4. LEREN VLIEGEN
'Hier,' zei grootmama Catherine tegen Paul, 'hou dit met je ene hand tegen je wang en dit met je andere hand tegen je lip. Ze gaf hem twee warme doeken waarop ze een van haar geheimzinnige zalfjes had gesmeerd. Toen Paul de doeken aannam, zag ik dat ook de knokkels van zijn rechterhand gezwollen en geschaafd waren.
'Grootmama, kijk, zijn hand ook,' riep ik.
'Dat is niets,' zei Paul. 'Dat is gekomen toen ik over de grond rolde -'
'Over de grond rolde? Op de fais dodo?' vroeg grootmama. Hij knikte en begon het te verklaren.
'We zaten gumbo te eten en -'
'Hou dit stevig vast,' beval ze. Zolang hij de doek tegen zijn lip hield kon hij niets zeggen, dus deed ik het woord voor hem.
'Het was Turner Browne. Hij zei allemaal lelijke dingen om op te scheppen tegenover zijn vrienden,' zei ik.
'Wat voor lelijke dingen?' vroeg ze.
'Je weet wel, grootmama. Slechte dingen.'
Ze staarde me even aan en keek toen naar Paul. Het was niet gemakkelijk iets voor grootmama Catherine verborgen te houden. Zolang ik me kon herinneren, kon ze dwars door je heen in je hart en ziel kijken.
'Maakte hij lelijke opmerkingen over je moeder?' vroeg grootmama. Ik wendde mijn ogen af, wat neerkwam op ja. Ze haalde diep adem, legde haar hand tegen haar hart en knikte. 'Ze laten het niet met rust. Ze klampen zich vast aan de moeilijke tijden van anderen als mos aan vochtig hout.' Hoofdschuddend schuifelde ze weg, haar hand nog tegen haar hart.
Ik keek naar Paul. De bedroefde blik in zijn ogen zei me hoe het hem speet dat hij driftig was geworden. Hij wilde de doek van zijn lip nemen om het te zeggen, maar ik legde snel mijn hand op de zijne. Paul glimlachte naar me met zijn ogen, want hij moest zijn lippen strak houden.
'Houd de doek zo vast, zoals grootmama gezegd heeft,' waarschuwde ik. Ik liet mijn hand op de zijne liggen en glimlachte. 'Hij was erg dapper, grootmama. Je weet hoe groot Turner Browne is, en het kon Paul niets schelen.'
'Daar ziet hij naar uit,' zei ze hoofdschuddend. 'Je grootvader Jack was niet veel anders, en is dat nog steeds niet. Ik wou dat ik een penny kreeg voor alle keren dal ik een zalf moest klaarmaken om de wonden te behandelen die hij in zijn vechtpartijen had opgelopen. Eén keer kwam hij thuis met een dichtgeslagen rechteroog, en een andere keer was er een stukje van zijn oor gebeten. Je zou denken dat hij wel zou oppassen voor hij zich weer in een vechtpartij waagde, maar die man niet. Hij stond achter aan de rij toen ze gezond verstand uitdeelden,' eindigde ze.
De regen die op ons zinken dak kletterde bedaarde, tot we alleen nog maar een zacht tik, tik, tik konden horen, en ook de wind was gaan liggen. Grootmama deed de houten luiken open om de zachte bries binnen te laten. Ze haalde diep adem.
ik hou van de geur van de bayou na de regen. Het maakt alles fris en schoon. Ik wou dat de regen hetzelfde deed met mensen,' zei ze, en zuchtte diep. Ze keek bezorgd. Ik had haar nog nooit zo bedroefd en moe meegemaakt. Ik werd bevangen door een soort verlammende verdoving en even kon ik alleen maar blijven zitten en luisteren naar het bonzen van mijn hart. Grootmama huiverde plotseling en sloeg haar armen om zich heen.
'Voel je je wel goed, grootmama?'
'Wat? Ja, ja. Oké,' zei ze, en liep naar Paul. 'Laat me je eens bekijken.'
Hij haalde de doeken van zijn lip en wang en ze onderzocht zijn gezicht. De zwelling was verdwenen, maar zijn wang zag nog vuurrood en zijn onderlip was donker op de plaats waar Turner Brownes vuist hem had getroffen. Grootmama Catherine knikte en liep naar de ijskast. Ze hakte een klein stukje ijs af en wikkelde het in een andere doek.
'Hier,' zei ze, toen ze terugkwam. 'Leg dit op je wang tot het te koud wordt, en dan op je lip. Blijf het afwisselen tot het ijs gesmolten is, begrepen?'
'Ja, mevrouw,' zei Paul. 'Dank u. Het spijt me dat dit gebeurd is. Ik had Turner Browne moeten negeren.'
Grootmama Catherine keek hem even strak aan, toen verzachtte haar gezicht.
