10
‘HEB JE GEDRONKEN?’
Sophie stond op blote voeten in de gang voor haar slaapkamer, waar ze met de telefoon naartoe was gevlucht om haar man niet wakker te maken. Patrick zou over een paar uur voor zaken naar Japan vertrekken en had zijn slaap hard nodig. Bovendien was het over halfeen en zou ze niet zo gauw een verklaring weten als hij haar vroeg waarom haar ex-man haar midden in de nacht opbelde, terwijl hij de afgelopen jaren zelfs niet één keer aan haar verjaardag had gedacht.
‘Het spijt me dat ik stoor. Ik weet dat de kinderen al slapen. Gaat het goed met ze?’
Hoewel hij geen antwoord had gegeven op haar vraag, hoorde ze het wel aan zijn stem. Die deed het ergste vermoeden.
‘Natuurlijk gaat het goed met ze. En ze slapen, ja. Diep en vast, zoals ieder normaal mens om deze tijd. Waar bel je in godsnaam over?’
‘Ik heb vandaag iets…’ Robert zweeg en begon opnieuw. ‘Het spijt me, maar ik moet je wat vragen.’
‘Nu? Kan dat niet tot morgen wachten?’
‘Het heeft al veel te lang geduurd.’
Sophie bleef op weg naar de woonkamer op een loper van sisal staan.
‘Waar héb je het over?’ Het tijdstip, zijn stem, de verwijzingen… Het hele telefoongesprek kwam onheilspellend op haar over. Geen wonder dat ze huiverde, en niet alleen omdat ze slechts een T-shirt en een slip droeg, zoals altijd als ze ging slapen.
‘Heb jij toen ooit getwijfeld of…’
Sophie sloot haar ogen terwijl Robert verderging. Er was nauwelijks een woord dat zo veel negatieve gevoelens bij haar opriep als ‘toen’. Vooral uit de mond van de man die Felix uit haar armen had weggenomen.
‘Ik bedoel, eigenlijk was er toch geen enkele aanwijsbare oorzaak…’
‘Waar wil je nou heen?’ Langzaam werd ze kwaad.
‘Je had tijdens je zwangerschap niet gerookt, Felix droeg geen te warme kleertjes en lag in een trappelzak die voorkwam dat hij zich op zijn buik zou draaien.’
‘Ik kan maar beter ophangen.’ Sophie begreep niet waarom Robert haar uit bed had gebeld om de risicofactoren voor een wiegendood nog eens op te sommen. Hoewel dat geheimzinnige begrip zo’n veertig procent van alle gevallen van zuigelingensterfte bestreek, waren de oorzaken nauwelijks bekend. En dat was ook geen wonder, als elk onverklaarbaar sterfgeval van een ogenschijnlijk gezond kind bij deze afschuwelijke categorie werd ingedeeld.
‘Nee! Wacht nog even, alsjeblieft. Geef nou antwoord op die ene vraag.’
‘Wat?’ Sophie zag zichzelf in de spiegel van de garderobe en schrok van de uitdrukking op haar eigen gezicht. Ze herkende de mengeling van verdriet, wanhoop en vermoeidheid.
‘Ik weet dat je me haat na wat er toen gebeurd is.’
‘Heb je koorts?’ vroeg Sophie. Niet alleen sprak Robert met dubbele tong, maar hij klonk ook heel verkouden.
‘Nee, ik mankeer niets. Geef nou antwoord.’
‘Maar ik begrijp je niet,’ vloog ze op, en probeerde toen met elk woord haar stem weer te laten dalen om Patrick en de tweeling niet uit hun slaap te halen.
‘Hij ademde niet meer en was al een beetje stijf toen je eindelijk de badkamerdeur openmaakte.’
Ze hoorde een geruis op de lijn toen Robert even zweeg. ‘De vraag is: waarom was je toch niet overtuigd? Waarom dacht je ondanks alles dat Felix nog leefde?’
Sophie verbrak de verbinding en liet haar hand met de hoorn krachteloos langs haar zij vallen. Haar vermoeidheid had plaatsgemaakt voor een verdoving die ze alleen van slaaptabletten kende. Tegelijk had ze een gevoel alsof ze zojuist een inbreker had betrapt terwijl hij haar ondergoed doorzocht. Dat is het precies, dacht ze, terwijl ze langzaam naar de kinderkamer liep. Robert had met zijn telefoontje in haar wereld ingebroken en een la van haar geest opengetrokken die ze na jarenlange moeizame arbeid, de hulp van haar nieuwe man, de geweldige tweeling en de begeleiding van een gepromoveerde psychoanalyticus eindelijk had dichtgeschoven en vastgespijkerd.
Ze opende de deur en hield haar adem in. Frida had haar deken naar het voeteneind van het bed geschopt en lag rustig te dromen, met haar bovenarm om een pinguïnknuffel geslagen. Ook Natalies borst ging regelmatig op en neer. In het eerste, kritische jaar na de geboorte had Sophie elke twee uur de wekker gezet om bij de kinderen te gaan kijken. Nu deed ze dat enkel nog als ze ’s nachts wakker werd om naar de wc te gaan. De beklemmende angst die ze in het begin had gevoeld, was overgegaan in een liefdevolle routine.
Tot nu. Tot Roberts telefoontje.
Waarom dacht je dat Felix nog leefde?
De zachte matras veerde mee toen Sophie bij Natalie op bed kwam zitten en haar haar, vochtig van het dromen, van haar voorhoofd streek.
‘Soms denk ik dat nog steeds,’ fluisterde ze. Toen kuste ze haar dochter zachtjes op haar voorhoofd en begon te huilen.