6
‘NEE, IK HEB GEEN HUISZOEKINGSBEVEL. IK BEN NIET VAN DE POlitie.’
Stern vroeg zich af of de jongen met de neuspiercing en de ongewassen haren ooit op school gezeten had. De lummel had een duidelijke overbeet en een korte bovenlip, die zijn tandvlees bloot liet, zodat het leek of hij voortdurend zat te grijnzen.
‘Dan gaat het niet,’ neuzelde de vent en hij legde zijn benen op het bureau. Sly, heette hij. Tenminste, met die belachelijke bijnaam had hij zich voorgesteld toen Stern een paar minuten eerder het kantoortje op de begane grond van het expeditiebedrijf was binnengestapt.
‘En wat moet u in nummer zes? De garagenummers onder de tien verhuren we volgens mij niet meer.’
Simon had zich in het ziekenhuis niet het volledige adres kunnen herinneren, maar de aanwijzing ‘Spree Garage’ bleek voldoende. Stern kende de bouwvallige opslagloodsen aan het kanaal in Alt-Moabit wel. De hoofdvestiging van de oude Berlijnse firma was een zandkleurig bakstenen gebouw, direct aan het water. Een eindje daarachter lagen de loodsen, die door klanten werden gehuurd voor de tijdelijke opslag van meubels, elektrische apparaten en andere spullen. De zaken liepen niet meer zo goed sinds de tijd dat gastarbeiders nog bereid waren voor tweeënhalve euro per uur met een wasmachine te gaan zeulen, dus was het complex de afgelopen jaren nauwelijks meer onderhouden. In het groezelige kantoortje stonk het naar rook en synthetische dennengeur tegelijk, vermoedelijk dankzij de luchtverfrisser die Sly aan de lamp had gehangen om zich de moeite van regelmatig luchten te besparen. Geen wonder dat de schimmel zich uitstrekte vanaf de gesloten luxaflex tot aan het plafond. Het was Stern een raadsel waarom je op zo’n miezerige herfstdag ook nog het laatste restje daglicht uit je kamer wilde weren.
‘Ik ben advocaat en op zoek naar de erfgenamen van misschien wel een grote nalatenschap,’ draaide Stern het verhaaltje af dat hij op weg vanaf het ziekenhuis had bedacht. ‘En in garage nummer zes zijn waarschijnlijk belangrijke aanwijzingen te vinden.’
Terwijl hij sprak opende hij zijn portefeuille en haalde twee briefjes van vijftig euro tevoorschijn.
Sly liet zijn benen van het bureau zakken en zijn onnozele grijns werd breder. ‘Voor honderd ballen zet ik mijn baan niet op het spel,’ verklaarde hij met gespeelde verontwaardiging.
‘O, dat doe je wel.’
Stern draaide zich om naar de snuivende man die luidruchtig het kantoortje was binnengekomen en borg zijn geld weer op.
‘Verdomme, het stinkt hier als in een rattensauna,’ vloekte de zwetende nieuwkomer met het kale hoofd. Hij deed denken aan een staande boeddha. Op Andi Borcherts rug had je het scherm van een breedbeeld-tv kunnen monteren zonder dat het buiten zijn schouders uit zou steken.
‘En wie ben jíj dan wel?’ vroeg Sly, en hij sprong overeind. Zijn grijns was op slag verdwenen.
‘Maak nou geen drukte. Blijf rustig zitten.’ Borchert drukte de knul zonder poespas op zijn stoel terug en liep naar het sleutelbord dat naast een grote plattegrond van Berlijn aan de muur hing.
‘Om welke garage ging het, Robert?’
‘Nummer zes.’ Stern vroeg zich af of hij er verstandig aan had gedaan zijn voormalige cliënt te bellen om assistentie. Hij kende de drastische oplossingen van Andreas Borchert. Die waren juist de reden waarom hij twee jaar geleden bijna de gevangenis in was gedraaid. In die tijd had Borchert nog ‘adult movies’ geproduceerd, smoezelige hardporno, waarmee hij een klein vermogen verdiende, totdat op een dag een van zijn actrices op de set was verkracht. Alle feiten leken naar Borchert als dader te wijzen, totdat Stern de rechter tijdens een geruchtmakend proces van het tegendeel had overtuigd. Andi was er met een voorwaardelijke straf van afgekomen toen hij na zijn vrijspraak de werkelijke dader had opgespoord en in elkaar geslagen. Ook in dat geval had Stern door tactisch manoeuvreren de straf aanzienlijk kunnen verminderen, wat hem ongevraagd Borcherts eeuwige vriendschap had opgeleverd.
‘Als je de politie belt, hebben wij een afspraak,’ gromde Andi nu in Sly’s richting, terwijl hij de juiste sleutel van het bord pakte. ‘Bij jou thuis. Begrepen?’
