20. VOGEL IN EEN GOUDEN KOOI
Sinds het afschuwelijke auto-ongeluk had papa rondgelopen met het gezicht van een man die alle levenslust verloren had - met afhangende schouders, een somber gezicht en doffe ogen. Hij at slecht, werd steeds bleker en besteedde zelfs minder zorg aan zijn uiterlijk. En hij sloot zich veel vaker op in de kamer van oom Jean.
Daphne sprak altijd op een kritische en harde toon. In plaats van medelijden en begrip te tonen, klaagde ze over haar eigen problemen en beweerde dat hij haar het leven alleen maar moeilijker maakte. Geen moment dacht ze eerst aan hem en zijn verdriet.
Dus verbaasde het me niets dat ze geen seconde wachtte om hem te vertellen wat ze in mijn atelier had gevonden. Ik had meer medelijden met hem dan met mijzelf, want ik wist hoe verpletterend het nieuws voor hem zou zijn na alles wat er al gebeurd was. Verslagen door wat hij beschouwde als een goddelijke straf voor vroegere zonden, hoorde hij Daphnes onthullingen aan als een veroordeeld man wiens laatste verzoek om genade is afgewezen. Hij verzette zich niet tegen haar besluit om mijn atelier te sluiten en een eind te maken aan mijn privé-lessen, en hij uitte geen woord van protest toen ze me veroordeelde tot wat praktisch neerkwam op huisarrest.
Natuurlijk mocht ik Beau niet zien of spreken. Het was me zelfs verboden te telefoneren. Ik moest elke dag rechtstreeks uit school naar huis komen en mevrouw Warren assisteren bij de zorg voor Gisselle of mijn huiswerk maken. Om haar ijzeren greep op mij en papa nog te versterken, riep Daphne me bij zich in de studeerkamer en nam me in zijn aanwezigheid een kruisverhoor af, alleen om het doorslaggevende bewijs te leveren dat ik even slecht was als zij had voorspeld.
'Je hebt je gedragen als een kleine sloerie,' verklaarde ze. 'Je hebt zelfs je talent gebruikt als excuus voor je seksuele spelletjes. En dat in mijn huis!
'En het ergste van alles is dat je een slechte invloed hebt gehad op de zoon van een van de meest gerespecteerde creoolse families in New Orleans. Ze zijn buiten zichzelf van verdriet.
'Heb je iets tot je verdediging aan te voeren?' vroeg ze als een opperrechter.
Ik keek naar papa, die met zijn handen in zijn schoot zat en met glazige ogen voor zich uit staarde. Zoals hij erbij zat, had het geen enkele zin om iets te zeggen. Ik geloofde niet dat hij één woord zou horen of begrijpen, en Daphne zou ongetwijfeld alles kleineren en weerleggen wat ik als excuus of rechtvaardiging zou aanvoeren. Ik schudde mijn hoofd.
'Ga dan naar je kamer en doe precies wat ik je gezegd heb,' beval ze, en ik ging weg.
Beau werd ook gestraft. Zijn ouders namen hem zijn auto af en verboden hem een maandlang alle uitnodigingen en uitstapjes. Toen ik hem op school zag, maakte hij een verslagen indruk. Zijn vrienden hadden gehoord dat hij moeilijkheden had, maar kenden de details niet.
'Het spijt me,' zei hij tegen me. 'Het is allemaal mijn schuld. Ik heb jou en mij in de problemen gebracht.'
'Ik heb niets gedaan wat ik niet wilde, Beau, en jij en ik geven toch om elkaar, niet?'
'Ja,' zei hij. 'Maar ik kan er nu niet veel aan doen. Tenminste niet tot iedereen weer wat bedaard is, als het ooit zover komt. Ik heb mijn vader nog nooit zo kwaad gezien. Daphne heeft hem flink op zijn huid gezeten. Ze heeft jou de meeste schuld gegeven,' voegde hij er snel aan toe. '...Niet eerlijk, maar mijn vader denkt dat je een soort verleidster bent. Hij noemde je een femme fatale, wat dat ook mag betekenen.' Hij keek zenuwachtig om zich heen. 'Als hij hoort dat ik met je sta te praten...'
'Ik weet het,' zei ik bedroefd, en vertelde over mijn eigen straf. Hij verontschuldigde zich weer en liep haastig weg.
Gisselle was in extase. Toen ik haar zag nadat Daphne haar alle details had verteld, straalde ze van voldoening. Zelfs mevrouw Warren zei dat Gisselle opgewekter en energieker was, en haar therapeutische oefeningen zonder klagen deed.
'Ik heb moeder gesmeekt me de tekening te laten zien,' zei ze. 'Maar ze zei dat ze hem al verscheurd heeft. Ga zitten en vertel me alles,' beval ze. 'Hoe heb je hem zover gekregen dat hij al zijn kleren uittrok? In wat voor houding heeft hij geposeerd? Wat heb je getekend... alles?'
'Ik wil er niet over praten, Gisselle,' zei ik.
'O, ja, dat wil je wel,' snauwde ze. 'Ik zit hier opgesloten en moet de hele dag stomme oefeningen doen met een knorrige verpleegster of het huiswerk dat die privé-leraar me opgeeft, terwijl jij buiten plezier maakt. Je moet me alles vertellen. Wanneer is het gebeurd? Kort geleden? Toen je hem getekend had, wat deed je toen? Heb jij ook je kleren uitgetrokken? Geef antwoord!' schreeuwde ze.
Ik wilde zo graag met haar praten. Ik wilde dat ik een zusje had die ik in vertrouwen kon nemen, een zusje dat me liefdevol advies zou geven en met me mee zou leven. Maar Gisselle verlangde alleen maar naar opwinding, en genoot van mijn ongemak en verdriet.
'Ik kan er niet over praten,' hield ik vol, en wendde me af.
'Je dóet het!' gilde ze. 'Anders vertel ik ze over je voodoo-koningin. Ruby! Ruby, kom onmiddellijk terug.'
