28
Om negen uur die avond werden we vrijgelaten.
Intussen had een arts me in het Bayshore Hospital onderzocht, met twee politieagenten op drie meter afstand. Hij maakte mijn wonden schoon en gaf me een antiseptisch middel om eventuele nieuwe infecties tegen te gaan. Op de röntgenfoto was duidelijk een barst in mijn schouderblad te zien, maar geen volledige breuk. Hij bracht een nieuw verband aan, gaf me een mitella en zei dat ik minstens drie maanden geen rugby moest spelen.
Toen ik hem vroeg naar de combinatie van het gebarsten schouderblad en de wonden die mijn linkerhand had opgelopen toen ik het jaar daarvoor met Gerry Glynn in de clinch lag, keek hij naar die hand.
‘Verdoofd?’
‘Volkomen,’ zei ik.
‘Er zijn zenuwen beschadigd.’
‘Ja,’ zei ik.
Hij knikte. ‘Nou, we hoeven de arm niet te amputeren.’
‘Fijn om dat te horen.’
Hij keek me ijzig door zijn kleine brillenglazen aan. ‘U haalt veel jaren van het eind van uw leven af, meneer Kenzie.’
‘Dat begin ik in de gaten te krijgen.’
‘Bent u van plan om ooit kinderen te nemen?’
‘Ja,’ zei ik.
‘Begin daar nu mee,’ zei hij. ‘Misschien maakt u dan nog mee dat ze gaan studeren.’
Toen we het politiebureau verlieten, zei Cheswick: ‘Jullie hebben ruzie gemaakt met de verkeerde.’
‘Je meent het,’ zei Angie.
‘Niet alleen blijkt nergens uit dat Cushing en Clifton voor hem werkten, maar dat vliegtuig waarmee jullie zeiden dat jullie gevlogen hebben? Het enige privé-vliegtuig dat op de bewuste dag tussen negen uur ’s morgens en twaalf uur ’s middags van vliegveld Logan is opgestegen, was een Cessna, geen Gulfstream, en het was op weg naar Dayton, Ohio.’
‘Hoe breng je een heel vliegveld tot zwijgen?’ zei Angie.
‘Niet alleen een vliegveld,’ zei Cheswick. ‘Logan heeft het strengste, meest bewonderde beveiligingssysteem in het land. En Trevor Stone heeft genoeg macht om zich daaraan te onttrekken.’
‘Shit,’ zei ik.
We bleven bij de limousine staan die Cheswick had gehuurd. De chauffeur maakte de deur open, maar Cheswick schudde zijn hoofd en draaide zich naar ons om.
‘Gaan jullie met me mee?’
Ik schudde mijn hoofd en had daar meteen spijt van. De majorettes waren daarbinnen nog aan het oefenen.
‘We hebben nog een paar losse eindjes,’ zei Angie. ‘En voordat we teruggaan, moeten we besluiten wat we aan Trevor gaan doen.’
‘Zal ik jullie een goede raad geven?’ Cheswick gooide zijn akte tas achter in de limousine.
‘Ja.’
‘Blijf van hem vandaan. Blijf hier tot hij dood is. Misschien laat hij jullie met rust.’
‘Dat kan niet,’ zei Angie.
‘Dat dacht ik al.’ Cheswick zuchtte. ‘Ik heb eens een verhaal over Trevor Stone gehoord. Eigenlijk was het maar een gerucht. Hoe dan ook, het schijnt dat begin jaren zeventig een vakbondsleider in El Salvador de boel aan het opstoken was. Hij bedreigde Trevor Stones bananen-, ananassen- en koffiebelangen. Het verhaal wil dat Trevor een paar telefoontjes pleegde. En op een dag waren arbeiders op een van zijn koffiefabrieken een vat met koffiebonen aan het sorteren en vonden ze een voet. En toen een arm. En toen een hoofd.’
‘De vakbondsleider,’ zei Angie.
‘Nee,’ zei Cheswick. ‘Het zesjarige dochtertje van de vakbondsleider.’
‘Jezus,’ zei ik.
Cheswick tikte peinzend op het dak van de limousine en keek uit over de gele straat. ‘De vakbondsleider en zijn vrouw zijn nooit gevonden. Die staan op de lijst van “vermiste personen” in dat land. En niemand heeft ooit nog voorgesteld om op een fabriek van Trevor Stone te gaan staken.’
We schudden elkaar de hand en hij stapte in de limousine.
‘Nog één ding,’ zei hij voordat de chauffeur de deur kon sluiten.
We bogen ons naar hem toe.
‘Eergisternacht is ingebroken in het kantoor van Hamlyn & Kohl. Ze hebben alle kantoorapparatuur gestolen. Het schijnt dat gestolen faxen en kopieerapparaten veel opbrengen.’
‘Dat schijnt,’ beaamde Angie.
‘Ik hoop het. Want de dieven moesten Everett Hamlyn doodschieten om bij die spullen te komen.’
We bleven zwijgend staan. Hij stapte in de limousine en die reed de straat door en sloeg rechtsaf, richting snelweg.
Angie pakte mijn hand vast. ‘Wat erg,’ fluisterde ze. ‘Van Everett, van Jay.’
Ik knipperde iets uit mijn ogen weg.
Angie verstrakte haar greep op mijn hand.
Ik keek op naar de lucht, die zo diep donkerblauw was dat het kunstmatig leek. Dat was ook iets wat me hier was opgevallen: Florida – zo vruchtbaar en weelderig en kleurrijk – leek nep in vergelijking met de lelijker staten in het noorden.
Er is iets lelijks aan volmaaktheid.
‘Het waren goede mensen,’ zei Angie zachtjes.
Ik knikte. ‘Ze waren geweldig.’