•13•

Jason had geen idee waar hij zich bevond. Het leek wel of de wagen urenlang was blijven rondrijden, maar zeker kon hij dat niet weten, en Scales, of hoe de man ook werkelijk mocht heten, had hem een blinddoek om gedaan. Het kamertje waar hij zich nu in bevond, was klein en kaal. In een van de hoeken droop het vocht lang de muur en er hing een scherpe schimmelgeur in de lucht. Hij zat op een wrakkig stoeltje, recht tegenover de ene deur. Er waren geen ramen en het enige licht in het vertrek was afkomstig van een kaal peertje aan het plafond. Aan de andere kant van de deur hoorde hij zo nu en dan iemand bewegen. Zijn horloge hadden ze hem afgenomen en dus had hij er geen idee van hoe laat het was. De mensen die hem gevangen hielden, kwamen hem met heel onregelmatige tussenpozen eten brengen en dat maakte het moeilijk vast te stellen hoeveel tijd er precies verstreken was.

Een keer, toen er wat te eten werd gebracht, had Jason zijn laptop en mobiele telefoon op een klein tafeltje naast de deur zien staan, maar verder zag het voorkamertje er precies zo uit als dat waarin hijzelf zich bevond. De zilverkleurige koffer was hem weer afgenomen, maar hij was er nu toch redelijk zeker van dat er nooit iets in had gezeten. Hij begon door te krijgen wat er was gebeurd. Christus, wat was hij toch een goedgelovige idioot geweest! Hij dacht aan zijn vrouw en kind, en hoe wanhopig hij weer bij hen wilde zijn. Hij vroeg zich af wat Sidney zou denken dat hem was overkomen en besefte dat hij nauwelijks kon bevatten wat ze nu allemaal moest doormaken. Had hij maar de waarheid verteld, dan zou ze hem nu kunnen helpen! Hij zuchtte. Maar als hij er haar iets over had verteld, zou ze ook in gevaar zijn komen te verkeren, en dat was iets wat hij tot elke prijs wilde vermijden, zelfs als dat betekende dat hij haar nooit zou terugzien. Toen het beeld van hun eeuwige scheiding zich vastzette in zijn hoofd, veegde hij zijn tranen af, stond op en probeerde zichzelf wakker te schudden.

Hoewel de grimmige gezichten van zijn bewakers bepaald niet geruststellend waren, was hij nog niet dood, want ondanks de grote voorzichtigheid waarmee ze te werk gingen, hadden ze één fout gemaakt. Jason zette zijn bril af, legde die op de vloer en trapte voorzichtig de glazen kapot. Hij raapte een scherpe scherf op, klemde die zorgvuldig op de juiste wijze in zijn hand en begon toen hard op de deur te bonzen.

‘Hé, kan ik wat te drinken krijgen?’

‘Kop dicht, jij.’ De stem, niet die van Scales trouwens, klonk geërgerd. Waarschijnlijk was het de andere man.

‘Hé, godverdomme, ik moet mijn medicijnen innemen en ik heb iets nodig om die weg te krijgen.’

‘Probeer je eigen spuug maar eens.’ Het was dezelfde stem. Jason kon hem horen grinniken.

‘Daar zijn die pillen veel te groot voor,’ schreeuwde Jason. Hij hoopte maar dat iemand anders het zou horen.

‘Jammer voor je.’

Jason hoorde hoe iemand langzaam een tijdschrift doorbladerde.

‘Mij best hoor. Nou dan neem ik ze niet en dan val ik hier straks dood neer. Het is tegen hoge bloeddruk, en die bloeddruk van mij is op dit moment onvoorstelbaar hoog.’

Nu hoorde Jason een paar stoelpoten over de vloer schrapen. Er rinkelden wat sleutels. ‘Weg van die deur, jij!’

Jason deed een paar stappen achteruit en de deur ging open. In zijn ene hand hield de man de sleutelbos, in zijn andere een pistool.

‘Waar zijn die pillen?’ vroeg hij argwanend.

‘In mijn hand.’

‘Laat zien.’

Geërgerd schudde Jason zijn hoofd. ‘Dat geloof je toch niet.’ Hij liep naar voren, opende zijn hand en hield die de man voor, met de handpalm naar boven. De man keek even en Jason bracht met een ruk zijn been omhoog en schopte hem het pistool uit de hand.