'Soms kun je iets niet negeren; soms gaat het kwaad niet weg,' zei ze.
'Maar dat wil niet zeggen dat ik je bij nog meer vechtpartijen betrokken wil zien,' waarschuwde ze. Hij knikte gehoorzaam.
'Dat zult u niet,' beloofde hij.
'Hm,' zei ze. 'Ik wou dat ik nog een penny had voor alle keren dat mijn man me hetzelfde beloofde.'
'Ik hou mijn belofte,' zei Paul trots. Dat beviel grootmama, en ze glimlachte.
'We zullen zien,' zei ze.
'Ik moet er vandoor,' verklaarde Paul, terwijl hij opstond. 'Nogmaals bedankt, mevrouw Landry.'
Grootmama Catherine knikte.
ik breng je naar de auto, Paul,' zei ik. Toen we op de veranda kwamen, zagen we dat het was opgehouden met regenen. De lucht zag nog donker, maar de bungelende kale gloeilamp van de veranda wierp een streep wit licht op Pauls auto. Met het washandje met ijs tegen zijn wang, pakte hij met zijn vrije hand mijn hand vast, en samen liepen we over het pad naar de auto.
'Ik schaam me dat ik de avond heb bedorven,' zei hij.
'Jij hebt hem niet bedorven; Turner Browne heeft hem bedorven. Bovendien hebben we nog een hele tijd gedanst,' voegde ik eraan toe.
'Het was leuk, hè?'
'Weet je,' zei ik, 'dit was mijn eerste echte afspraakje.'
'Heus? Ik dacht altijd dat je een heleboel vriendjes had, en dat je geen tijd voor mij zou hebben,' bekende hij. 'Ik moest al mijn moed bij elkaar rapen om die middag op school naar je toe te komen en te vragen of ik je boeken mocht dragen en je naar huis mocht brengen. Daarvoor had ik heel wat meer moed nodig dan om Turner Browne aan te vallen.'
'Ik weet het. Ik herinner me nog hoe je lippen trilden. Ik vond het schattig.'
'Meen je dat? Nou, dan blijf ik gewoon de meest verlegen jongeman die je ooit gezien hebt.'
'Zolang je maar niet te verlegen bent om me nu en dan een zoen te geven,' antwoordde ik. Hij glimlachte en maakte een grimas van pijn. 'Arme Paul,' zei ik, en boog me naar voren om hem heel zacht op zijn gewonde mond te kussen. Zijn ogen waren nog gesloten toen ik me terugtrok. Toen sperde hij ze open.
'Dat is de beste zalf, zelfs nog beter dan de magische geneesmiddelen van je grootmoeder. Ik zal elke dag langs moeten komen voor een behandeling,' zei hij.
'Dat gaat je veel kosten,' waarschuwde ik.
'Hoeveel?'
'Je oneindige toewijding,' antwoordde ik. Zijn ogen waren strak op me gericht.
'Die heb je al, Ruby,' fluisterde hij, 'en die zul je altijd blijven behouden.'
Toen boog hij zich naar voren, zonder op de pijn te letten, en kuste me warm op de lippen.
'Gek,' zei hij, toen hij het portier van de auto opende, 'maar ondanks mijn pijnlijke wang en gespleten lip, geloof ik dat dit een van de mooiste avonden van mijn leven was. Welterusten, Ruby.'
'Welterusten. Vergeet niet dat ijs op je lip te houden, zoals grootmama je gezegd heeft.'
'Ik zal eraan denken. Bedank haar nog eens voor me. Tot morgen.' Hij startte de motor. Ik keek toe terwijl hij achteruitreed. Hij zwaaide en reed weg. Ik bleef hem nakijken tot de rode achterlichten van zijn auto verdwenen waren in de duisternis. Toen draaide ik me om en zag grootmama Catherine op de rand van de veranda naar me staan kijken. Hoe lang had ze daar gestaan? vroeg ik me af. Waarom stond ze te wachten?
'Grootmama? Is er iets?' vroeg ik toen ik dichterbij kwam. Haar gezicht stond zo somber. Ze zag er bleek en verloren uit, alsof ze een van de geesten gezien had die ze bij anderen moest verjagen. Haar ogen staarden me wezenloos aan. Ik voelde iets hards en zwaars in mijn borst.
'Kom binnen,' zei ze. ik moet je iets vertellen, iets dat ik je al lang geleden had moeten zeggen.'
Mijn benen voelden zo stram als boomstronken toen ik de trap opliep en naar binnen ging. Mijn hart, dat zo blij geklopt had na Pauls laatste kus, begon nu hard en luid te bonzen. Ik kon me niet herinneren dat ik ooit zo'n melancholieke en droevige uitdrukking op het gezicht van grootmama Catherine had gezien. Wat voor zware last moest zij torsen? Wat voor verschrikkelijks stond ze op het punt me te vertellen?
