwde zijn stoel naar achteren, pakte Jacks dossier van de koffietafel en ging staan. “Onze tijd is om, meneer Ruttle. U kunt buiten bij Carol betalen.” Tijdens het praten liep hij, met zijn rug naar Jack, naar zijn bureau.

“Dokter…”

“Tot ziens, meneer Ruttle.” Hij verhief zijn stem.

Jack pakte het zilveren horloge op en ging staan. Hij sprak zachtjes en snel, nu hij de kans nog had. “Ik wil alleen nog even zeggen dat een politieagent, Graham Turner, misschien contact…”

“Genoeg!” schreeuwde dokter Burton, die het dossier op zijn bureau gooide. Zijn gezicht werd rood en hij sperde zijn neusvleugels open. Jack verstijfde en hield onmiddellijk op met praten.

“Het is duidelijk dat je Sandy niet lang of intiem hebt gekend. Dat in overweging nemende, is het overduidelijk dat het absoluut niet jouw zaken zijn om in haar leven rond te gaan snuffelen.”

Jack deed zijn mond open om te protesteren, maar hem werd weer de pas afgesneden.

“Maar,” vervolgde dokter Burton, “ik ben ervan overtuigd dat jij en je groepje oprecht zijn, dus ik zal je dit vertellen, voordat je de politie er nog meer bij betrekt.” Hij worstelde zichtbaar met zijn woede. “Ik zal je zeggen wat de gardaí je zullen zeggen als ze een beetje rond gaan bellen. Ik zal je zeggen wat Sandy’s eigen familie je zal zeggen.” Zijn woede borrelde weer op en hij knarste met zijn tanden. “En wat iedereen die haar kent je zal zeggen en dat is dit: dat dit,” hij hief zijn handen hulpeloos omhoog, “is wat Sandy doet.”

Jack probeerde weer iets te zeggen.

“De héle tijd,” schreeuwde hij. “Ze zweeft naar binnen en naar buiten, laat dingen achter, soms haalt ze ze op, soms niet.” Hij zette zijn handen op zijn heupen, zijn borst ging woedend op en neer. “Maar het punt is, ze komt wel weer terug. Ze komt altijd terug.”

Jack knikte en keek naar de grond. Hij begon door de kamer te lopen om weg te gaan.

“Je kunt haar spullen wel hier laten,” voegde dokter Burton eraan toe. “Ik zal ervoor zorgen dat ze ze krijgt en je een bedankje stuurt als ze weer terug is.”

Langzaam liet Jack de rugzak met haar spulletjes op de grond bij de deur zakken en liep stilletjes naar buiten, als een schooljongen die een standje heeft gekregen, maar tegelijkertijd ook sympathie voelt voor de hoofdmeester die hem op zijn kop heeft gegeven. Gregory was niet boos op Jack, maar op de bries die komt en gaat, zo af en toe een vlaag warme en koude lucht door getuite lippen blaast, kussen die kietelden en lucht die zoet rook, maar het met een vingerknip allemaal in een keer weer terugnam. Het was Sandy op wie hij boos was. En op zichzelf, vanwege zijn eeuwige wachten.

Jack liet dokter Burton achter, met zijn handen op zijn heupen, starend uit het raam, malend met zijn kaken. Jack deed de deur zachtjes achter zich dicht, en sloot de sfeer binnen op. Die was te kostbaar om in de wachtruimte te laten sijpelen, zodat de wachtende mensen hem zouden voelen. Hij zou opgesloten blijven in het kantoor, rond dokter Burton blijven zweven terwijl hij de tijd nam om hem te verwerken, ermee om te gaan, hem te laten afkoelen, en hem dan uiteindelijk te laten vervagen.

De receptioniste, Carol, keek bezorgd naar Jack, niet zeker of ze nu bang voor hem moest zijn of medelijden met hem moest hebben vanwege het geschreeuw dat ze had gehoord. Jack legde zijn creditcard op de balie en een papiertje op haar bureau.

“Kunt u dokter Burton alstublieft zeggen dat als hij van gedachten mocht veranderen, dit mijn telefoonnummer is en dit het adres van de ontmoetingsplek later vandaag?”

Snel las ze het briefje en knikte, nog steeds haar baas verdedigend.

Hij toetste zijn pincode in en kreeg zijn creditcard terug. “O, en geef hem dit alsjeblieft ook.” Hij legde het zilveren horloge op de balie. Haar ogen vernauwden zich toen hij wegliep.

