·52·
Royce stond Shaw op te wachten bij de voordeur, waar nog steeds politietape voor gespannen was. In het gebouw zelf was het enorm druk. Overal zwermden politiemensen en forensisch onderzoekers rond. Terwijl Shaw voorzichtig om hun werk heen stapte, zag hij de plassen geronnen bloed en de met wit tape getrokken silhouetten die aangaven waar de slachtoffers waren neergevallen.
Royce keek naar zijn gewonde arm. ‘Wat is er in hemelsnaam met u gebeurd?’
‘Mijn hond heeft me gebeten. Wat doet u hier terwijl er een onderzoek wordt ingesteld naar een moordzaak?’
‘Dat wil ik u graag laten zien.’
Royce liep met Shaw naar een kamer op de benedenverdieping die was ingericht als een geïmproviseerd kantoor voor de recherche. Op een van de tafels stond een computerterminal. Royce ging aan de computer zitten en drukte op een paar toetsen.
‘We hebben een video-opname van een bewakingscamera op straat, die daar is neergezet om nummerborden vast te leggen ten behoeve van de forensenbelasting in het kader van het Londense anticongestiebeleid. Dit zijn opnamen op de dag van de moorden.’
Shaw keek mee over Royces schouder terwijl het beeldscherm tot leven kwam. De camera was op een hoge mast geplaatst en daardoor kwam het hele gebouw goed in beeld. Een bestelwagen met een satellietschotel op het dak stopte voor het gebouw. Even later stapten er twee mannen uit.
‘Dat is het uniform van de Londense wegwerkers,’ legde Royce uit.
De mannen haalden een stel oranje verkeerskegels uit de bestelwagen en zetten daar het einde van de straat mee af. Ze plaatsten de kegels niet alleen op de rijweg, maar ook op de trottoirs. Zodra ze daarmee klaar waren, zag Shaw de satellietschotel bewegen.
‘Ze zijn de mobiele telefoons aan het storen,’ zei hij.
Royce knikte. ‘De gewone telefoonlijnen waren al eerder doorgeknipt.’
Shaw verstijfde toen er een stuk of zes mannen uit de bestelwagen sprongen en het gebouw binnen holden. Het ging allemaal zo snel dat het vrijwel niet mogelijk was hun bewegingen duidelijk te onderscheiden. Zelfs iemand die uit het raam stond te kijken of toevallig langsliep, zou misschien niets bijzonders hebben opgemerkt, alleen maar omdat het allemaal zo snel ging.
‘Speel die beelden nog eens iets vertraagd af,’ zei Shaw.
Een minuut later werd de scène nog eens afgespeeld, maar nu op halve snelheid, en bovendien werd er ingezoomd. De mannen waren zonder uitzondering lang van stuk en zagen er fit en gezond uit. Hun gezicht ging schuil achter levensechte maskers en als ze al wapens bij zich droegen, hielden ze die verborgen onder hun lange jassen. Shaw bekeek ze stuk voor stuk heel aandachtig om te zien of hij ergens iets opvallends kon vinden, een stukje huid met een litteken of een tatoeage die makkelijk te herkennen viel, maar daarin werd hij teleurgesteld.
Royce, die naar hem had staan kijken, knikte vol medeleven. ‘Ik weet het. We hebben deze beelden nu al minstens tien keer bekeken, en wij konden ook niets bijzonders vinden. Het waren heel duidelijk professionals. Ze wisten dat die camera daar stond en daar hebben ze rekening mee gehouden.’
‘Ik neem aan dat deze beelden pas achteraf worden bekeken?’
‘Helaas wel, ja, want ik kan u verzekeren dat de politie er anders zeer energiek op gereageerd zou hebben. Ook daarvan moeten de daders zich bewust zijn geweest.’
‘Waarschijnlijk kan ik u dit soort vragen beter helemaal niet stellen.’
‘Het nummerbord en de wagen zelf hebben niets opgeleverd. De bestelwagen is gestolen van een autokerkhof in Surrey, ongeveer een week geleden; de nummerborden zijn afkomstig van een wrak in een garage hier in Londen. De achterdeur van het gebouw was ingetrapt, dus waarschijnlijk is er ook langs die weg een aanvalsteam binnengekomen.’
‘Een aanvalsteam, daarmee hebt u waarschijnlijk de spijker op de kop geslagen. Ze zijn het gebouw van twee kanten binnen gevallen en hebben daarna elke verdieping heel zorgvuldig afgewerkt. Waarschijnlijk beschikten ze over een plattegrond en een lijstje van alle werknemers.’ Dat laatste zei Shaw meer tegen zichzelf dan tegen Royce. ‘Oké, nu de rest van de beelden maar.’
Shaw voelde zich opnieuw verstijven toen de glasscherven op straat neerregenden. Hij zag een hoofd tevoorschijn komen en hij zag dat degene die nu in de vensterbank stond, hard begon te gillen. Hij kon haar niet horen, want geluidsopnamen had de bewakingscamera niet gemaakt, maar dat was ook niet nodig.
‘Dat is Anna!’
‘Ik had al zo’n vermoeden,’ zei Royce.
Shaw keek hem strak aan. ‘Wat heeft Frank u allemaal verteld over haar en mij?’
‘Niet zo heel veel, maar voldoende om te weten dat u een relatie met haar had. En u bent hier in het kantoor van mevrouw Fischer geweest. Ik heb daar foto’s van haar en u gezien. Het spijt me heel erg. Hebt u elkaar lang gekend?’