Ze ging zitten en staarde lange tijd voor zich uit, alsof ze mijn aanwezigheid vergeten was. Ik wachtte, met bonzend hart en mijn handen gevouwen in mijn schoot.
'Je moeder had altijd iets wilds en ongebondens,' begon ze. 'Misschien was het het bloed van de Landry's, misschien was het de manier waarop ze opgroeide, altijd in de buurt van wilde dingen. In tegenstelling tot de meeste meisjes van haar leeftijd was ze voor niets in het moeras bang. Ze pakte een kleine slang even gemakkelijk op als ze een madeliefje plukte.
'In het begin nam grootvader Jack haar overal mee naar toe in de bayou. Ze viste met hem, jaagde met hem, voer de boot met een vaarstok toen ze net groot genoeg was om te staan en de stok in de modder te kunnen zetten. Ik dacht altijd dat ze een wildebras zou worden. Maar,' ging ze verder, terwijl ze me strak aankeek, 'ze werd allesbehalve een wildebras. Misschien was het beter geweest als ze wat minder vrouwelijk was aangelegd.
'Ze groeide snel op, ze werd al heel jong een echte vrouw, en haar donkere ogen en lange haar dat even vol en rood was als dat van jou, brachten niet alleen de jongens maar ook de mannen in verrukking. Ik geloof dat ze zelfs de vogels en dieren in het moeras fascineerde. Vaak,' zei ze, glimlachend bij de herinnering, 'zag ik een moerashavik met zijn geelomrande ogen omlaag- turen en haar met zijn blik volgen als ze langs de oever van de kreek liep.
'Ze was zo onschuldig en zo mooi. Ze wilde alles aanraken, alles zien, alles meemaken. Helaas was ze kwetsbaar voor de verleiding van oudere, sluwere mannen, en zo kwam ze te drinken uit de beker van de zonde.
'Toen ze zestien was, was ze erg populair en werd overal mee naartoe gevraagd door elke jongen in de bayou. Ze smeekten haar allemaal om een beetje aandacht. Ik zag hoe ze jongens kon plagen die vertwijfeld verlangden naar een glimlach, een lach van haar, een veelbelovend woord, zodra ze in hun buurt kwam.
'Jonge jongens deden al haar karweitjes, stonden zelfs in de rij om grootvader Jack te helpen, die zich niet te goed voelde om van die arme kinderen te profiteren, mag ik wel zeggen. Hij wist dat ze hoopten bij Gabrielle in een goed blaadje te komen door zich voor hem uit te sloven en hij liet ze meer voor hem doen dan ze voor hun eigen vaders deden. Het was regelrecht misdadig van hem, maar hij wilde niet naar me luisteren.
in ieder geval, op een avond, ongeveer zeven maanden na haar zestiende verjaardag, kwam Gabrielle bij me in deze zelfde kamer. Ze zat op dezelfde plaats waar jij nu zit. Toen ik naar haar keek, hoefde ik niet meer te horen wat ze ging zeggen. Ze was als een ruit, je kon dwars door haar heen zien. Mijn hart begon sneller te kloppen, ik hield mijn adem in.
'"Mama," zei ze met gebroken stem, "ik geloof dat ik zwanger ben." Ik deed mijn ogen dicht en leunde achterover. Het leek of het onvermijdelijke gebeurd was. Wat ik had gevreesd en voorvoeld was gebeurd.
'Zoals je weet, laten wij, katholieken, ons niet aborteren. Ik vroeg wie de vader was en ze schudde alleen maar haar hoofd en holde weg. Later, toen grootvader Jack thuiskwam en het hoorde, werd hij wild. Hij sloeg haar bijna dood voor ik er een eind aan kon maken, maar hij kreeg te horen wie de vader was,' zei ze, en sloeg langzaam haar ogen op.
Hoorde ik het in de verte donderen, of was het mijn bloed dat bulderend door mijn aderen stroomde?
'Wie was het, grootmama?' vroeg ik met dichtgeknepen keel.
'Het was Octavious Tate die haar verleid had,' zei ze, en opnieuw leek het of het huis op zijn grondvesten trilde en mijn hart en ziel verbrijzelde. Ik kon geen woord uitbrengen; ik kon haar niet de volgende vraag stellen, maar grootmama besloot dat ik alles hoorde te weten.
'Grootvader Jack ging onmiddellijk naar hem toe. Octavious was nog geen jaar getrouwd en zijn vader leefde nog. Je grootvader Jack was in die tijd een nóg grotere gokker dan nu. Hij kon een partijtje bourré niet aan zijn neus voorbij laten gaan, hoewel hij meestal degene was die de pot spekte. Eén keer verloor hij zijn laarzen en moest hij barrevoets naar huis. Een andere keer verwedde hij een gouden tand en moest hij blijven zitten terwijl iemand hem met een tang er uittrok. Zo'n gokverslaafde was hij in die tijd, en is hij trouwens nog steeds.
