EPILOOG

De waarheid moet, als een fundering in de bayou, diep in de grond worden gedreven om steun te vinden, vooral in een wereld waar elk moment leugens konden binnenstormen om de vliesdunne muren van de illusie omver te blazen. Grootmama Catherine zei altijd dat de bomen met de diepste wortels de sterkste waren. 'De natuur beschikt over een manier om er achter te komen welke wortels niet diep genoeg zijn en worden weggespoeld door overstromingen en door de wind. Maar dat is niet zo slecht, want zo blijven we achter met een wereld die we kunnen vertrouwen. Laat je wortels diep groeien, kind. Zorg dat je wortels diep in de grond reiken.'

Ten goede of ten kwade, mijn wortels bevonden zich nu in de grond van de familie Dumas, en het verlegen, onzekere Cajun-meisje dat bevend op de stoep van de familie stond, was opgegroeid tot een meisje dat iets beter begon te begrijpen wie ze werkelijk was.

Gisselle werd zwakker en afhankelijker van mij. Ik hoorde haar vaak huilen en troostte haar. In het begin wilde ze niets weten van onze Cajun- achtergrond, maar langzamerhand begon ze nu en dan een vraag te stellen die me ertoe bracht plaatsen en mensen te beschrijven. Natuurlijk voelde ze zich niet op haar gemak met de waarheid, en ze liet me tientallen keren op tientallen manieren zweren dat ik niemand ooit de waarheid zou vertellen voor zij er rijp voor was. Ik zwoer het.

En toen op een middag, toen ik boven was in Gisselles kamer en haar vertelde over iets dat tijdens het eindexamen op school was gebeurd, kwam Edgar boven.

'Pardon, mademoiselle Ruby,' zei hij, toen hij op de deurpost had geklopt om onze aandacht te trekken, 'maar er is iemand om u te spreken. Een jongeman.'

'Een jongeman?' vroeg Gisselle voor ik iets kon zeggen. 'Hoe heet hij, Edgar?'

'Hij zegt dat zijn naam Paul is, Paul Tate.'

Het bloed trok weg uit mijn gezicht en vloog toen plotseling weer naar mijn wangen, zodat ik me even duizelig voelde.

'Paul?'

'Wie is Paul?' wilde Gisselle weten.

'Paul is onze halfbroer,' vertelde ik haar. Ze sperde haar ogen open.

'Laat hem boven komen,' beval ze.

Haastig liep ik naar beneden en zag hem in de deuropening staan. Hij zag er veel ouder uit en leek wel vijftien centimeter langer, en veel knapper dan ik me kon herinneren.

'Hallo, Ruby,' zei hij met een stralende, blijde glimlach.

'Hoe heb je me gevonden?' vroeg ik hijgend. Ik had geen adres geschreven op de brief die ik hem had gestuurd, omdat ik niet wilde dat hij me zou vinden.

'Zo moeilijk was het niet. Toen ik je brief had gekregen en wist dat je in New Orleans was, ben ik op een avond met een fles whisky naar grootvader Jack gegaan.'

'Je bent slecht,' zei ik berispend. 'Misbruik maken van een dronkaard!'

'Ik zou met de duivel zelf hebben gedronken om jou te kunnen vinden, Ruby.' We keken elkaar even strak in de ogen.

'Mag ik je een zoen geven ter begroeting?' vroeg hij.

'Ja, natuurlijk.'

Hij gaf me een zoen op mijn wang, deed toen een stap achteruit en keek om zich heen.

'Je hebt niet overdreven. Je bent rijk. Is het leven wat beter voor je geworden sinds je me die brief hebt geschreven?'

'Ja,' zei ik. Hij keek teleurgesteld.

'Ik had gehoopt dat je nee zou zeggen en ik je zou kunnen overhalen om mee terug te gaan naar de bayou, maar ik kan je niet kwalijk nemen dat je dit niet in de steek wilt laten.'

'Mijn familie is hier ook, Paul.'

