6
HET CAFÉ ZAG ER NET ZO UIT ALS STERN ZICH VOELDE: LEEG, doods en verlaten. Hij was een moment besluiteloos blijven staan voor de deur van de kroeg, waarop een scholierenband schots en scheef een aankondiging van een optreden had geplakt. Toen liep hij naar het raam, rechts van de deur. TE HUUR stond er in grote rood-witte letters op een bordje, met daaronder, wat kleiner, het e-mailadres van een professionele makelaar. Stern tuurde de stoffige ruimte in, maar behalve een rij houten stoelen, die omgekeerd op kale lange tafels stonden, was er weinig te zien.
Goed, dacht hij. Als die vrouw daar werkelijk binnen op hem wachtte, was het wel duidelijk dat ze geen bed wilde kopen.
Stern draaide zich om en gunde zich een blik op het indrukwekkende, sierlijke puntgeveldak van het jugendstilstation. Hij kon zich goed voorstellen hoe de omwonenden van dit mooie plein in het hartje van Zehlendorf over dit leegstaande kroegje in hun achtertuin dachten. Een schandvlek. Hij vroeg zich af wat je fout kon doen om een eettentje in deze welvarende omgeving failliet te laten gaan.
Er reed een S-Bahn over de brug, waardoor het knarsende geluid achter zijn rug hem bijna ontging. Maar toen hoorde hij het en draaide zich haastig om. De voordeur zonder klink, die niet was bezweken onder de druk van zijn schouder, stond nu op een kier. Stern keek om zich heen. Toen geen van de voorbijgangers in hem geïnteresseerd leek, stapte hij naar binnen en snoof de karakteristieke lucht van een leegstaande ruimte op, nog voordat een ander geurtje in zijn neus drong: een bekend damesparfum.
Met iedere meter die Stern de vrouw met de sigaret bij het raam naderde, stelde hij de leeftijd bij waarop hij haar schatte. Vanaf de deur had ze nog veertig geleken, maar toen hij tegenover haar aan het tafeltje ging zitten, constateerde hij dat ze minstens twintig jaar ouder moest zijn. Ongetwijfeld had ze regelmatig de hulp van scalpel en botox ingeroepen in haar strijd tegen het verouderingsproces, maar dat was van dichtbij pas goed te zien. De onnatuurlijk strakke spieren in haar gezicht contrasteerden scherp met de ouderdomsvlekken op haar vingers, en ook haar slappe hals schreeuwde om een behandeling. Ondanks die kenmerken was Stern ervan overtuigd dat hij de vrouw bij een confrontatie op het politiebureau nooit zou herkennen. Niet zonder reden droeg ze een zilverwitte pagepruik en verborg ze haar ogen achter een ondoorzichtige zonnebril, waarmee ze eruitzag als een vreemd insect.
‘Mag ik alstublieft uw paspoort zien?’
Stern pakte zijn portefeuille. Die vraag had hij verwacht.
Borchert had hem gewaarschuwd. In sommige pedofielenkringen gold het opgeven van iedere anonimiteit als de beste bescherming. Iedereen kende iedereen. Net als bij de maffia zorgde men ervoor dat een nieuw lid eerst een strafbaar feit pleegde voordat hij in het wereldje werd opgenomen. Daartoe werd de nieuweling gefotografeerd met zijn eigen paspoort in zijn ene en een illegaal pornoblad in zijn andere hand, waarna die foto werd opgeslagen.
Stern legde ongevraagd de polaroids op het bruin-wit geblokte tafelkleedje. ‘Ik ben geen beginner.’
Als enige reactie trok de vrouw haar gelifte wangpartij even op. In elk geval was nu duidelijk waar het hier werkelijk om ging. Ieder normaal mens – zeker iemand die voor een onschuldig verkoopgesprekje kwam – had bij het zien van deze foto’s de politie gebeld. Maar de knokige vrouw nam rustig een haal van haar sigaret, die net zo dun was als de vingers waarmee ze hem vasthield. Ze nam niet eens de moeite de afschuwelijke opnamen om te keren.
‘Toch moet ik u vragen op te staan.’
Stern deed wat hem werd gevraagd.
‘Kleed u uit.’
Ook daar had hij op gerekend. Hij zou immers van de politie kunnen zijn, een provocateur die het niets kon schelen dat hij zich strafbaar maakte. Of iemand die perfect vervalste papieren had. Stern had er lang met Borchert over gepraat wat er zou gebeuren als ze erachterkwam wie hij werkelijk was: een veelgevraagde advocaat, op de vlucht met een kind dat uit het ziekenhuis was ontvoerd.
Volgens Borchert kon dat alleen maar in zijn voordeel werken. Als crimineel was hij een van hen. Maar uiteindelijk was het een academische discussie. Als hij hun plan wilde doorzetten, had hij niet genoeg tijd om nieuwe papieren te regelen.
‘Ook uw onderbroek.’ De vrouw wees naar Sterns heupen.
Pas toen hij zich spiernaakt om zijn as draaide, bromde ze tevreden. Toen opende ze een kunstleren handtas, die ze op haar schoot had gehouden, en haalde een kleine zwarte staaf tevoorschijn.
‘Oké,’ zei ze zacht, nadat ze hem met de metaaldetector had afgetast, net als op het vliegveld. Daarna herhaalde ze die procedure met Sterns kleren, die op een stapeltje voor haar op tafel lagen. In een drukke zaak aan de Schloßstraße had Robert een halfuur geleden nog snel een confectiepak, een overhemd en ondergoed gekocht. Waarschijnlijk was hij door tien bewakingscamera’s geregistreerd, maar dat risico moest hij maar nemen. Hij kon onmogelijk geloofwaardig een vader spelen die zijn eigen zoontje voor perverse seksspelletjes aan vreemden verhuurde, als hij bij de eerste ontmoeting in een voetbalshirt verscheen.
‘Goed,’ zei ze, zonder Stern zijn spullen terug te geven. ‘U kunt weer gaan zitten.’
Hij haalde zijn schouders op en voelde zich alsof hij bij de dokter was. Het hout van de stoel drukte koud tegen zijn blote achterwerk.
‘Waar is het bed?’ vroeg ze, met haar blik op zijn behaarde bovenlijf gericht. Stern walgde van zichzelf toen zijn tepels verstijfden door de kou. De vrouw zou het wel als een teken van seksuele opwinding opvatten, en alleen die gedachte al maakte hem beroerd.
‘Het staat buiten.’
Ze volgde zijn blik. Halfhoge vitrage hing scheef van rechts naar links voor het bruinige raam. De wereld daarachter glinsterde met de rode herfsttinten van de zonsondergang in de laatste, droge uren van de dag. Een echtpaar liet een hondje uit op het voorname plein. Ze genoten van de afnemende wind, die de blaadjes voor hun voeten deed dansen. Maar Stern zag niets van al die schoonheid buiten. In zijn ogen was het plein donker en somber toen hij naar de geparkeerde auto keek, waarin Simon op de achterbank op zijn teken wachtte.