4
‘WACHT NOU EVEN. NIET ZO SNEL. RUSTIG AAN, VANAF HET BEGIN.’
Stern liep naar de vensterbank en raakte een tekening aan die tegen het raam was geplakt. Simon had met waskrijt een verbazingwekkend levendige kerk getekend, met een sappig groen grasveld ervoor. Om een of andere reden had hij die tekening gesigneerd met ‘Pluto’.
Hij draaide zich weer naar de jongen om. ‘Heb je zulke… zulke vreselijke herinneringen…’ Stern kon er geen beter woord voor vinden, ‘al eens eerder gehad?’
Hij vroeg zich af hoe een buitenstaander dit gesprek zou interpreteren. Blijkbaar geloofde Simon niet alleen in reïncarnatie, maar dacht hij ook dat hij een seriemoordenaar was geweest.
‘Nee, pas op mijn verjaardag voor het eerst.’ De jongen nam een pakje appelsap van zijn nachtkastje en stak het rietje in de opening. ‘Dat had ik nog nooit gedaan, een regressie.’
‘Beschrijf het eens. Hoe ging dat?’
‘Ik vond het wel leuk. Alleen was het nogal stom dat ik mijn gympen moest uittrekken.’
Stern glimlachte bemoedigend tegen Simon, in de hoop dat hij met betere details zou komen.
‘Die dokter heeft een prachtig huis. Vlak bij de Fernsehturm, zei hij, maar die heb ik niet gezien toen wij er waren.’
‘Heeft hij je ook iets gegeven toen je bij hem was?’ Medicijnen? Drugs? Psychofarmaca?
‘Ja. Warme melk met honing. Heel lekker. En daarna moest ik gaan liggen, op een blauwe matras op de grond. Carina was erbij en legde twee dekens over me heen, zodat ik het niet koud zou krijgen – warm en gezellig, met alleen mijn hoofd erbovenuit.’
‘En wat deed de dokter toen?’ Stern aarzelde om die academische titel te gebruiken, ervan overtuigd dat Tiefensee zijn bul had vervalst of ergens had gekocht.
‘Eigenlijk niets. Ik heb hem ook niet meer gezien.’
‘Maar hij was toch wel in de kamer?’
‘Ja, natuurlijk. En hij praatte tegen me, eindeloos, met een zachte, prettige stem. Net als zo’n hoorspelacteur, weet je wel?’
Het was de eerste keer dat Simon hem tutoyeerde, constateerde Stern, en hij was wel blij met dat kleine blijk van vertrouwen.
‘Wat zei meneer Tiefensee allemaal tegen je?’
‘Hij zei: “Normaal doe ik dit niet bij kinderen van jouw leeftijd.”’
Een hele troost, dacht Stern sarcastisch. De charlatan belazert alleen volwassenen.
‘Maar vanwege mijn ziekte en vanwege Carina had hij een uitzondering gemaakt.’
Carina. Stern vulde de open plekken in de letters van haar naam met zijn balpen in en nam zich voor zo snel mogelijk naar haar relatie met deze kwakzalver te informeren. Het kon geen toeval zijn dat ze bij Tiefensee terecht was gekomen.
‘Hij vroeg me van alles. Wat mijn mooiste ervaringen waren en waar ik me het gelukkigst had gevoeld. Op vakantie, bij vrienden of op de kermis. Daarna moest ik aan de leukste plek op aarde denken en mijn ogen dichtdoen.’
Breng de proefpersoon in slaaptoestand. Stern knikte onwillekeurig toen hij bij Simons beschrijving terugdacht aan het sleutelwoord dat hij de vorige dag op internet regelmatig was tegengekomen. Na zijn impulsieve telefoontje aan Sophie was hij achter de computer gaan zitten. Met maar één zoekopdracht had hij duizenden websites van parapsychologische zwetsers en esoterische freaks gevonden, maar uiteindelijk ook een paar serieuze bronnen met nuttige informatie over regressie. De meeste wezen op de gevaren daarvan. Verbazend genoeg plaatsten ze dikwijls geen vraagtekens bij de mogelijkheid van reïncarnatie als zodanig, maar waarschuwden ze voor de gevolgen van psychisch letsel, bijvoorbeeld als een proefpersoon tijdens zijn regressie een hevig trauma uit zijn verleden opnieuw beleefde.
‘Ik dacht aan een mooi strand,’ vervolgde Simon, ‘waar ik een feestje had met mijn vrienden. Iedereen at ijs.’
‘En wat gebeurde er?’
‘Ik werd heel moe. En op een gegeven moment vroeg de dokter of ik een grote schakelaar zag.’
Simon knipperde met zijn ogen en Stern was al bang dat de jongen enkel door dit verhaal weer bewusteloos zou raken. Maar hij had nog geen hoestbui gekregen – en sinds zijn longontsteking was dat een voorbode van een epileptische aanval of een flauwte, zoals Stern van Carina begrepen had. Net als twee dagen eerder, in die kelder.
‘In mijn hoofd zocht ik naar een schakelaar. Een lichtknopje, of zoiets.’
‘En vond je dat?’
‘Ja. Het duurde wel even, maar toen zag ik het. Een beetje griezelig, dat wel, omdat ik mijn ogen dicht had.’
Stern wist wat er komen ging. Om de patiënten te manipuleren moest de therapeut hun bewustzijn uitschakelen. Het verstand op nul zetten met behulp van een denkbeeldige lichtschakelaar was een geliefde methode. Daarna kon de parapsycholoog in alle rust zijn patiënt van alles inprenten. Stern was alleen benieuwd naar het motief van Tiefensee. Waarom Simon? Waarom een doodzieke jongen met een onbehandelbare hersentumor? En waarom had Carina dat niet begrepen? Ze spoorde misschien niet helemaal en geloofde in bovenzintuiglijke verschijnselen, maar ze zou nooit hebben toegestaan dat een kind voor bedenkelijke praktijken werd misbruikt – zeker geen kind dat aan haar zorgen was toevertrouwd.
‘Eerst lukte het niet. Ik kon die schakelaar niet omzetten,’ ging Simon rustig verder. ‘Hij klapte steeds weer terug. Dat was wel grappig, maar dokter Tiefensee gaf me een rolletje plakband.’
‘Plakband?’
‘Ja, niet in het echt, maar in mijn fantasie. In gedachten moest ik die schakelaar met plakband vastzetten. En toen lukte het. De schakelaar bleef zitten en ik stapte in een lift.’
Stern zweeg, om de jongen op dit belangrijke punt niet te onderbreken. Want nu kwam de feitelijke regressie, de reis naar het onderbewustzijn.