'Ja. Precies. Waar is die tweelingzus van je?' vroeg hij. Snel vertelde ik hem over het auto-ongeluk. 'O, nee,' zei hij vol medelijden. 'Ligt ze in het ziekenhuis?'

'Nee. Ze is boven en ze brandt van verlangen om jou te leren kennen, Paul. Ik heb haar alles over je verteld.'

'Heus?'

'Kom mee. Ze breekt waarschijnlijk de kamer af omdat we zo lang wegblijven.'

Ik bracht hem naar boven. Onderweg vertelde hij me dat grootvader Jack niets veranderd was.

'Het huis zou je natuurlijk niet meer herkennen. Hij heeft er dezelfde varkensstal van gemaakt als in het moeras. En de grond eromheen zit vol gaten. Hij zoekt nog steeds naar het geld.

'Een tijdlang, toen jij weg was, dachten de autoriteiten dat hij iets met je gedaan had. Het was even een schandaal, maar toen het onderzoek doodliep, liet de politie hem verder met rust. Natuurlijk geloven sommige mensen het nog steeds.'

'O, dat is vreselijk. Ik moet grootmama's vriendinnen schrijven waar ik ben en dat alles in orde is.' 

Hij knikte en ik liet hem binnen in Gisselles kamer.

Niets kon zo snel de kleur op Gisselles wangen en de schittering in haar ogen terugbrengen als het zien van een knappe jongen. We zaten nog geen vijf minuten te praten of ze was al aan het flirten, knipperde met haar wimpers, draaide met haar schouders en glimlachte verleidelijk naar hem. Paul was geamuseerd, misschien zelfs een beetje onder de indruk van al die vrouwelijke belangstelling.

Tegen het eind van het bezoek deed Gisselle me verbaasd staan door voor te stellen dat we hem een dezer dagen in de bayou zouden opzoeken.

'Wil je dat heus?' vroeg Paul stralend. 'Ik kan je rondleiden. Ik kan je dingen laten zien die je ogen uit je hoofd doen rollen. Ik heb een eigen boot en ik heb paarden en -'

'Ik weet niet of ik op een paard kan zitten,' kreunde Gisselle.

'Natuurlijk wel,' zei Paul. 'En als je het niet kunt, kom ik achter je zitten.'

Dat idee stond haar wel aan.

'Nu je weet waar we wonen, mag je geen vreemde meer blijven,' zei Gisselle. 'We moeten elkaar beter leren kennen.'

'Ja. Ik bedoel, dank je.'

'Blijf je eten?' vroeg ze.

'O, nee. Ik ben met iemand meegereden en ik heb met hem afgesproken,' zei hij. Ik kon zien dat hij het verzon, maar ik zei niets. Gisselle was teleurgesteld, maar ze leefde weer op toen hij haar een afscheidszoen gaf.

'Je komt gauw terug, hoor je!' riep ze hem na toen we naar buiten liepen.

'Je had best kunnen blijven eten,' zei ik. 'Ik weet zeker dat papa je graag wil leren kennen. Mijn stiefmoeder Daphne is een snob, maar ze zou niet onbeleefd zijn.'

'Nee, ik moet echt terug. Niemand weet dat ik hier ben,' bekende hij.

'O.'

'Maar nu ik weet waar je woont en ik mijn andere halfzusje heb leren kennen, zal ik vaker komen. Tenminste, als jij dat wilt.'

'Natuurlijk. En binnenkort zal ik Gisselle meenemen naar de bayou.'

'Dat zou geweldig zijn,' zei Paul. Hij keek me even aan en gaf me toen snel een zoen. 'Er is nooit een ander geweest na jou,' bekende hij.

'Dat is niet goed, Paul.'

'Ik kan er niets aan doen,' zei hij.

'Probeer het. Alsjeblieft,' vroeg ik smekend. Hij knikte. Toen boog hij zich naar voren en kuste me. Een ogenblik later, als een herinnering uit het verleden die door mijn gedachten was geflitst, was hij verdwenen.