Ik wist dat ze haar dreigement ten uitvoer zou brengen en als papa bij al het andere ook dat nog te horen zou krijgen, zou hij beslist in een depressie vervallen waar hij nooit meer uit zou komen. Ik zat in de val, door mijn eigen eerlijke bekentenis aan Gisselle. Ik ging terug en liet me uithoren.
'Ik wist het,' zei ze met een voldane glimlach. 'Ik wist dat hij je op een dag zou verleiden.'
'Hij heeft me niet verleid. We geven om elkaar,' hield ik vol, maar ze lachte spottend.
'Beau Andreas geeft alleen om Beau Andreas. Je bent een stommerd, een kleine, stomme Cajun.' Toen lachte ze weer. 'Geef me de po. Ik moet pissen.'
'Pak hem zelf maar,' antwoordde ik, en sprong op.
'Ruby!'
Ik bleef niet staan. Ik holde haar kamer uit, naar mijn eigen kamer, waar ik me op bed liet neervallen en mijn gezicht in mijn kussen verborg. Zou ik door Buster en grootvader Jack meer misbruikt zijn? vroeg ik me af.
Een paar uur later keek ik verbaasd op toen er op mijn deur geklopt werd. Ik draaide me om, wreef de laatste tranen uit mijn ogen en riep: 'Binnen.' Ik verwachtte papa, maar het was Daphne. Ze stond met haar armen over elkaar geslagen, maar ze keek bij uitzondering niet kwaad.
'Ik heb eens over je nagedacht,' zei ze met kalme stem. ik heb mijn mening over jou en watje gedaan hebt niet veranderd, maar ik heb besloten je een kans te geven je berouw over je slechte gedrag te tonen en vooral om het goed te maken tegenover je vader. Interesseert het je?'
'Ja,' zei ik, en hield mijn adem in. 'Wat moet ik doen?'
' Aanstaande zaterdag is je oom Jean jarig. Onder normale omstandigheden zou Pierre hem gaan opzoeken, maar hij is op het ogenblik niet in staat om iemand te bezoeken, vooral zijn geestelijk gehandicapte broer niet,' zei hij. 'Dus komt die moeilijke taak zoals gewoonlijk op mij neer. Ik ga erheen en ik dacht dat het goed zou zijn als jij meeging om je vader te vertegenwoordigen.
'Natuurlijk zal Jean niet begrijpen wie je bent, maar -'
'O, ja,' zei ik. Ik kon mijn opwinding nauwelijks bedwingen. 'Dat heb ik altijd al gewild.'
'Heus?' Ze nam me kritisch op en perste haar lippen op elkaar. 'Goed dan. We gaan zaterdagmorgen vroeg weg. Draag gepaste kleren. Ik neem aan dat je nu begrijpt wat ik daarmee bedoel,' ging ze verder.
'Ja, moeder.'
'O, nog één ding,' zei ze, voor ze wegging. 'Zeg niets tegen Pierre. Het zal hem alleen maar nog dieper in de put helpen. We vertellen het hem als we terugkomen. Begrepen?'
'Ja,' zei ik.
ik hoop dat ik er verstandig aan doe,' eindigde ze en ging weg.
Verstandig? Natuurlijk was het verstandig. Eindelijk zou ik kunnen meewerken aan het geluk van mijn vader. Zodra ik terugkwam van het instituut zou ik naar hem toegaan en hem in details elk moment beschrijven dat ik in Jeans gezelschap had doorgebracht. Ik ging naar mijn kast om de kleren uit te zoeken die Daphne gepast zou achten.
Toen ik Gisselle vertelde dat ik met Daphne naar oom Jean zou gaan, keek ze verbaasd op. 'Oom Jeans verjaardag? Alleen moeder zou zich zoiets herinneren.'
'Ik vind het aardig dat ze het me gevraagd heeft.'
'Ik ben blij dat ze het mij niet gevraagd heeft. Ik haat dat instituut. Het is zo deprimerend. Al die gestoorde mensen, en ook jonge mensen van mijn leeftijd.'
Maar niets kon afbreuk doen aan mijn enthousiasme. Toen het eindelijk zaterdagochtend was, had ik me uren eerder aangekleed dan nodig was, en ik deed extra mijn best op mijn haar. Ik ging wel zes keer terug naar de spiegel om te zorgen dat elk haartje op zijn plaats zat. Ik wist hoe kritisch Daphne kon zijn.
Ik voelde me teleurgesteld toen papa niet beneden kwam ontbijten. Ook al mochten we hem niet vertellen waar we heen gingen, toch had ik graag gewild dat hij zag hoe netjes ik eruitzag.
'Waar is papa?' vroeg ik aan Daphne.
'Hij weet wat voor dag het is,' legde ze uit, na me van top tot teen te hebben bekeken. 'Hij heeft een van zijn melancholieke buien. Wendy zal later een blad boven brengen.'
We aten, en korte tijd later vertrokken we naar het instituut. Daphne zweeg tijdens de rit, behalve als ik haar iets vroeg.
'Hoe oud is oom Jean vandaag geworden?' informeerde ik.
'Zesendertig,' antwoordde ze.
'Kende je hem al eerder?'
'Natuurlijk kende ik hem,' zei ze. Ik meende een flauw glimlachje om haar lippen te bespeuren. 'Ik geloof niet dat er één aantrekkelijke jonge vrouw in New Orleans was die hem niet kende.'
'Hoe lang is hij al in dat instituut?'
'Bijna vijftien jaar.'
'Hoe is hij? Ik bedoel, hoe is zijn toestand nu?'
Even leek het of ze geen antwoord zou geven.
Ten slotte zei ze: 'Wacht maar af. Bewaar je vragen maar voor de dokters en verpleegsters.' Ik vond het een vreemde opmerking.
Het instituut lag ruim dertig kilometer buiten de stad. Het lag naast de hoofdweg, aan een lange, bochtige oprijlaan, in een mooi park met treurwilgen, rotstuinen en fonteinen, en kleine paadjes met pittoreske houten banken. Toen we dichterbij kwamen zagen we een paar oudere mensen met verplegers.
