16
CARINA STAPTE UIT DE AUTO EN TUURDE NAAR HET HUIS OM EEN teken van leven te ontdekken.
‘Hier?’
Ze keek naar boven. Een zeshoekig huifdak lag golvend als de pruik van een Engelse rechter over de maïsgele, pas gerenoveerde laat-negentiende-eeuwse villa. Nergens brandde licht. Overal waren de jaloezieën neergelaten of de luiken gesloten.
‘Warm,’ antwoordde de Stem. Carina’s benen waren gevoelloos en ze probeerde haar evenwicht te bewaren toen ze naar het smeedijzeren tuinhek liep. Tot haar verbazing zat het niet op slot.
En nu?
Ze opende de ritssluiting van het tasje dat voor haar buik hing als onderdeel van haar joggersvermomming. Tussen Simons medicijnen, wat contant geld en dingen die ze voor Stern moest bewaren, vond ze de Röhm RG70, een ‘cadeautje’ van Borchert.
‘Voor noodgevallen,’ had hij gezegd. ‘Klein en elegant, als gemaakt voor een tengere vrouwenhand.’
Een onwezenlijk gevoel bekroop haar toen ze over het grindpad naar het huis liep.
Nooit eerder in haar leven had ze een vuurwapen in haar hand gehad, zeker niet met de bedoeling het eventueel tegen mensen te gebruiken.
‘Is hij open?’ vroeg
ze, toen ze voor de met krullen versierde voordeur stond.
Voor het eerst kreeg ze geen antwoord.
Voorzichtig legde ze haar hand tegen de zware deur, die geen
millimeter week. Op slot. Vergrendeld.
Carina draaide zich om, maar kon niemand ontdekken in het schemerlicht van de oude straatlantaarns. Geen voorbijgangers, geen achtervolgers. Er was niets te horen, behalve het verkeersgedruis uit de naburige Königstraße.
‘Hoe kom ik binnen?’ vroeg ze de onbekende aan de andere kant. ‘Door de achterdeur?’
Weer geen antwoord, behalve een hijgende ademhaling.
Ze zag de ondergrondse garage aan de rechterkant van de villa en ontdekte verse bandensporen in de natte bladeren. ‘De garage?’ vroeg ze met haar rug naar de voordeur toe. ‘Is dat het? Moet ik de garage proberen?’
De Stem zweeg nog steeds. Ze hoorde hem zelfs niet meer ademen. ‘Verdomme,’ mompelde ze bij zichzelf. Ik heb geen tijd te verliezen. Ik kan niet het hele terrein verkennen terwijl Simon daarbinnen misschien de vreselijkste dingen moet ondergaan en…
Ze klemde haar hand om de harde kolf van het pistool en legde haar linkerwijsvinger tegen de koperen knop van de bel. Ze was geen detective, geen getrainde rechercheur. Op dat terrein had ze geen enkele kans. Ze zou het nooit kunnen winnen, hooguit wat verwarring zaaien…
‘Ik bel nu aan,’ zei ze in de telefoon, en ze deed het.
‘Koud,’ antwoordde een sonore stem vlak naast haar oor.
Het volgende moment voelde ze een felle explosie tussen haar slapen, en toen niets meer.