In plaats van meteen terug te gaan naar Gisselle, liep ik de tuin in. Het was een mooie dag en de azuurblauwe lucht spreidde zich boven me uit als een schildersdoek, met hier en daar een donzig wit wolkje. Ik sloot mijn ogen en stond op het punt in slaap te vallen toen ik papa's stem hoorde.

ik dacht wel dat ik je hier zou vinden,' zei hij. 'Ik keek even naar die

blauwe lucht en zei toen tegen mezelf: Ruby zit ergens buiten te genieten van de namiddag.'

'Het is een mooie dag, papa. Hoe ging het vandaag?'

'Goed. Ruby,' zei hij, terwijl hij met een ernstig gezicht tegenover me ging zitten. 'Ik heb een besluit genomen. Ik wil dat jij en Gisselle volgend jaar naar een particuliere kostschool gaan. Ze heeft speciale aandacht nodig en... eerlijk gezegd, ze heeft jou nodig. Hoewel ze dat nooit zou toegeven.'

'Een kostschool?' Ik dacht erover na, bedacht dat ik de paar vrienden die ik had gemaakt zou moeten achterlaten - vooral Beau. We bevonden ons nog steeds in een moeilijke situatie na alles wat Daphne aan zijn ouders had verteld, maar we vonden een manier om elkaar van tijd tot tijd te zien.

'Het zou voor iedereen beter zijn als jullie naar een kostschool gaan,' ging hij verder. Zijn bedoeling was duidelijk, 'Ik zal jullie allebei verschrikkelijk missen, maar ik zal proberen jullie vaak te komen opzoeken. Het zal niet ver van New Orleans zijn. Wil je?'

'Een school vol snobistische, rijke creoolse meisjes?' vroeg ik.

'Waarschijnlijk,' gaf hij toe. 'Maar eerlijk gezegd geloof ik niet dat je daar nog zo bang voor bent. Jij zult die meisjes veranderen in plaats van omgekeerd,' voorspelde hij. 'Het is een school waar ze grote bals en feesten geven, excursies maken, de beste docenten en faciliteiten hebben, en, wat het belangrijkste is, je zult weer kunnen schilderen. En Gisselle zal de speciale zorg krijgen die ze nodig heeft.'

'Goed, papa,' zei ik. 'Als je denkt dat het beter is.'

'Dat denk ik, ja. Ik wist dat ik op je kon rekenen. En,' ging hij verder, 'wat doet je zuster? Hoe komt het dat ze je zomaar vrijaf heeft gegeven?'

'Waarschijnlijk borstelt ze haar haar en praat ze aan de telefoon over onze bezoeker.'

'Bezoeker?'

Ik had hem nooit verteld over Paul, en toen ik begon verbaasde hij me door te zeggen dat hij het al wist.

'Gabrielle was er niet de vrouw naar om zoiets te verbergen,' zei hij. 'Het spijt me dat ik hem ben misgelopen.'

'Hij komt terug en we hebben beloofd hem een keer te komen opzoeken,' zei ik.

'Dat zou ik graag doen. Ik ben niet meer in de bayou geweest sinds... nooit meer daarna.'

Hij stond op.

'Kom, ik ga mijn andere prinses opzoeken,' zei hij. 'Ga je mee?'

'Ik wil hier nog even blijven zitten, papa.'

'Natuurlijk.' Hij bukte zich en gaf me een zoen en toen ging hij naar mijn zuster.

Ik staarde naar de tuin, maar zag de prachtig onderhouden bloemen en bomen niet. Ik zag de bayou. Ik zag Paul en mij, jong en onschuldig, in een bootje. Paul hanteerde de vaarstok, terwijl ik achteroverleunde. De bries van de Golf woei over mijn gezicht en een moerashavik zat op een tak en keek op ons neer. Hij bewoog zijn vleugels alsof hij ons wilde begroeten en verwelkomen in de heimelijke wereld die in onze liefste dromen en diep in ons hart school.

Toen dook hij van de tak af en vloog de blauwe lucht tegemoet, ons alleen achterlatend, drijvend naar de toekomst.