'In ieder geval kreeg hij de Tates zover dat ze hem betaalden om de zaak
Toen wisten we dat nog niet, maar het was de laatste keer geweest dat we elkaar ooit op die manier zouden zoenen, de laatste keer dat we eikaars hart voelden kloppen en opgewonden raakten bij eikaars aanraking. Ik deed de deur dicht en liep naar de trap. ik had het gevoel of iemand die ik kende en van wie ik hield zojuist was gestorven. In zekere zin was dat waar, want de Paul Tate die ik kende en van wie ik hield was verdwenen en de Ruby Landry die hij had gekust en van wie hij hield bestond ook niet meer. De zonde waaraan Paul het leven te danken had stak zijn lelijke kop op en stal onze liefde.
Ik vreesde de komende dagen.
Die nacht lag ik te woelen en werd voortdurend wakker. En telkens voelde mijn maag aan als een samengebalde vuist. Ik wilde dat de hele dag en avond een boze droom waren geweest, maar om grootmama's donkere, droevige ogen kon ik niet heen. Haar beeld bleef voor mijn ogen hangen en herinnerde me aan alles wat er gebeurd was, bevestigde dat alles wat ik gehoord had echt en waar was.
Ik dacht niet dat grootmama Catherine veel beter geslapen had dan ik, ook al had ze er zo uitgeput uitgezien voor ze naar bed ging. Voor het eerst in lange tijd was ze maar een paar seconden eerder op dan ik. Ik hoorde haar langs mijn kamer schuifelen en deed de deur open om haar na te kijken toen ze naar de keuken liep.
Haastig ging ik naar beneden om haar te helpen met ons ontbijt. De stortregen van de vorige avond was voorbij, maar er hing nog een laag dunne grijze wolken in de lucht van Louisiana, zodat de ochtend er even somber uitzag als ik me voelde. Zelfs de vogels leken zich in te houden, ze zongen nauwelijks. Het leek wel of de hele bayou medelijden had met mij en Paul.
'Je zou toch zeggen dat een traiteur haar eigen artritis hoort te kunnen behandelen,' mompelde grootmama. 'Mijn gewrichten doen pijn en mijn medicijnen schijnen niet te helpen.'
Grootmama Catherine was geen klaagster. Ik had haar kilometers in de regen zien lopen om iemand te gaan helpen, zonder één woord van protest. Wat voor pijn of tegenslag ze ook kreeg te verdragen, ze zei altijd dat er hopen mensen waren die een stuk slechter af waren dan zij.
'Je laat de aardappel niet vallen omdat er plotseling heuvels en dalen op je weg verschijnen,' zei ze, wat de manier van de Cajuns was om te zeggen dat je het nooit moet opgeven. 'Je verdraagt de tegenslagen, je draagt de overtollige bagage, en je gaat gewoon door.' Ik had altijd het gevoel dat ze me probeerde te leren hoe ik moest leven door het voorbeeld te geven, dus ik wist hoeveel pijn ze moest hebben om er die ochtend over te klagen terwijl ik erbij was.
'Misschien moeten we de kraam maar een dagje vergeten, grootmama,' zei ik. 'We hebben het geld van mijn aquarellen en
'Nee,' zei ze. 'Ik kan beter aan het werk blijven, en bovendien moeten we ervan profiteren zolang er nog toeristen in de bayou zijn. Je weet dat we genoeg weken en maanden krijgen zonder dat er iemand komt om onze spullen te kopen, en dan wordt het moeilijk om ons kostje bijeen te scharrelen.'
Ik zei niets, omdat ik wist dat ze zich alleen maar kwaad zou maken, maar waarom deed grootvader Jack niet meer voor ons? Waarom lieten we hem rustig zijn gang gaan met zijn luie zwerversbestaan in het moeras? Hij was een Cajun en als zodanig had hij de verantwoordelijkheid voor zijn gezin, zelfs al was grootmama niet tevreden over hem. Ik nam me voor later naar zijn hut te peddelen en hem te vertellen hoe ik erover dacht.
Onmiddellijk na het ontbijt ging ik zoals gewoonlijk de kraam inrichten, terwijl grootmama de gumbo klaarmaakte. Ik zag de gespannen trek op haar gezicht terwijl ze aan het werk was en de boel naar buiten droeg, dus holde ik weg om een stoel te halen en haar te laten zitten. Ondanks alles wat ze zei hoopte ik dat het hard zou gaan regenen, zodat we naar binnen moesten en ze kon rusten. Maar het ging niet regenen en precies zoals ze had voorspeld begonnen de toeristen al snel te komen.
Om een uur of elf kwam Paul op zijn scooter. Grootmama Catherine en ik wisselden een snelle blik, maar ze zei niets tegen me toen Paul naar ons toekwam.
