HOOFDSTUK 52

Over dat moment met Jenny-May heb ik heel lang en intensief nagedacht, uren, dagen en nachten, maar ik kan geen woorden vinden voor de tijd die we die middag samen hebben doorgebracht. Het was veel te groot voor woorden. Het was belangrijker dan woorden; het had meer betekenis dan woorden.

We slopen weg van het houten huisje en lieten Bobby, Helena, Daisy en Jenny-Mays man, Luc, achter om met elkaar te kletsen. We hadden elkaar heel veel te zeggen. Het zou het moment geen recht doen als ik onze gesprekken zou navertellen, want we praatten over niets. Het zou mijn enorme blijdschap tekort doen als ik zou uitleggen hoe het voelde om een oudere versie van de schattige foto uit mijn geheugen tot leven te zien komen. Blijdschap, dat woord is ook niet goed genoeg. Opluchting, vreugde, pure extase—het komt niet in de buurt.

Ik vertelde haar over de mensen die ze vroeger had gekend, die van alles deden waar niemand in geïnteresseerd was behalve zij. Ze vertelde me over haar gezin, haar leven, alles wat ze had gedaan sinds ik haar voor het laatst had gezien. Ik vertelde haar over alles wat ik had gedaan. We praatten niet één keer over hoe ze mij had behandeld. Lijkt dat vreemd? Dat leek het toen niet. Het was niet belangrijk. We hadden het niet één keer over waar we nu allebei waren. Lijkt dat ook vreemd? Misschien, maar dat was ook niet belangrijk. Het ging niet om toen, of daar, maar over nu. Dit moment, vandaag. We merkten niet dat er uren voorbijgingen, we merkten amper op dat de zon onderging. We voelden niet dat de warmte uit onze huid trok en de avondbries hem afkoelde. We voelden niets, hoorden niets, zagen niets, behalve de verhalen, geluiden en voorstellingen van onze eigen geest, waarmee we elkaar vulden. Voor een ander betekent het niets, maar voor mij heel veel.

Maar het is misschien genoeg om te zeggen dat een deel van me die avond werd verlost, en ik voelde dat dat ook voor Jenny-May gold. We zeiden het natuurlijk nooit tegen elkaar. Maar we wisten het allebei.