Daphne parkeerde en zette de motor af.
'Als we naar binnen gaan,' zei ze tegen me, 'wil ik niet datje met iemand praat of iemand iets vraagt. Dit is een psychiatrische inrichting, geen school. Volg mij maar en doe wat je gezegd wordt. Begrepen?' vroeg ze.
'Ja,' zei ik. Iets in haar stem en gezicht deed mijn hart sneller kloppen. Het grijze gebouw van vier verdiepingen doemde dreigend voor ons op en wierp een lange schaduw over ons en onze auto. Toen we bij de voordeur kwamen, zag ik dat de ramen tralies hadden en veel van de rolgordijnen omlaag waren getrokken.
Vanaf de hoofdweg en zelfs als je over de oprijlaan reed was het instituut
heel aantrekkelijk, maar van dichtbij onthulde het zijn ware karakter en herinnerde bezoekers eraan dat de mensen hier waren omdat ze niet goed konden functioneren in de buitenwereld. De tralies voor de ramen suggereerden dat sommigen zelfs gevaarlijk konden zijn voor anderen. Ik slikte even en volgde Daphne naar de ingang. Zoals gewoonlijk liep ze met opgeheven hoofd en een vorstelijke houding. Haar hakken klikten op de marmeren vloer en galmden door de smetteloze hal. In een glazen hok vlak voor ons zat een vrouw in een wit uniform kaarten in te vullen. Ze keek op toen we dichterbij kwamen.
'Ik ben Daphne Dumas,' zei Daphne autoritair, ik kom voor dr. Cheryl.'
'Ik zal hem zeggen dat u er bent, madame Dumas,' zei de receptioniste en nam de telefoon op. 'Ga zitten als u wilt,' ging ze verder, met een gebaar naar de gecapitonneerde banken. Daphne draaide zich om en wenkte dat ik plaats moest nemen. Ik gehoorzaamde en wachtte met mijn handen op mijn schoot, terwijl ik behoedzaam om me heen keek. De muren waren kaal, geen schilderij, geen klok, niets.
'Dr. Cheryl kan u ontvangen, madame,' zei de receptioniste.
'Ruby,' zei Daphne. Ik stond op en liep met haar mee naar de zijdeur. De receptioniste maakte de deur open en ging ons voor een gang in.
'Deze kant,' zei de receptioniste, en bracht ons naar een reeks kantoren. Op de eerste deur rechts stond dr. Edward Cheryl, Hoofd Administratie. De receptioniste liet ons binnen.
Het was een groot vertrek met ramen zonder tralies. De gordijnen waren half dichtgetrokken. Rechts stond een lange bank van lichtbruin leer en links een bijpassende fauteuil. Langs de muren waren boekenrekken en hier en daar hing een schilderij in impressionistische stijl, voornamelijk landschappen. Een van een veld in de bayou trok mijn aandacht.
Achter zijn bureau had dr. Cheryl al zijn diploma's en certificaten opgehangen. Hij was gekleed in een laboratoriumjas en stond onmiddellijk op om Daphne te begroeten. Hij was een man van vijftig, vijfenvijftig jaar, met dik donkerbruin haar, kleine kastanjebruine ogen, een kleine neus en smalle mond. Zijn kin was zo rond alsof zijn gezicht vergeten was er een te vormen. Hij was bijna één meter tachtig, slank gebouwd, met lange armen. Zijn glimlach was aarzelend als de glimlch van een onzeker kind. Vreemd genoeg leek hij nerveus in Daphnes aanwezigheid.
'Madame Dumas,' zei hij, zijn hand uitstekend. Toen hij zijn arm ophief, viel de mouw van zijn jas tot halverwege zijn elleboog. Daphne pakte snel zijn vingers vast alsof ze er een hekel aan had hem aan te raken of bang was dat hij haar op de een of andere manier kon besmetten. Ze knikte en ging in de leren fauteuil voor zijn bureau zitten. Ik bleef vlak achter haar staan.
Hij richtte zijn aandacht onmiddellijk op mij. Zijn blik was zo intens dat ik me verlegen voelde. Ten slotte, na een heel lange tijd, glimlachte hij ook naar mij, maar aarzelend.
'En dit is de jongedame?' vroeg hij, terwijl hij om zijn bureau heen liep.
'Ja. Ruby,' zei Daphne, meesmuilend alsof mijn naam de belachelijkste was die ze ooit gehoord had. Hij knikte, maar bleef strak naar me kijken. Ik dacht aan Daphnes bevel en zei niets voor hij me rechtstreeks aansprak.
'En hoe gaat het vandaag, mademoiselle Ruby?' vroeg hij.
'Goed.'
Hij knikte en keek naar Daphne.
'Fysiek is ze goed gezond?' vroeg hij. Wat een merkwaardige vraag, dacht ik, nieuwsgierig mijn wenkbrauwen fronsend.
'Kijkt u zelf maar. Ziet ze eruit of ze lichamelijk iets mankeert?' snauwde ze. Ze sprak op even scherpe toon tegen hem als tegen een van onze bedienden, maar hij scheen het niet erg te vinden. Hij keek weer naar mij.
'Goed. Ik zal beginnen met je even rond te leiden,' zei hij. Hij deed een stap naar me toe, bij Daphne vandaan. Ik keek naar haar, maar zij keek strak voor zich uit. 'Ik wil dat je je hier op je gemak voelt,' ging hij verder. 'Zo comfortabel mogelijk.'
Hij glimlachte weer, maar zijn glimlach had iets onbetrouwbaars.
'Dank u,' antwoordde ik. Ik wist niet wat ik moest zeggen. Ik wist dat mijn vader en Daphne grote bijdragen gaven aan het institituut, behalve dat ze voor oom Jean betaalden, maar ik vond het toch een beetje vreemd dat we met zoveel eerbetoon behandeld werden.