'Hallo, mevrouw Landry,' begon hij. 'Mijn wang is bijna genezen en ik merk niets meer van mijn lip.' De rode plek was zo goed als verdwenen; er was alleen nog een lichtroze plekje op zijn jukbeen. 'Nogmaals bedankt.'
'Graag gedaan,' zei grootmama, 'maar vergeet je belofte niet.'
'Nee,' zei hij lachend en keek naar mij. 'Hoi.'
'Hoi,' zei ik gauw en vouwde een deken open en weer op, zodat hij netter op de planken van de kraam paste. 'Waarom werk je niet in de fabriek vandaag?' vroeg ik, zonder hem aan te kijken.
Hij kwam wat dichterbij zodat grootmama het niet zou horen.
'Mijn vader en ik hebben het gisteren uitgepraat. Ik werk niet meer voor hem en ik mag de auto alleen gebruiken als hij het zegt, dus waarschijnlijk nooit, tenzij -'
'Tenzij je niet meer met mij omgaat,' maakte ik zijn zin af, en draaide me om. De blik in zijn ogen zei me dat ik gelijk had.
'Het kan me niet schelen wat hij zegt. Ik heb die auto niet nodig. Ik heb de scooter met mijn eigen geld gekocht, dus rij ik daarop. Het enige wat me interesseert is dat ik zo gauw mogelijk hierheen kan komen om jou te zien. Al het andere is onbelangrijk.'
'Dat is niet waar, Paul. Je mag dit je ouders en jezelf niet aandoen. Nu vind je het misschien niet erg, maar over weken, maanden, of zelfs jaren, zal het je spijten dat je je ouders van je vervreemd hebt,' zei ik streng. Zelfs ik kon de nieuwe, koele toon in mijn stem horen. Het deed me verdriet,
maar het kon niet anders, ik moest een manier vinden om een eind te maken aan iets dat geen toekomst had.
'Wat?' Hij glimlachte. 'Je weet dat het enige wat ik wil is bij jou zijn, Ruby. Laten zij zich maar aanpassen als ze niet willen dat we van elkaar vervreemden. Het is allemaal hun schuld. Ze zijn snobistisch en egoïstisch en -'
'Nee, dat zijn ze niet, Paul,' zei ik snel. Zijn gezicht verstrakte en hij keek verward. 'Het is niet meer dan logisch dat ze het beste voor jou willen.'
'Daar hebben we het al eerder over gehad, Ruby. Ik heb je gezegd dat jij het beste voor me bent,' zei hij. Ik wendde mijn ogen af. Ik kon hem niet in zijn ogen kijken. Er waren geen klanten op dat moment, dus liep ik weg van de kraam. Paul kwam dicht en zwijgend als een schaduw achter me aan. Ik bleef bij een van de houten banken staan en ging zitten, met mijn gezicht naar het moeras.
'Wat is er?' vroeg hij zachtjes.
'Ik heb er eens goed over nagedacht,' zei ik. ik weet niet zeker of jij wel het beste bent voor mij.'
'Wat?'
In het moeras, op een tak van een grote plataan, staarde de oude moerasuil naar ons, alsof hij kon horen en begrijpen wat we zeiden. Hij bleef zo doodstil zitten dat het haast leek of hij opgezet was.
'Toen je gisteravond weg was, heb ik over alles nagedacht. Ik weet dat veel meisjes in de bayou van mijn leeftijd of iets ouder al getrouwd zijn. Jongere meisjes zelfs, maar ik wil niet trouwen en de rest van mijn leven in de bayou slijten. Ik wil meer doen, meer zijn. Ik wil schilderen.'
'Nou, en? Dat zou ik je toch nooit beletten. Ik zou alles doen wat ik kon om -'
'Een schilderes, een kunstenares, moet veel dingen meemaken, reizen, allerlei mensen Ieren kennen, haar gezichtsveld uitbreiden,' zei ik, hem weer aankijkend. Hij schudde zijn hoofd.
'Wat wil je daarmee zeggen?'
'We moeten minder serieus zijn,' antwoordde ik.
'Maar ik dacht...' Hij schudde zijn hoofd. 'Dat is allemaal omdat ik me gisteravond als een idioot heb aangesteld, hè? Het heeft je grootmoeder echt van streek gemaakt.'
'Nee. Ik ben alleen meer gaan nadenken na gisteravond, dat is alles.'
'Het is mijn schuld,' herhaalde hij.
'Het is niemands schuld. Tenminste, het is niet onze schuld,' voegde ik eraan toe, denkend aan grootmama Catherines onthullingen van de vorige avond. 'Het is nu eenmaal zo.'
'Wat wil je dat ik doe?' vroeg hij.
'Ik wil dat je doet... wat ik ga doen... ook met anderen omgaan.'
