26
TOEN HIJ OP DE PARKEERPLAATS AAN DE CLAYALLEE DE PLASTIC handboeien om kreeg, dacht Stern onwillekeurig terug aan wat een cliënte jaren geleden eens tegen hem had gezegd: Net alsof je je leven bij de garderobe afgeeft.
De vrouw, die vals geld in omloop had gebracht, was weliswaar niet ten onrechte aangehouden, zoals hij nu, maar Stern moest toegeven dat ze dat eerste moment van wanhoop en machteloosheid goed had beschreven.
‘Waarom hier?’ Engler keek Stern in zijn spiegeltje aan en herhaalde zijn vraag: ‘Waarom wilde je speciaal bij een pretpark afspreken?’
De inspecteur zat zelf achter het stuur van zijn onopvallende dienstauto. Alleen insiders wisten dat de grijze wagen van de politie was.
‘Om te zien of je je aan onze afspraak hield.’ Stern had moeite zijn ogen open te houden. Met al die pijn zou hij het liefst in een verdoving zijn weggezakt, maar daarvoor was het nog te vroeg.
‘Ik wilde zeker weten dat je alleen was gekomen.’ Stern beduidde Engler om door de achterruit een blik op het glimmende reuzenrad te werpen waar ze langzaam bij vandaan reden. ‘Het uitzicht daarboven is werkelijk fantastisch.’
Hij had de politieman vanuit een gondel gebeld en hem gevraagd zijn waarschuwingslichten aan te zetten. Nadat hij hem op die manier had gelokaliseerd, was hij nog drie rondjes blijven zitten voordat hij het risico durfde te nemen. En inderdaad waren er geen verborgen hulptroepen uit het niets opgedoken toen hij bij de inspecteur in de auto stapte.
‘Ik begrijp het.’ Engler knikte waarderend en moest opeens niezen.
‘Maar je hoefde je niet druk te maken,’ zei hij toen zijn neus weer tot rust kwam. Hij klonk nog net zo verkouden als bij het eerste verhoor. Niet te geloven dat dat pas drie dagen geleden was.
‘We worden met gps gevolgd,’ hoestte de rechercheur. ‘De centrale weet steeds waar we zijn. En verder vind ik je wel een achterlijke klootzak, maar niet gevaarlijk.’ Hij grijnsde in het spiegeltje. ‘In elk geval niet zo gevaarlijk dat ik je niet in mijn eentje aankan.’
Stern knikte en keek naar zijn linkerpols, waarop de scherpe randen van de plastic handboeien al hun eerste sporen hadden nagelaten.
‘Maar waarom wilde je alleen met míj afspreken? We zijn niet bepaald de beste vrienden,’ merkte Engler op.
‘Juist daarom. Mijn vader zegt altijd dat je alleen zaken moet doen met vijanden. Die kunnen je niet verraden. Bovendien voel ik me niet prettig bij Brandmann. Ik ken hem niet.’
‘Verstandige man, je vader. Maar wat is je voorstel?’
‘Ik zal je onmiddellijk informatie geven waarmee je minstens twee criminelen kunt oppakken: een kinderhandelaar en de Wreker, de man die verantwoordelijk is voor de lijken die we hebben gevonden.’
Opeens werd het nog donkerder om hen heen. De huizen rechts en links van de weg verdwenen achter de natgeregende ruiten. Ze lieten het verlichte deel van de Hüttenweg achter zich en namen een verbindingsweg tussen Charlottenburg en Zehlendorf, dwars door Grunewald.
‘Oké, en wat vraag je daarvoor terug?’
‘Los van de aanwijzingen die jullie zogenaamd tegen mij hebben en los van wat ik je nu ga vertellen… de kinderen van mijn ex moeten onmiddellijk politiebescherming krijgen.’
‘Waarom?’
‘Omdat ik gechanteerd word. En dat brengt me bij mijn tweede eis. Je moet me vóór morgenochtend zes uur weer vrijlaten.’