'Ik heb begrepen dat je bijna zestien bent?'
'Ja, monsieur.'
'Noem me alsjeblieft dr. Cheryl. We moeten vrienden worden, goede vrienden. Als je dat wilt tenminste,' ging hij verder.
'Natuurlijk, dr. Cheryl.' Hij knikte.
'Madame?' vroeg hij aan Daphne.
'Ik wacht hier,' zei ze, zonder zich om te draaien. Waarom gedroeg ze zich zo vreemd? vroeg ik me af.
'Heel goed, madame. Mademoiselle,' zei hij, wijzend naar een zijdeur. Ik kon mijn verwarring niet verbergen.
'Waar gaan we heen?'
'Zoals ik al zei, wil ik je graag eerst rondleiden. Als je het daarmee eens bent natuurlijk.'
'Oké,' zei ik schouderophalend. Ik liep naar de deur en hij bracht me naar een andere gang en een korte trap op. Het instituut was een doolhof, dacht ik, toen we weer een bocht namen en door een andere gang in een andere richting liepen. We kwamen bij een groot raam en keken naar wat kennelijk een recreatieruimte was. Patiënten van alle leeftijden, van tieners tot bejaarden, speelden kaart, bordspelletjes of domino. Sommigen keken televisie en weer anderen deden handenarbeid, als borduren, naaien, haken. Enkelen lazen tijdschriften. Een jongen van een jaar of zeventien, met rood haar, zat naar iedereen te staren zonder iets te doen. Zes verplegers liepen in het vertrek rond en hielden toezicht op de activiteiten. Nu en dan bleven ze staan om een paar woorden te zeggen tegen een van de patiënten.
'Zoals je ziet, is dit de recreatiezaal. Patiënten die daartoe in staat zijn kunnen in hun vrije tijd hiér komen en praktisch alles doen wat ze willen. Zelfs, zoals de jonge Lyle Black daar, alleen maar zitten staren.'
'Komt mijn oom hier?' vroeg ik.
'O, ja, maar op het ogenblik wacht hij in zijn kamer op madame Dumas. Hij heeft een heel aardige kamer,' voegde dr. Cheryl eraan toe. 'Hierheen,' wees hij. We bleven bij een andere deur staan, kennelijk van de bibliotheek.
'We hebben meer dan tweeduizend boeken en we krijgen tientallen tijdschriften,' vertelde hij.
'Mooi,' zei ik.
We liepen verder tot we bij een kleine gymzaal kwamen.
'We verwaarlozen het fysieke welzijn van onze patiënten niet. Dit is de gymzaal. Elke ochtend worden er gymnastiekoefeningen gedaan. Sommige patiënten kunnen zelfs in ons zwembad zwemmen, aan de achterkant van het gebouw. Hier,' zei hij, en deed een paar stappen in een gang rechts van ons, 'zijn de behandelkamers. We hebben een tandarts die geregeld hier komt, en artsen die komen zodra ze nodig zijn. We hebben zelfs een kapper,' zei hij glimlachend.
'Hierheen.' Hij wees naar de gang tegenover ons.
Ik vroeg me af wat Daphne deed. Het verbaasde me dat ze zo geduldig in zijn kantoor bleef wachten. Ze had heel duidelijk gezegd dat ze het hier verschrikkelijk vond. Ik wist zeker dat ze zo snel ze kon weer weg wilde. Ik was nu niet alleen verbaasd meer, ik begon me ook ongerust te maken. Ik volgde dr. Cheryl. Ik wilde niet onbeleefd lijken, maar ik wilde mijn oom ontmoeten.
We sloegen een hoek om en kwamen in een volkomen nieuwe administratieve ruimte. Een verpleegster zat achter een bureau. Twee grote, sterke verplegers van achter in de twintig stonden met haar te praten. Ze keken op toen we dichterbij kwamen.
'Goeiemorgen, mevrouw McDonald,' zei dr. Cheryl. De verpleegster achter het bureau keek op. Haar gezicht had een zachtere uitdrukking dan dat van mevrouw Warren, maar ze leek van dezelfde leeftijd, met kortgeknipt blauwgrijs haar.
'Goeiemorgen, dokter.'
'Jongens,' zei hij tegen de verplegers. 'Gaat alles goed vanmorgen?' Ze knikten en keken strak naar mij.
'Goed, mevrouw McDonald. Zoals u weet heeft madame Dumas haar dochter hier gebracht. Dit is Ruby,' zei hij.
Ik staarde hem even aan. Wat bedoelde hij, haar dochter hier gebracht? Waarom maakte hij zijn zin niet af en zei hij: haar dochter hier gebracht om haar oom te bezoeken?
'Ruby, mevrouw McDonald zwaait hier de scepter en zorgt dat iedereen krijgt wat hij nodig heeft. Ze is de beste hoofdverpleegster van alle psychiatrische inrichtingen in het land. We zijn er erg trots op dat we haar hebben.'
'Ik begrijp het niet,' zei ik. 'Waar is mijn oom?'
'O, die is op een andere verdieping,' zei dr. Cheryl. 'Deze verdieping is voor onze tijdelijke gasten. We verwachten niet datje hier lang zult blijven.'
'Wat?' Ik deed een stap achteruit. 'Hier blijven? Wat bedoelt u, hier blijven?'
Mevrouw McDonald en dr. Cheryl wisselden een snelle blik.
'Ik dacht dat je moeder je alles had uitgelegd, Ruby,' zei hij.
'Uitgelegd? Wat uitgelegd?'
'Je bent hier voor observatie en evaluatie. Heb je daarin niet toegestemd?'
'Bent u gek?' riep ik uit. De verplegers glimlachten, maar dr. Cheryl richtte zich snel op.
'O, hemel,' zei hij. 'Ik dacht dat dit een van de gemakkelijkere zou zijn.'
'Ik wil terug naar mijn moeder,' hield ik vol, en keek de gang in. Ik was nu zo verward en van streek dat ik niet wist welke richting ik moest nemen naar de uitgang.