'Is er een ander?' vroeg hij ongelovig. 'Hoe kon je gisteravond en de
dagen en avonden daarvoor zo lief tegen me zijn, en een ander aardig vinden?'
'Er is nog niemand anders,' mompelde ik.
'Wel waar,' hield hij vol. Ik keek naar hem op. Zijn droefheid werd snel vervangen door woede. De zachte blik in zijn ogen verdween en woede kwam ervoor in de plaats. Zijn schouders gingen omhoog en zijn hele gezicht werd zo rood als zijn wang. Zijn mondhoeken verstrakten en werden wit. Ik vond het vreselijk wat ik hem aandeed. Ik wilde dat ik in het niet kon oplossen.
'Mijn vader zei tegen me dat ik een idioot was om jou mijn liefde en vertrouwen te geven, een -'
'Een Landry,' vulde ik bedroefd aan.
'Ja. Een Landry. Hij zei dat de appel niet ver van de boom viel.'
Ik boog mijn hoofd. Ik dacht aan mijn moeder die zich door Pauls vader had laten gebruiken, alleen voor zijn plezier, en ik dacht aan grootvader Jack die meer gaf om het geld dat hij kon krijgen dan om zijn dochter.
'Hij had gelijk.'
'Ik geloof je niet,' zei Paul. Toen ik weer naar hem keek zag ik de tranen in zijn ogen, tranen van verdriet en woede, tranen die zijn gedachten aan mij zouden vergiftigen. Ik wilde dat ik me in zijn armen kon werpen, stoppen wat er ging gebeuren, maar de werkelijkheid maakte dat onmogelijk. 'Je wilt geen schilderes zijn, je wilt gewoon een hoer zijn.'
'Paul!'
'Dat is het, een hoer. Nou, ga je gang, neem maar net zoveel mannen als je wilt. Het zal mij een zorg zijn. Ik ben gek geweest om mijn tijd te verspillen aan een Landry,' ging hij verder. Hij draaide zich snel om en schopte met zijn laarzen tegen het gras terwijl hij wegholde.
Ik boog mijn hoofd en zakte onderuit op de bank. Waar eens mijn hart was geweest, was nu een holle ruimte. Ik kon niet eens huilen. Het was of alles in me, elk deel van me plotseling was afgesloten, bevroren, zo koud als steen was geworden. Het lawaai van Pauls scooter trilde door mijn lichaam. De oude moerasuil sloeg zijn vleugels uit en liep nerveus heen en weer over de tak, maar vloog niet weg. Hij bleef waar hij was en staarde me met beschuldigende ogen aan.
Toen Paul weg was stond ik op. Mijn benen leken van elastiek, maar ik slaagde erin terug te lopen naar de kraam op het moment dat er een bus met toeristen stopte. Het waren jonge mensen, luidruchtig en lachend en vrolijk. De mannen waren enthousiast over de hagedissen en slangen op sterk water, en kochten vier potten. De vrouwen hielden van grootmama's handdoeken en zakdoeken. Toen ze alles gekocht hadden wat ze wilden en in de bus hadden opgeborgen, bleef een van de jongemannen staan en kwam met zijn camera dichterbij.
'Mag ik een foto van u nemen?' vroeg hij. 'Ik geef u allebei een dollar,' voegde hij er aan toe.
'U hoeft niet te betalen voor een foto,' antwoordde grootmama.
'O, ja, dat moet hij wel,' zei ik. Grootmama trok verbaasd haar wenkbrauwen op.
'Goed,' zei de jongeman en haalde twee dollar te voorschijn. Ik nam ze snel aan. 'Kunt u even glimlachen?' vroeg hij. Ik forceerde een glimlach en hij nam zijn foto's. 'Dank u,' zei hij, en stapte weer in de bus.
'Waarom liet je hem twee dollar betalen, Ruby? We hebben nog nooit voor zoiets geld aangenomen van toeristen,' zei grootmama.
'Omdat de wereld vol verdriet en teleurstellingen is, grootmama, en ik van plan ben van nu af aan alles te doen om dat voor ons een klein beetje goed te maken.'
Ze keek me peinzend aan. 'Ik wil dat je opgroeit, nmaar ik wil niet dat je opgroeit met een stenen hart, Ruby.'
'Een broos hart breekt gemakkelijk, grootmama. Ik ben niet van plan zo te eindigen als mijn moeder!' riep ik uit. Maar ondanks mijn stoere houding, kon ik de scheuren al voelen in de muur die ik om me heen had opgetrokken.
'Wat heb je tegen Paul gezegd?' vroeg grootmama. 'Wat heb je tegen hem gezegd dat hij er zo halsoverkop vandoor is gegaan?'
'Ik heb hem niet de waarheid gezegd, maar ik heb hem weggejaagd, zoals je zei dat ik moest doen,' jammerde ik. 'En nu haat hij me.'
'O, Ruby, het spijt me zo.'