“Meneer Le Bon?” hoorde hij haar vragen toen hij de deur bereikte. Een man die een autotijdschrift las keek op toen hij die vreemde naam hoorde.

Jack bleef staan en draaide zich toen langzaam om. “Ja?”

“Ik weet zeker dat dokter Burton snel contact met u opneemt.”

Jack lachte zachtjes. “Dat weet ik nog niet zo zeker.” Hij wilde weer weglopen en ze schraapte haar keel, om zijn aandacht te trekken. Hij liep terug naar de balie.

Ze leunde naar voren en begon zachtjes te praten. De man begreep de hint en ging verder met het lezen van zijn tijdschrift.

“Het duurt normaal gesproken elke keer een paar dagen. Het langste ooit was twee weken, maar dat was in het begin. Dit is veruit de langste periode in een hele tijd,” fluisterde ze. “Als u haar vindt, wilt u dan tegen haar zeggen dat ze terug moet komen naar…” ze wierp een verdrietige blik op de deur van dokter Burtons kantoor, “nou ja, zeg maar gewoon tegen haar dat ze terug moet komen.”

Even snel als ze had gesproken, hield ze er ook weer mee op, pakte het horloge van de balie, legde het in een la en ging verder met typen. “Kenneth,” riep ze, Jack negerend. “Jij bent aan de beurt. Ga maar naar binnen.”

Het is moeilijk een relatie te beginnen met iemand van wie je nooit iets mocht weten.

Tot nu toe was onze relatie op mij gebaseerd en ik vond het moeilijk om de overgang te maken naar een relatie die om ons allebei draaide. Elke week waren onze ontmoetingen erop gericht geweest hoe ik me voelde, wat ik die week had gedaan, wat ik dacht en wat ik had geleerd. Hij mocht mijn geest betreden wanneer hij maar wilde. Dat was de enige reden voor onze relatie; dat hij in mijn geest wroette en probeerde erachter te komen hoe ik in elkaar zat. En om te proberen me tegen te houden erachter te komen hoe hij in elkaar zat.

Een serieuzere relatie, een intiemere relatie, bleek het tegenovergestelde in te houden. Ik moest eraan denken hem ook dingen over hemzelf te vragen, en dat hij niet alles kon weten wat zich in mijn hoofd afspeelde. Sommige dingen moesten worden achtergehouden, uit zelfbehoud, en op een bepaalde manier raakte ik mijn vertrouwenspersoon kwijt. Hoe intiemer we werden, hoe minder hij van me wist en hoe meer ik over hem te weten kwam.

Het ene uur per week was geïntensiveerd en de rollen waren omgedraaid. Wie had er gedacht dat meneer Burton een leven had buiten de vier muren van die oude school? Hij kende mensen en deed dingen waar ik nooit iets van had geweten. Dingen die ik plotseling mocht weten, maar waarvan ik niet wist of ik dat wel wilde. Iemand die van oudsher niet in staat was om een bed én een hoofd te delen had uiteraard de behoefte daar hard vandaan te rennen. Natuurlijk ging ik dagen achtereen weg.

Nee, het leeftijdsverschil maakte niet uit, dat had nooit iets uitgemaakt. De jaren waren het probleem niet; het was de tijd die de schuldige was. Deze nieuwe relatie bestond zonder een tikkende klok. Er was geen grote wijzer die het einde van een gesprek aangaf; ik kon niet worden gered door de spreekwoordelijke bel. Hij had altijd toegang tot me. Natuurlijk vluchtte ik.

Er is een dunne scheidslijn tussen liefde en haat. Liefde bevrijdt een ziel en kan deze soms tegelijkertijd verstikken. Ik danste op dit koord met de gratie van een olifant, waarbij mijn hoofd me deed overhellen naar de haatkant, en mijn hart me naar de liefdeskant trok. Het was een hobbelige reis, en soms viel ik. Soms viel ik best een lange periode, maar nooit te lang.

32$

Nooit zo lang als nu.

Ik vraag er niet om dat mensen me aardig vinden. Ik heb er nooit naar gesmacht aardig gevonden te worden, noch vraag ik erom dat mensen me begrijpen; ik ben ook nooit begrepen. Toen ik me zo gedroeg, toen ik zijn bed verliet, zijn hand losliet, de telefoon ophing en zijn deur achter me dichtdeed, vond ik het zelfs moeilijk mezelf aardig te vinden en te begrijpen. Maar zo was ik nu eenmaal.

Zo was ik nu eenmaal.