'Ontspan je nu maar,' zei dr. Cheryl.
'Me ontspannen? U denkt dat ik hier kom als patiënte en u wilt dat ik me ontspan?'
'Je bent geen patiënte als zodanig,' zei hij, terwijl hij zijn ogen open- en dichtdeed. 'Je bent hier voor observatie.'
'Waarvoor?'
'Laten we je eerst naar je kamer brengen, dan kunnen we praten. Als er niets te doen valt, kun je meteen naar huis,' zei hij met een geforceerd glimlachje.
'Er valt niets te doen,' zei ik en deed een stap achteruit. 'Ik wil naar mijn moeder. Nu meteen. Ik kwam hier om mijn oom te bezoeken. Daarom ben ik gekomen.'
Dr. Cheryl keek naar mevrouw McDonald, en ze stond op.
'Je maakt het jezelf alleen maar moeilijker als je niet meewerkt, Ruby,' zei ze. Ze liep naar me toe en de twee verplegers maakten een beweging om haar te volgen. Ik bleef hoofdschuddend achteruitlopen.
'Dit is een vergissing. Breng me terug.'
'Ontspan je,' zei dr. Cheryl.
'Nee. Ik wil me niet ontspannen.'
De verpleger rechts van me blokkeerde mijn terugtocht. Hij raakte me niet aan, maar bleef achter me staan en intimideerde me met zijn aanwezigheid.
'Alstublieft,' zei ik. 'Ik wil naar mijn moeder. Dit is een vergissing. Breng me terug.'
'Mettertijd beloof ik je dat we dat zullen doen,' zei dr. Cheryl. 'Ruby, ze brengt je naar je kamer. Ga nu maar, kindlief.'
Ik verzette me even tevergeefs en begon te snikken toen ze me naar een andere deur brachten. Mevrouw McDonald drukte op een zoemer en de deur ging open. Mijn benen weigerden dienst, maar ze sleepten me voort door
een lange gang, gevolgd door dr. Cheryl. Bij een open deur bleven ze staan.
'Kijk,' zei dr. Cheryl, die als eerste naar binnen ging. 'Dit is een van onze beste kamers. De ramen kijken uit op het westen, dus je krijgt alle middagzon en geen ochtendzon om je te vroeg te wekken. En kijk eens wat een aardig bed,' zei hij, wijzend op een houten ledikant. 'En een ladenkast, een klerenkast en een eigen toiletruimte. Deze heeft zelfs een douche. En je hebt een klein bureautje met een stoel. En hier is briefpapier als je iemand wilt schrijven,' voegde hij er glimlachend aan toe.
Ik staarde naar de kale vloeren en muren. Hoe kon iemand dit een aardige kamer vinden? Het leek meer op een verbeterde gevangeniscel. Er zaten toch tralies voor de ramen?
'U kunt me dit niet aandoen,' zei ik. Ik sloeg mijn armen om me heen. 'Breng me onmiddellijk terug of ik zweer dat ik naar de politie ga, zodra ik de kans krijg.'
'Je moeder heeft gevraagd je in observatie te nemen,' zei hij vastberaden. 'Ouders hebben het recht daartoe als hun kinderen minderjarig zijn. Als je meewerkt wordt dit van korte duur, aangenaam en niet pijnlijk, maar als je je blijft verzetten tegen alles wat we doen en alles wat we jou vragen te doen, zal het heel onaangenaam zijn voor ons allemaal, maar voornamelijk voor jou,' dreigde hij. 'Ga nu zitten,' beval hij en wees naar de stoel. Ik bewoog me niet. Hij richtte zich op alsof ik hem in zijn gezicht had gespuwd.
'We hebben iets gehoord over je achtergrond en weten watje hebt gedaan en kennen je gebrek aan discipline, jongedame, maar ik verzeker je dat dit hier niet getolereerd wordt. Nu luister je goed naar me en je doet wat ik je zeg, anders breng ik je naar de verdieping hierboven waar de patiënten een groot deel van de tijd in een dwangbuis doorbrengen.'
Mijn hart zonk in mijn schoenen. Wanhopig gehoorzaamde ik en ging zitten.
'Zo is het beter,' zei hij. 'Ik moet nu naar je moeder en haar bezoek regelen en dan laat ik jou komen en houden we ons eerste gesprek. Intussen wil ik dat je dit boekje doorleest,' zei hij. Hij haalde een geel, geniet boekwerkje uit de la van het bureautje. 'Daarin staat alles over ons instituut, onze regels, en wat we proberen hier te doen. We geven dit alleen aan patiënten die het begrijpen, voornamelijk patiënten die zich zelf hebben laten opnemen. Er is zelfs ruimte om je suggesties te noteren. Zie je,' zei hij. Hij sloeg het boekje open en hield het onder mijn neus. 'Daar houden we rekening mee. Sommige oud-patiënten hebben een paar voortreffelijke suggesties gedaan.'
'Ik wil geen suggesties doen. Ik wil naar huis.'
'Werk dan mee, dan kun je dat,' zei hij. Hij liep naar de deur.
'Waarom word ik hier opgeborgen? Alstublieft, geef alleen antwoord op die vraag voor u me alleen laat,' smeekte ik. Hij keek naar de twee verplegers die zich terugtrokken en toen deed hij de deur dicht.
'Je hebt een verleden van promiscuïteit, nietwaar, kindlief?'
'Wat? Wat bedoelt u?' 'In de psychologie noemen we dat nymfomanie.'
Ik onderdrukte een kreet. 'Wat zegt u daar over me?' vroeg ik.
'Je hebt problemen om je te beheersen in relaties met het andere geslacht.'
'Dat is niet waar, dr. Cheryl.'
'Je problemen toegeven is de eerste stap, kindlief. Daarna gaat het allemaal vanzelf. Je zult het zien,' zei hij glimlachend.
'Maar ik heb geen probleem om toe te geven.'
Hij staarde me even aan.