‘Ben je gek geworden?’
‘Misschien, maar niet zo gek als dit gestoorde stel hier.’
‘Wat is dát?’ Engler wierp een vluchtige blik op de rechterstoel. Stern had met zijn geboeide handen moeizaam een kleine videoband uit zijn jasje gehaald en over de stoel naar voren gegooid.
‘Een video uit de slaapkamer van die makelaar in Wannsee. Kijk maar eens wat hij en zijn vrouw met Simon van plan waren. Als je een sterke maag hebt, tenminste.’
‘Is híj de man achter de schermen?’
‘Die makelaar? Nee.’
Zo beknopt mogelijk beschreef Stern wat hij de afgelopen uren had ontdekt.
‘Morgenvroeg wordt er op een trefpunt voor pedofielen een baby verkocht. Simon heeft een visioen gehad dat hij bij die transactie de kinderhandelaar zal doden. Uit wraak.’
‘En dat geloof jij?’
‘Nee. Als het verhaal klopt, zal morgenvroeg niet Simon maar een andere Wreker op de brug verschijnen. Hij zal de verkoper neerschieten zodra hij de kans krijgt.’
Engler reed langzaam naar het kruispunt tussen de Hüttenweg en de Königsallee.
‘Goed. Stel dat het waar is, hoe krankzinnig het ook klinkt,’ zei de inspecteur wantrouwend, ‘hoe weet die jongen daar dan van?’
Stern keek om of ze werden gevolgd, maar behalve een motor die voor hen uit in de richting van de Avus reed, stonden ze eenzaam voor een rood stoplicht, midden in het bos.
‘Hoe kan Simon Sachs, die cliënt van je, opeens niet alleen in het verleden maar ook in de toekomst kijken?’
‘Geen idee.’
Het regende nu nog harder. Engler zette de ruitenwissers wat sneller.
‘Als je wilt worden
vrijgelaten, is “geen idee” niet het juiste antwoord. Hoe weet ik
dat je er niet zelf achter zit?’
Ze reden weer verder en Stern hoorde iets
vreemds in het geluid van de motor. Het klonk alsof Engler benzine
met een te laag octaangetal had getankt.
‘Dat is juist de reden waarom je me niet moet vasthouden. Ik zal het je morgenvroeg bewijzen. Op de brug.’
‘Waar is die brug?’
‘Eerst maken we een afspraak, daarna vertel ik je het adres.’
Wacht eens. Wat hoor ik nou toch?
Stern boog zich verbaasd naar voren. Hij had zich vergist. Met de auto was alles in orde. Dat brommende geluid, als van een grasmaaier, kwam van buiten. En het werd harder.
‘Weet er nog iemand anders van deze ontmoeting?’ vroeg Engler opeens. Hij klonk nerveus, en zijn zenuwen sloegen meteen op Stern over.
‘Nee, niemand,’ antwoordde Robert aarzelend.
‘En wat was dat voor een nummer?’
‘Welk nummer?’
Robert zocht naar de telefoon in zijn jaszak. Die stond nog steeds aan. Dat betekende…
‘Waarop je me hebt gebeld. Van wie is die mobiel?’
Engler werd steeds paniekeriger en draaide zich onder het rijden naar Stern om.
‘Van die makelaar. Maar waarom…?’
De ruitenwissers sloegen naar rechts en verspreidden het regenwater zodanig dat het heel even als een loep voor de ruit werkte. En Robert zag het.
De motorrijder. Hij was gekeerd, had zijn koplamp uitgeschakeld en reed zonder helm en met uitgestoken arm op hen af.
Het licht voor hen sprong op groen en Engler schakelde.
O, verdomme. Borchert heeft ons nog zó gewaarschuwd. Ieder klein kind kan een mobieltje traceren en…
Een serie knallen maakte een eind aan Sterns gedachten.