'Hij haat me!' riep ik uit, en ik draaide me om en rende weg.
'Ruby!'
Ik bleef niet staan. Ik holde over het moerasland; de doornstruiken sloegen tegen mijn jurk, mijn benen en armen. Ik voelde geen pijn; ik negeerde de intense pijn in mijn borst en lette niet op de plassen en de modder waarin ik geregeld stapte. Maar na een tijdje dwongen de pijn in mijn benen en de steken in mijn zij me het kalmer aan te doen, en ik kwam nog maar langzaam vooruit over de lange strook moerasland langs de kreek. Mijn schouders schokten van het snikken. Ik liep steeds verder, langs de gedroogde graskoepels waarin de bisamratten en bevers huisden, en vermeed de inhammen waarin de kleine groene slangetjes zwommen. Vermoeid en overmand door emoties bleef ik hijgend staan, met mijn handen op mijn heupen, snakkend naar adem.
Na een ogenblik richtte ik mijn blik op een groepje kleine platanen vlak voor me. Eerst zag ik het niet, door zijn kleur en omvang. Maar langzamerhand nam het vorm aan, als een visioen. Ik zag een moerashert dat me nieuwsgierig aankeek. Hij had mooie, grote, maar droevig kijkende ogen, en hij bleef doodstil staan.
Plotseling klonk er een luide knal, een geweerschot, en het hert zakte door zijn knieën. Het deed een wanhopige poging om te blijven staan, maar een rode cirkel bloed verscheen op zijn nek en werd groter en groter toen het bloed eruitsijpelde. Daarna was het snel afgelopen, en ik hoorde twee mannen juichen. Een boot schoot onder een muur van Spaans mos te voorschijn en ik zag twee vreemdelingen voorin en grootvader Jack met de vaarstok achterin. Hij had zich verhuurd aan een paar toeristen die op jacht wilden en hen naar hun prooi gebracht. Toen de boot over de vijver naar het dode hert voer, gaf een van de toeristen de ander een fles whisky en ze dronken op hun dode prooi. Grootvader Jack keek naar de fles en hield de boot stil, zodat hij ook een slok kon nemen.
Langzaam volgde ik mijn voetstappen terug. Ja, dacht ik, het moeras is mooi, vol prachtig en interessant dierlijk leven, met een fascinerende begroeiing, soms geheimzinnig en stil, en soms een symfonie van kwakende kikkers, vogelgezang en het drummen van de alligators die met hun staart op het water sloegen. Maar het kon ook een harde, onbarmhartige plaats zijn, vol dood en gevaar, met giftige slangen en spinnen, met drijfzand en kleverige, zuigende modder die de achteloze indringer omlaagtrok in de duisternis. Het was een wereld waarin de sterke leefde van de zwakke en waarin mannen kwamen om te genieten van hun macht over de dingen in de natuur.
Vandaag, dacht ik, was het net als overal elders op de wereld, en vandaag haatte ik het om hier te zijn.
Tegen de tijd dat ik terugkwam was het gaan regenen, en grootmama Catherine was begonnen onze spulletjes naar binnen te brengen. Ik holde naar haar toe om haar te helpen met de rest. Het begon steeds harder te regenen, dus moesten we ons haasten, en we hadden geen tijd om met elkaar te praten tot alles veilig was opgeborgen. Toen pakte grootmama een paar handdoeken om ons haar en gezicht af te drogen. De regen kletterde op het zinken dak en de wind gierde door de bayou. We holden om het huis heen en maakten de houten luiken dicht.
'Het is noodweer,' riep grootmama. We hoorden de wind door de spleten in onze muren gieren en zagen hoe sprokkelhout en alles wat los en licht was omhoog werd geslingerd en links en rechts over de weg en het grasveld gejaagd. Het werd pikdonker buiten. De bliksem verscheurde de lucht en de donderslagen dreunden. Ik hoorde de regentonnen overlopen toen er stromen water van het dak stortten en zich in de tonnen verzamelden. De druppels waren zo groot en vielen zo hard neer dat ze omhoogsprongen als ze op de trap of het pad voor het huis vielen. Een tijdlang leek het of het zinken dak zou splijten. Het leek of we in een trommel waren gevallen. Eindelijk bedaarde het, en even snel als het noodweer was opgekomen dreef het weer af en viel er nog slechts een lichte motregen. De lucht klaarde op en een paar ogenblikken later scheen een zonnestraal door een opening in het wolkendek en wierp een warme gloed op ons huis.
Grootmama Catherine haalde diep en opgelucht adem en schudde haar hoofd.
'Ik raak nooit gewend aan die plotselinge wolkbreuken,' zei ze. 'Als klein meisje kroop ik altijd onder mijn bed.'
Ik glimlachte.
'Ik kan me jou niet voorstellen als klein meisje, grootmama,' zei ik.