'Oké, we zullen zien,' zei hij. 'Daarom ben je hier. Om te worden onderzocht. Als er geen probleem is, stuur ik je meteen naar huis. Lijkt je dat niet eerlijk?'
'Nee. Niets hiervan is eerlijk. Ik word hier gevangen gehouden.'
'We zijn allemaal gevangenen van onze kwalen, Ruby. Vooral van onze geestelijke kwalen. Het doel van dit instituut en van mij is om je te bevrijden van de geestelijke afwijking die je aan dit wangedrag heeft geketend en er zelfs toe heeft geleid dat je jezelf haat.' Hij glimlachte. 'We hebben een mooi percentage genezingen hier. Geef het een kans,' eindigde hij.
'Alstublieft! Mijn moeder liegt. Daphne liegt! Alstublieft!' riep ik. Hij deed de deur achter zich dicht. Ik wist dat het geen zin had om het te proberen, maar ik deed het toch, en ontdekte dat de deur op slot zat. Gefrustreerd en verslagen, nog steeds diep geschokt, ging ik zitten en wachtte. Ik wist zeker dat papa hiervan niet op de hoogte was en vroeg me af wat voor leugens Daphne zou verzinnen om mijn verdwijning te verklaren. Waarschijnlijk zou ze hem vertellen dat ik haar discipline niet kon verdragen en besloten had om weg te lopen. En die arme papa zou het geloven.
Nina Jackson had niet Gisselles haarlint in de kist met de slang moeten gooien, dacht ik, maar een van Daphne.
Ten slotte, na wat me een eeuwigheid leek, ging de deur open en mevrouw McDonald verscheen op de drempel.
'Je kunt nu bij dr. Cheryl komen,' zei ze. 'Als je rustig meegaat, kunnen we zonder verdere incidenten naar hem toe.'
Ik stond snel op, vastbesloten om weg te hollen zodra ik de kans kreeg. Maar ze waren erop voorbereid en een van de verplegers stond buiten te wachten om ons te vergezellen.
'Jullie ontvoeren me,' kreunde ik. 'Het is niets minder dan een ontvoering.'
'Kom, kom, Ruby, niet paranoïde worden. Mensen die om je geven, van je houden, willen alles doen wat ze kunnen om je beter te maken, dat is alles,' zei ze op zo'n vriendelijke toon dat het was of ik naast een vriendelijke oma liep. 'Niemand zal iets doen om je te kwetsen.'
'Ik ben al onherstelbaar gekwetst,' zei ik, maar ze glimlachte slechts.
'De jonge mensen van tegenwoordig zijn zoveel dramatischer dan wij
vroeger,' merkte ze op. Ze stak een sleutel in het slot van de gangdeur en maakte hem open. 'Hierheen.'
We gingen terug naar de gang waar dr. Cheryl had gezegd dat zich de behandelkamers bevonden. Ik keek naar een andere gang en overwoog of ik weg zou lopen, maar herinnerde me alle andere deuren die opengemaakt moesten worden, en de ramen met de tralies. De verpleger kwam trouwens dichter achter me lopen. Ten slotte bleven we bij een deur staan en mevrouw McDonald maakte hem open en bracht me in een kamer met een bank, twee stoelen, een tafel en een kleiner tafeltje waarop iets stond dat eruitzag als een filmprojector. Op de muur ertegenover hing een scherm. De kamer had geen ramen, maar er was nog een deur en aan de rechterkant een spiegel die bijna een hele wand besloeg.
'Ga hier maar zitten,' zei mevrouw McDonald. Ik ging op een van de stoelen zitten. Ze liep naar de andere deur en klopte zachtjes. Toen maakte ze hem open en stak haar hoofd naar binnen. Ik hoorde haar mompelen: 'Ze is hier, dokter.'
'Uitstekend,' zei dr. Cheryl. Mevrouw McDonald kwam glimlachend bij me terug.
'Denk eraan,' zei ze, 'als je meewerkt, gaat alles een stuk sneller.' Ze gaf een knikje tegen de verpleger en ze gingen de kamer uit. 'Jack wacht bij de deur voor het geval je hem nodig mocht hebben,' zei ze als een heimelijk dreigement. Ik keek naar de verpleger die mijn blik met staalharde ogen beantwoordde. Geïntimideerd ging ik zitten en wachtte tot ze weg waren. Een paar ogenblikken later kwam dr. Cheryl binnen.
'En?' zei hij met een brede glimlach, 'hoe gaat het ermee? Een beetje beter, hoop ik?'
'Nee. Waar is Daphne?'
'Je moeder is op bezoek bij je oom,' zei hij. Hij ging naar de projector en legde er een dossier naast.
'Ze is mijn moeder niet,' verklaarde ik vastberaden.
'Ik begrijp hoe je je voelt.'
'Nee, dat kunt u niet begrijpen. Ze is niet mijn echte moeder. Mijn echte moeder is dood.'
'Maar,' zei hij knikkend, 'ze probeert een echte moeder voor je te zijn, hè?'
'Nee. Ze probeert te zijn wat ze is... een heks,' antwoordde ik.
'De woede en agressie die je nu voelt zijn begrijpelijk,' zei hij. 'Ik wil alleen dat je die als zodanig herkent. Je reageert zo omdat je je bedreigd voelt. Als we proberen een patiënt zover te krijgen dat hij zijn fouten erkent of zijn zwakten en ziekte inziet, is het logisch dat hij zich verzet. Geloof het of niet, veel mensen voelen zich op hun gemak met hun geestelijke en gedragsproblemen omdat die zo lang deel van hen zijn geweest.'
'Ik hoor hier niet. Ik heb geen geestelijke of gedragsproblemen,' zei ik.
'Misschien niet. Ik zal iets proberen om te zien hoe je de wereld om je
heen beschouwt, oké? Misschien is dat het enige wat we vandaag zullen doen. Je krijgt de gelegenheid om te acclimatiseren. We hebben geen haast.'
'Dat hebben we wel. Ik moet naar huis.'