‘Niet lang genoeg.’
‘Nogmaals, ik vind het echt heel erg voor u. Ik kan me er zelfs geen voorstelling van maken, hoe u zich nu moet voelen.’
‘Wees daar maar blij om,’ zei Shaw.
Royce schraapte zijn keel en richtte zijn aandacht weer op het beeldscherm. ‘De ramen zijn per ongeluk dicht geschilderd en dus heeft ze het glas stuk moeten slaan.’
‘Per ongeluk? Weet u dat zeker?’
‘We hebben het schildersbedrijf nagetrokken. Het is een volkomen legitieme firma, die hier in de buurt al tientallen jaren onderhoudswerk doet aan allerlei gebouwen. Alle medewerkers zijn nagetrokken en er is niets bijzonders gevonden. Het schijnt ook helemaal niet zo ongebruikelijk te zijn, slordig werk, bedoel ik. Ik heb drie jaar geleden mijn flat laten schilderen en ik krijg die rottige ramen nog steeds niet open.’
Shaw luisterde niet. Hij stond naar Anna te kijken, die uit het raam hing en duidelijk om hulp riep, hulp die nooit zou komen. Een ogenblik later zag hij haar op de vensterbank klimmen.
‘Was ze van plan om te springen?’ zei hij op scherpe toon.
‘Op het zonnescherm daaronder, vermoeden we.’
‘Maar dat heeft ze nooit gedaan,’ zei Shaw met doffe stem. ‘Waarom niet?’
‘Ik moet u waarschuwen dat de volgende beelden... nou, die zijn niet prettig om naar te kijken.’ Royce draaide zich om en keek hem aan. ‘Weet u zeker dat u hiermee door wilt gaan?’
‘Ik moet het zien.’
De volgende scènes werden snel afgespeeld. Anna stond in haar kousenvoeten op de vensterbank en hield zich met beide handen goed vast aan de kozijnen.
In gedachten riep Shaw tegen haar dat ze moest springen, springen voordat het te laat was, zelfs al wist hij dat ze op dat moment al geen kans meer had. Het was voor hem een afschuwelijk moment. Hij kon zich er zelfs geen voorstelling van maken hoe angstaanjagend het voor haar moest zijn geweest. De volgende beelden zorgden er echter voor dat hij zich nog veel afschuwelijker voelde.
Hij zag bloed en longweefsel uit haar borst spatten toen de eerste kogel dwars door haar heen ging. Een fractie van een seconde later spatte er nog een stuk van zijn geliefde de frisse Londense buitenlucht in. Toen ze achterover haar kamer in viel, wendde Shaw eindelijk zijn ogen af.
‘We kunnen hier later wel mee doorgaan,’ opperde Royce.
‘Nee, we gaan gewoon door. Ik red me wel.’
Een paar minuten daarna kwamen de mannen door de voordeur naar buiten gehold, en even later was het busje verdwenen.
‘En niemand heeft iets gehoord of gezien?’ vroeg Shaw. ‘Zelfs een vrouw die uit het raam hing en om hulp riep, is door niemand opgemerkt? Ook niet toen er schoten klonken, ook niet toen het bloed op straat spatte?’
‘De gebouwen aan weerszijden van dit
gebouw worden binnenkort gerenoveerd en staan daarom leeg. De
gebouwen hiertegenover zijn wel in gebruik, maar de huurders hebben
bericht gekregen dat de gemeente die dag gevaarlijk onderhoudswerk
aan de gasleidingen ging doen, en dat ze voor twaalf uur
’s middags het gebouw verlaten moesten hebben op straffe van een
zware boete.’
‘En niemand heeft de moeite genomen om de gemeente te bellen en te controleren of dat waar was?’
‘Er stond een telefoonnummer op het briefje. Verschillende huurders hebben gebeld en toen te horen gekregen dat het klopte.’
‘Alleen het telefoonnummer zelf klopte niet.’
‘Precies. En de verkeerskegels hebben ervoor gezorgd dat er geen auto’s of voetgangers waren. Daar komt bij dat het een doodlopend straatje is. Zoveel auto’s rijden hier toch al niet rond.’
‘Zodat de Phoenix Group volkomen verlaten was. Het was allemaal heel zorgvuldig gepland,’ gaf Shaw met tegenzin toe. ‘En nu zou ik Anna’s kamer graag willen zien.’
‘Ik zou u eerst graag willen voorstellen aan een van de eigenaren van de Phoenix Group.’
‘Zijn die hier dan?’ zei Shaw scherp.
‘Een van hen is hiernaartoe gekomen zodra hij bericht kreeg over de massamoord.’
‘Waarvandaan?’
‘Wat weet u over de feniks waarnaar dit instituut is genoemd?’
‘Een vogel die nooit sterft. Hij rijst op uit zijn eigen as. Van Egyptische oorsprong.’
‘Tot op zekere hoogte is dat allemaal volkomen juist. De feniks is een symbool dat bronnen heeft in verschillende culturen. Het oude Egypte, zoals u al zei, maar er zijn ook feniksmythen in de Arabische wereld, Japan en nog minstens één ander land.’
‘En dat is?’ zei Shaw ongeduldig.
Er verscheen een klein mannetje in de deuropening. Hij ging gekleed in een zwart pak en zijn gelaatsuitdrukking stemde goed overeen met de kleur van zijn kleding. Royce stond op om hem welkom te heten.
‘Shaw, dit is meneer Feng Hai, uit China.’