20

Minutenlang spraken we geen van drieën. We zaten aan onze tafel en de regen ratelde tegen de ruiten, en de rij koningspalmen op de boulevard boog in de wind. We aten onze sandwiches.

Niets, dacht ik terwijl ik op mijn sandwich kauwde zonder hem echt te proeven, was zoals het een kwartier geleden leek. Angie had laatst gelijk gehad – zwart was wit, boven was beneden.

Desiree was dood. Jeff Price was dood. Trevor Stone had Jay niet alleen ingehuurd om zijn dochter te vinden, maar ook om haar te doden.

Trevor Stone. Jezus christus.

We hadden deze zaak om twee redenen aangenomen – hebzucht en medegevoel. Het eerste motief was niet erg eerzaam. Maar vijftigduizend dollar is een hoop geld, vooral wanneer je in geen maanden hebt gewerkt en het door jou gekozen beroep niet bekend staat om de royale secundaire voorzieningen.

Toch was het hebzucht. En als je een opdracht aanneemt omdat je hebzuchtig bent, moet je niet gaan klagen als je opdrachtgever een leugenaar blijkt te zijn. De pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet…

Toch was hebzucht niet ons enige motief. We hadden deze zaak ook aangenomen omdat Angie plotseling iets in Trevor Stone had herkend. Het was het onderlinge medegevoel geweest van twee mensen die verdriet hadden. Ze had zich zijn verdriet aangetrokken. Ik ook, trouwens. En voorzover ik nog twijfels had gehad, waren die weggenomen toen Trevor Stone ons het altaar liet zien dat hij voor zijn verdwenen dochter had ingericht.

Maar het was geen altaar geweest. Nee toch?

Hij had zich niet met foto’s van Desiree omringd omdat hij moest geloven dat ze in leven was. Hij had het gezicht van zijn dochter overal in die kamer aangebracht opdat hij zich aan zijn haat kon laven.

Opnieuw veranderde mijn perspectief op eerdere gebeurtenissen radicaal. Alles onderging een totale metamorfose, tot ik mezelf wel voor mijn hoofd kon slaan omdat ik ooit op mijn instincten had vertrouwd.

Deze zaak was het dieptepunt.

‘Anthony Lisardo,’ zei ik ten slotte tegen Jay.

Hij kauwde op zijn sandwich. ‘Wat is er met hem?’

‘Wat is er met hem gebeurd?’

‘Trevor heeft hem koud laten maken.’

‘Hoe?’

‘Door coke in een pakje sigaretten te stoppen, het aan Lisardo’s vriend te geven – hoe heet hij ook weer, Donald Yeager. Die liet het pakje in Lisardo’s auto achter op de avond dat ze naar het reservoir gingen.’

‘Wat?’ zei Angie. ‘Zat er strychnine door de coke of zoiets?’

Jay schudde zijn hoofd. ‘Lisardo was allergisch voor coke. Toen hij met Desiree omging, was hij een keer op een studentenfeestje in elkaar gezakt. Dat was zijn eerste hartaanval. En dat was ook de eerste en enige keer dat hij zo stom was om coke te proberen. Trevor wist daarvan, deed coke in de sigaretten, en de rest is bekend.’

‘Waarom?’

‘Waarom gaf Trevor opdracht Lisardo te doden?’

‘Ja.’

Hij haalde zijn schouders op. ‘De man had er moeite mee zijn dochter met iemand te delen, als je begrijpt wat ik bedoel.’

‘Maar toen huurde hij jou in om haar te doden?’ zei Angie.

‘Ja.’

‘Nogmaals,’ zei Angie. ‘Waarom?’

‘Ik weet het niet.’ Hij sloeg zijn ogen neer.

‘Je wéét het niet?’ zei Angie.

Zijn ogen werden groter. ‘Ik weet het niet. Wat is er zo…’

‘Heeft ze je dat niet verteld, Jay? Ik bedoel, je was de afgelopen weken “bij” haar. Had ze geen idee waarom haar eigen vader haar, eh, dood wilde hebben?’

Zijn stem was hard en scherp. ‘Als ze dat wist, Ange, wilde ze daar niet over praten, en nu kan ze dat niet meer.’

‘En dat vind ik heel erg,’ zei Angie. ‘Maar ik moet iets meer over Trevors motieven weten om te kunnen geloven dat hij zijn eigen dochter zou vermoorden.’

‘Wat weet ik daar nou van?’ snauwde Jay. ‘Omdat hij gek is. Hij is knetter en de kanker zit in zijn hersenen. Ik weet het niet. Maar hij wilde haar dood hebben.’ Hij verkreukelde een ongebruikte sigaret in zijn hand. ‘En nu is ze dat. Of hij het nu heeft gedaan of niet, ze is dood. En hij gaat daarvoor boeten.’

‘Jay,’ zei ik zachtjes. ‘Ga terug naar het begin. Je ging naar die retraite van Grief Release in Nantucket, en toen verdween je. Wat gebeurde er in de tussentijd?’

Hij keek Angie nog even fel aan en sloeg toen zijn ogen neer. Hij keek mij aan.

Ik trok mijn wenkbrauwen een paar keer op.

Hij glimlachte en het was weer even zijn oude glimlach, de Jay van vroeger. Hij keek in het restaurant om zich heen, spendeerde een schaapachtige grijns aan een van de verpleegsters en keek toen ons weer aan.

‘Kom erbij, kinderen.’ Hij wreef kruimels van zijn handen en leunde achterover in zijn stoel. ‘Langgeleden, in een melkwegstelsel ver hiervandaan…’