'Goed. We zullen beginnen. Ik zal een paar figuren op het doek projecteren. Je moet zeggen wat je eerste reactie is bij het zien ervan, oké? Niet nadenken, maar onmiddellijk reageren. Dat is toch gemakkelijk, hè?'
'Ik hoef dit niet te doen,' kreunde ik.
'Doe het dan om mij een plezier te doen,' zei hij, en deed het licht in de kamer uit. Hij zette de projector aan en de eerste figuur verscheen op het scherm. 'Hoe sneller we dit doen,' zei hij, 'hoe eerder je kunt uitrusten.'
Met tegenzin gaf ik antwoord.
'Het ziet eruit als de kop van een paling.'
'Een paling, goed. En dit?'
'Een soort buis.'
'Ga door.'
'Een kromme tak van een plataan... Spaans mos... De staart van een alligator... Een dode vis.'
'Waarom dood?'
'Hij beweegt niet,' zei ik.
Hij lachte. 'Natuurlijk. En dit?'
'Een moeder en kind.'
'Wat doet het kind?'
'Het krijgt borstvoeding.'
'Ja.'
Hij liet nog een paar figuren zien en deed toen het licht aan.
'Oké,' zei hij, terwijl hij tegenover me ging zitten met zijn notitieboek. 'Ik zeg een woord en jij antwoordt onmiddellijk, weer zonder na te denken. Het eerste het beste wat bij je opkomt, oké?' Ik sloeg mijn ogen neer. 'Begrepen?' Ik knikte.
'Kunnen we niet gewoon naar Daphne gaan en hiermee ophouden?'
'Mettertijd,' zei hij. 'Lippen.'
'Wat?'
'Wat komt het eerst bij je op als ik zeg "lippen"?'
'Een kus.'
'Handen?'
'Werk.'
Hij reciteerde nog een paar woorden, noteerde mijn reacties en leunde toen knikkend achterover.
'Mag ik nu naar huis?' vroeg ik.
Hij glimlachte en stond op. 'We moeten nog een paar tests doen, nog wat langer praten. Het zal niet lang duren, dat beloof ik je. Omdat je zo goed hebt meegewerkt, mag je vóór de lunch naar de recreatiezaal. Zoek maar iets om te lezen, om te doen, dan zie ik je gauw weer, oké?'
'Nee, het is niet oké,' zei ik. 'Ik wil mijn papa bellen. Mag ik dat misschien doen?'
'Het is patiënten verboden om te telefoneren.'
'Wilt u hem dan bellen? Als u hem belt, zult u merken dat hij niet wil dat ik hier ben,' zei ik.
'Het spijt me, Ruby, maar dat wil hij wel,' zei dr. Cheryl. Hij haalde een formulier uit het dossier. 'Zie je wel? Hier staat zijn handtekening,' zei hij. Ik keek naar de regel waar hij naar wees. Er stond Pierre Dumas.
'Die heeft ze vervalst, dat weet ik zeker,' zei ik snel. 'Ze zal hem vertellen dat ik ben weggelopen. Belt u hem alstublieft. Wilt u?'
Hij stond op zonder antwoord te geven.
'Je hebt nog even tijd voor het lunchtijd is. Maak je vast vertrouwd met alle faciliteiten,' zei hij. 'Probeer je te ontspannen. Dat zal ons helpen als we elkaar weer spreken.' Hij deed de deur open. De verpleger stond te wachten. 'Breng haar naar de recreatiezaal,' zei dr. Cheryl. De verpleger knikte en keek naar mij. Ik stond langzaam op.
'Als mijn vader er achter komt wat zij heeft gedaan en wat u doet, krijgt u een hoop moeilijkheden,' dreigde ik.
Hij gaf geen antwoord en ik kon niets anders doen dan de verpleger naar de recreatiezaal volgen.
'Hallo, ik ben mevrouw Whidden,' zei een verpleegster die niet ouder dan veertig was en me bij de deur begroette. 'Is er iets speciaals wat je wilt doen... handenarbeid misschien?'
'Nee,' zei ik.
'Goed, kijk dan maar wat om je heen tot je iets vindt dat je bevalt. Dan zal ik je helpen, oké?' zei ze. Het leek me zinloos om voortdurend te blijven protesteren, dus knikte ik en liep naar binnen. Ik liep rond, sommige patiënten namen me nieuwsgierig op, enkelen keken woedend, anderen schenen me niet te zien. De roodharige jongen die ik al had gezien, zat nog steeds even stil. Maar ik merkte dat zijn ogen me volgden. Ik liep naar het raam naast hem en staarde naar buiten, verlangend naar mijn vrijheid.
'Vind je het erg dat je hier bent?' hoorde ik een stem. Ik draaide me om. Het leek of hij het gevraagd had, maar hij zat stokstijf op zijn stoel en staarde voor zich uit.
'Vroeg je iets?' informeerde ik. Hij bewoog zich niet en zei niets. Ik haalde mijn schouders op en keek weer naar buiten. Opnieuw hoorde ik: 'Vind je het erg dat je hier bent?' Ik draaide me met een ruk om.
'Pardon?'
Nog steeds zonder zich te bewegen sprak hij weer.
'Ik kan merken dat je hier niet wilt zijn.'
'Nee. Ik ben ontvoerd en opgesloten voor ik wist wat me overkwam,' zei ik. Dat bracht hem in zoverre tot leven dat hij althans zijn wenkbrauwen optrok. Langzaam draaide hij zijn hoofd naar me om. Hij staarde me aan met ogen die zo koud en onverschillig waren als de ogen van een etalagepop.
'En je ouders?' vroeg hij.
'Mijn vader weet niet wat mijn stiefmoeder heeft gedaan. Dat weet ik zeker.'
'Wat is de beschuldiging?'
'Hoe bedoel je?'
'Wat is de reden die ze opgeven waarom je hier bent? Je weet wel, je probleem?'
'Dat zeg ik liever niet. Het is te pijnlijk en te belachelijk.'