Stern kon een lachje niet onderdrukken toen zijn ex-cliënt met die woorden het kantoortje uit stapte, zonder te wachten op het bedeesde knikje van de beheerder.
Hij liep met Borchert mee over het grindpad naar de garage.
‘Zo, en nu graag een samenvatting voor mensen zonder schooldiploma.’
Het scheen Borchert niet te deren dat hij om de paar passen met zijn hoge witte gympen in een plas stapte. Zweetdruppeltjes liepen langs zijn slapen. Dat hij bij de geringste lichamelijke inspanning begon te zweten had hem verschillende bijnamen bezorgd: Okselfris, Sumo, Zweetklier, en meer van dat fraais. Borchert kende ze allemaal, hoewel niemand het hem ooit in zijn gezicht durfde te zeggen.
‘Het enige wat ik over de telefoon begrepen heb is dat je hulp nodig had, omdat een jochie van tien een moord zou hebben gepleegd.’
‘Meer dan één moord, zelfs.’ Terwijl ze over het terrein liepen vertelde Stern hem het krankzinnige verhaal. Hij begon steeds sneller te praten naarmate het ongeloof op het gezicht van zijn ex-cliënt duidelijker werd. Ten slotte bleven ze staan bij een roestige container voor bouwafval, waar net een zwarte kat over de rand verdween.
‘Vermoord? Vijftien jaar geleden, in een vorig leven? Dat meen je niet.’
‘Dacht je dat ik jou zou hebben gebeld als ik een andere keus had gehad?’ Stern streek zijn haar naar achteren en beduidde Borchert hem te volgen naar de garage.
‘Sinds ik gisteren dat lijk ontdekte is Martin Engler al met de zaak bezig – de inspecteur die jou toen ook heeft opgepakt.’
‘Ja, ik herinner me die etterbak nog wel.’
‘En hij weet nog heel goed hoe ik zijn feestje toen heb verstierd.’
Engler had bij zijn onderzoek verzuimd een blik in Borcherts patiëntendossier te werpen. Al sinds zijn jeugd leed Andi aan partiële erectiele disfunctionaliteit. In gewone taal: hij was bijna impotent en was hooguit na een langdurig voorspel en in een vertrouwde omgeving in staat tot een erectie. Het was uitgesloten dat hij het jonge meisje zou hebben verkracht.
Borchert was Stern eeuwig dankbaar dat hij niet alleen vrijspraak voor hem had gekregen, maar de zaak ook achter gesloten deuren had laten behandelen. Een pornoproducent die hem niet omhoog kreeg… Hij zou het lachertje van de hele business zijn geworden. Hoewel die details dankzij Stern nooit naar buiten waren gekomen, had Borchert na het proces de filmwereld toch de rug toegekeerd. Tegenwoordig bezat hij een paar goedlopende discotheken in Berlijn en omgeving.
‘Hij zou me graag een oor aannaaien,’ besloot Stern.
‘Ik wil je met alle plezier helpen, maar ik begrijp er niets van. Waarom bemoei je je hiermee?’ Borchert schopte een leeg bierblikje weg.
‘Ik heb die jongen nu eenmaal beloofd dat ik zijn zaak op me zou nemen. Oké?’ ontweek Stern de vraag.
Hij wilde Borchert liever niet over de dvd vertellen, hoewel Andi dan meteen zou hebben begrepen waarom hij een lijfwacht nodig had. Borchert was de enige die koelbloedig genoeg was voor die rol en zonder lastige vragen het vuile werk zou opknappen. Toch was Stern bang dat zijn vroegere cliënt hem voor gek zou verslijten als hij toegaf waarom hij werkelijk een onderzoek instelde naar wat Simon in een vorig leven zou hebben uitgespookt.
En misschien wás hij wel gek, dacht hij. Krankzinnig geworden. Aan de ene kant had je die video van twee minuten, maar aan de andere kant de wetten van de natuur, die het onmogelijk maakten dat Felix nog in leven zou zijn. Hoewel diezelfde natuurwetten ook uitsloten dat Simon zich een reeks moorden kon herinneren die lang voor zijn geboorte waren gepleegd.
‘Goed, dan hou ik mijn mond, edelachtbare.’ Borchert hief zijn handen, alsof Stern een pistool op hem gericht hield. ‘Maar vertel me nou niet dat we hier op zoek zijn naar een volgend lijk.’
‘Dat zijn we dus wel. Ik kom net van Simon, in het ziekenhuis, waar hij me dit adres noemde.’
Het regende wat minder nu en Stern kon eindelijk om zich heen kijken zonder steeds de fijne druppeltjes van zijn wimpers te hoeven knipperen. Hooguit vijftig meter voor hen uit zag hij de metalen deur van garage nummer zes, onderdeel van een blok bouwvallige loodsen op een steenworp afstand van de Spree.
‘Simon zei dat hij het slachtoffer twaalf jaar geleden zijn benen had afgehakt, zodat hij beter in een koelkast zou passen.’