'Dat ben ik toch echt geweest, lieverd. Ik ben niet met die ouwe krakende botten geboren, weet je.' Ze legde haar hand tegen de onderkant van haar rug en richtte zich op. ik denk dat ik maar wat thee zal zetten. Ik wil wel wat warms in mijn maag. Jij ook?'
'Graag, grootmama,' zei ik. Ik ging aan de keukentafel zitten terwijl ze het water opzette. 'Grootvader Jack is weer aan het gidsen voor jagers. Ik zag hem net in het moeras met twee mannen. Ze hebben een hert geschoten.'
'Hij was een van de besten,' zei ze. 'De rijke creolen kwamen altijd bij hem als ze hier wilden jagen, en ze gingen nooit met lege handen weg.'
'Het was een mooi hert, grootmama.'
Ze knikte.
'En het gaat hun niet eens om het vlees. Ze willen alleen een trofee.'
Ze staarde me even aan. 'Wat heb je tegen Paul gezegd?' vroeg ze ten slotte.
'Dat we niet alleen met elkaar moesten omgaan, maar ook met anderen. Ik heb gezegd dat ik wilde schilderen, andere mensen wilde leren kennen, maar hij geloofde me niet. Ik kan niet goed liegen, grootmama,' kreunde ik.
'Dat is geen slechte eigenschap, Ruby.'
'Dat is het wel,' antwoordde ik. 'Dit is een wereld die gebouwd is op leugens, op leugen en bedrog. De sterke en succesvolle mensen zijn er heel goed in.'
Grootmama Catherine schudde treurig het hoofd.
'Zo denk je er nu over, Ruby, maar geef niet toe aan je neiging om alles en iedereen om je heen te haten. Degenen die jij sterker en succesvol noemt lijken dat misschien in jouw ogen, maar ze zijn niet echt gelukkig, want er is een donkere plek in hun hart die ze niet kunnen negeren en die hen kwelt. En uiteindelijk zijn ze doodsbang omdat ze weten dat ze altijd geconfronteerd zullen worden met die duisternis.'
'Je hebt zoveel kwaad en zoveel ellende gezien, grootmama. Hoe kun je nog steeds zoveel hoop hebben?' vroeg ik.
Ze glimlachte en zuchtte tegelijk.
'Als je de hoop opgeeft, zegevieren het kwaad en de ellende, en wat komt er dan van je terecht? Je mag nooit de hoop verliezen, Ruby. Blijf altijd vechten om je hoop te behouden,' drukte ze me op het hart. 'Ik weet hoeveel verdriet je nu hebt en hoeveel verdriet die arme Paul heeft, maar net als aan deze plotselinge wolkbreuk komt er ook voor jou een eind aan en gaat de zon weer schijnen.
'Ik heb altijd gedroomd,' zei ze, terwijl ze naast me kwam zitten en over mijn haar streelde, 'dat je een magisch huwelijk zou sluiten, zoals in de spinnenlegende van de Cajuns. Weetje nog? De rijke Fransman importeerde spinnen uit Frankrijk voor het huwelijk van zijn dochter en liet ze los in de eiken en pijnbomen waar ze een baldakijn van webben sponnen. Daarover strooide hij goud- en zilverstof, en toen organiseerden ze een bruiloftsstoet met kaarsen. De avond glinsterde en glansde om hen heen, en beloofde hun een leven vol liefde en hoop.
'Op een dag zul je met een knappe man trouwen die een prins zou kunnen zijn en zul jij ook een bruiloft hebben tussen de sterren,' beloofde grootmama. Ze gaf me een zoen en ik sloeg mijn armen om haar heen en verborg mijn hoofd tegen haar zachte schouder. Ik huilde bij haar uit en ze suste me en wiegde me in haar armen. 'Huil maar, lieverd,' zei ze. 'En zoals de zomerregen verandert in zonneschijn zal dat ook met jouw tranen gebeuren.'
'O, grootmama,' jammerde ik. 'Ik weet niet of ik het kan.'
'Je kunt het,' zei ze. Ze tilde mijn kin op en keek in mijn ogen met haar donkere, fascinerende pupillen die boze geesten en visioenen van de toekomst hadden gezien. 'Je kunt het en je zult het,' voorspelde ze.
De ketel begon te fluiten. Grootmama veegde de tranen van mijn wangen, gaf me nog een zoen en ging thee zetten.
Later op de avond zat ik voor mijn raam en keek naar de lucht die weer helemaal schoon was en vroeg me af of grootmama gelijk had, of ik ooit een huwelijk tussen de sterren zou hebben. De glinstering van goud- en zilverstof danste voor mijn oogleden toen ik mijn hoofd op het kussen legde, maar vlak voordat ik in slaap viel zag ik weer Pauls gekwetste gezicht en zag ik hoe het moerashert zijn bek opende om een geluidloze schreeuw te geven toen het ineenzonk op het gras.