'Paranoia? Schizofrenie? Manische depressiviteit? Word ik al warm?'
'Nee. Waarom ben jij hier?' vroeg ik op mijn beurt.
'Onbeweeglijkheid,' antwoordde hij. 'Ik kan geen beslissingen nemen, geen verantwoordelijkheden aan. Als ik geconfronteerd word met een probleem, verstar ik. Ik kan zelfs niet beslissen wat ik hier wil doen,' ging hij achteloos verder. 'Dus blijf ik hier maar zitten wachten tot de recreatie- tijd voorbij is.'
'Waarom ben je zo?' vroeg ik. 'Ik bedoel, je weet blijkbaar wat je mankeert.'
'Onzekerheid.' Hij glimlachte. 'Mijn moeder, blijkbaar net als jouw stiefmoeder, wilde me niet. In haar achtste maand probeerde ze me te aborteren, maar in plaats daarvan werd ik te vroeg geboren. Vanaf dat moment ging het bergafwaarts: paranoia, autisme, leerproblemen,' somde hij nuchter op.
'Je lijkt me niet iemand met leerproblemen,' zei ik.
'Ik kan niet functioneren op een normale school. Ik kan geen antwoord geven op vragen. Ik steek mijn hand niet op. Als ik een proefwerk krijg, staar ik er alleen maar naar. Maar ik lees veel,' ging hij verder. 'Dat is het enige wat ik doe. Dat is veilig.' Hij sloeg zijn ogen naar me op. 'Dus waarom hebben ze je hier opgesloten? Je hoeft niet bang te zijn het me te vertellen. Ik zal het tegen niemand zeggen. Maar ik neem het je niet kwalijk als je me niet vertrouwt,' vroeg hij er snel aan toe.
Ik zuchtte.
'Ze beschuldigen me ervan dat ik te achteloos ben in mijn seksuele activiteiten.'
'Nymfomanie. Geweldig. Die hebben we er niet veel.'
Onwillekeurig moest ik lachen.
'Die heb je nog steeds niet,' antwoordde ik. 'Het is een leugen.'
'Dat geeft niet. Dit instituut leeft van leugens. Patiënten liegen tegen elkaar, tegen zichzelf en tegen de dokters, en de dokters liegen omdat ze beweren dat ze je kunnen helpen, maar dat kunnen ze niet. Ze kunnen het je alleen maar een beetje comfortabel maken,' zei hij bitter. Hij keek me aan met zijn lichtbruine ogen. 'Je kunt me je ware naam vertellen, of je kunt liegen, als je wilt.'
'Ik heet Ruby. Ruby Dumas. Ik weet dat je voornaam Lyle is, maar ik ken je achternaam niet.' 'Black. Zwart als de bodem van een put. Dumas,' zei hij. 'Er is hier iemand van die naam.'
'Mijn oom,' zei ik. 'Jean. Ik werd zogenaamd hierheen gebracht om hem te bezoeken.'
'O, ben jij het nichtje van Jean?'
'Maar ik heb hem nog nooit gezien.'
ik mag Jean graag.'
'Praat hij met je? Hoe is hij?' vroeg ik haastig.
'Hij praat met niemand, maar dat wil niet zeggen dat hij het niet kan. Hij is alleen... erg stil en rustig, maar zo vriendelijk als een kleine jongen en soms even bang. Soms huilt hij, schijnbaar zonder enige reden, maar ik weet dat er iets in hem omgaat dat hem aan het huilen maakt. Soms merk ik dat hij zachtjes bij zichzelf lacht. Hij zegt niets, tegen niemand, vooral niet tegen de dokters en verpleegsters.
'Ik wou dat ik hem kon zien. Dat zou tenminste iets goeds zijn,' zei ik.
'Dat kun je. Ik weet zeker dat hij in de kantine gaat lunchen.'
'Ik heb hem nog nooit gezien,' zei ik. 'Wil je me hem aanwijzen?'
'Dat is niet moeilijk. Hij is de bestgeklede en knapste man hier. Ruby, hè? Leuk,' zei hij. En toen verstrakte zijn gezicht alsof hij iets vreselijks had gezegd.
'Dank je.' Ik zweeg even en keek om me heen. 'Ik weet niet wat ik nu moet doen. Ik moet hier weg, maar het is hier net zo erg als in een gevangenis - deuren die speciaal geopend moeten worden, tralies voor de ramen, overal verplegers...'
'O, ik kan je er wel uit helpen,' zei hij achteloos. 'Als je dat werkelijk wilt.'
'Heus? Hoe?'
'Er is een kamer met een raam zonder tralies, de wasruimte.'
'Echt waar? Maar hoe kom ik daar?'
'Ik zal het je laten zien... later. Na de lunch mogen we naar buiten als we dat willen, en vanuit de tuin kun je in de wasruimte komen.'
Ik voelde weer hoop in me opkomen.
'Hoe weet je dat allemaal?'
'Ik weet alles hier.'
'Heus? Hoe lang ben je hier al?' vroeg ik.
'Sinds mijn zevende,' zei hij. 'Tien jaar.'
'Tien jaar! Wil je nooit weg?' vroeg ik. Hij staarde even voor zich uit. Een traan ontsnapte uit zijn rechteroog en rolde over zijn wang.
'Nee,' zei hij. Hij keek me met bedroefde ogen aan. 'Ik hoor hier. Ik heb je al gezegd,' ging hij verder, 'dat ik geen besluit kan nemen. Ik heb je gezegd dat ik je zal helpen, maar als het zover is weet ik niet of ik het kan.'
Mijn hoop verdween als sneeuw voor de zon toen ik besefte dat hij misschien precies deed wat hij zei dat iedereen hier deed - liegen.
Er ging een bel en mevrouw Whidden kondigde aan dat het tijd was voor de lunch. Ik voelde me weer wat opgewekter. In ieder geval zou ik nu oom Jean ontmoeten. Tenzij dat ook een leugen was natuurlijk.