‘Shit!’ riep de man. Hij sprong op Jason af, die hem opving met een stevige rechtse. Het scherpe glas raakte de man in zijn wang. Hij brulde van de pijn en terwijl het bloed uit de gruwelijke wond stroomde, deed hij struikelend een paar stappen achteruit.

De man was groot, maar niet meer de jongste en zijn spieren waren al geruime tijd geleden plaats gaan maken voor vet. Jason beukte nu als een stormram tegen hem aan, zodat de man struikelend tegen de muur werd gedrongen. Er volgde een korte worsteling, maar de veel sterkere Jason slaagde erin om hem met zijn gezicht tegen de kalkstenen muur te slaan. Nog een keer het hoofd tegen de muur rammen, twee gemene stoten in de nieren... en dat bleek voldoende om de man bewusteloos in elkaar te laten zakken.

Jason raapte het pistool op en holde de kamer uit. Met zijn vrije hand griste hij zijn laptop en telefoon mee en bleef toen even stilstaan om te kijken waar hij zich nu precies bevond. Hij zag de tweede deur, rende er naartoe, bleef even staan luisteren en liep er toen snel doorheen.

Zachtjes vloekend bleef hij opnieuw even staan om zijn ogen aan het duister te laten wennen. Hij bevond zich in het pakhuis waar de uitwisseling had plaatsgevonden, of in een pakhuis dat daar als twee druppels water op leek. Ze hadden waarschijnlijk rondjes gereden. Voorzichtig sloop hij de trap af naar beneden. De wagen was nergens te bekennen. Plotseling hoorde hij een geluid. Het kwam uit de richting waar hij juist vandaan was gekomen. Hij rende naar het rolluik en zocht paniekerig naar de schakelaar waarmee het geopend kon worden. Toen hij hollende voetstappen achter zich hoorde, keek hij met een ruk op en rende snel naar de andere kant van het pakhuis. Hij verstopte zich achter een paar tweehonderd-litervaten, legde het pistool voorzichtig op de grond en klikte zijn laptop open.

Het was een zeer geavanceerd model, compleet met ingebouwd modem. Hij zette de computer aan, trok een los kabeltje uit het deksel en koppelde de laptop daarmee snel aan zijn mobiele telefoon. Het zweet droop over zijn voorhoofd terwijl de machine aan het booten was. Met behulp van zijn muis klikte hij snel de noodzakelijke menu’s door en typte toen – het was donker achter de vaten, maar hij kon blindtypen – snel zijn bericht in. Hij was daar zo verwoed mee bezig dat hij de voetstappen achter zich niet opmerkte. Hij stuurde dit bericht naar zijn eigen America Online-postbus, maar dat stond niet standaard in zijn laptop ingeprogrammeerd – net als al die mensen die hun eigen telefoonnummer vergeten, stuurde Jason nooit e-mail aan zichzelf – en het kostte hem een paar kostbare seconden om zijn adres in te tikken. Terwijl zijn vingers heen en weer schoten over de toetsen, streek er plotseling een witte lichtbundel over hem heen en even later werd er een sterke arm om zijn nek geklemd.

Jason slaagde er nog net in om het send -commando aan te klikken. Toen schoot er een hand voor zijn gezicht langs en griste de laptop weg. De telefoon bungelde nu aan het eind van het korte kabeltje en Jason zag hoe de dikke vingers de toetsen indrukten om het e-mailbericht tegen te houden.

Jason haalde uit en gaf zijn aanvaller een harde stomp op zijn kaak. De man liet zijn greep even verslappen en Jason slaagde erin hem de laptop en de telefoon uit handen te rukken. Hij schopte zijn aanvaller in diens middenrif, zodat de man languit op de vloer terechtkwam en daar bleef liggen. Snel rende Jason ervandoor. Jammer genoeg vergat hij het pistool mee te nemen.

Terwijl hij snel naar de overkant van het pakhuis rende, hoorde Jason van alle kanten rennende voetstappen op zich afkomen. Ontsnappen was nu niet langer mogelijk, dat was duidelijk. Maar hij kon nog steeds wel íets uitrichten. Hij dook weg achter een paar metalen stoelen, liet zich op zijn knieën zakken en begon snel te typen. Hij keek met een ruk op toen hij vlakbij een luide schreeuw hoorde en net voordat hij de tekst van het eigenlijke bericht begon in te tikken, sloeg hij met zijn wijsvinger per ongeluk een verkeerde toets aan. Hij haalde nu hortend adem, zijn nek deed pijn van de houdgreep waarin de man hem daarnet had vastgehouden en het zweet dat nu over zijn voorhoofd droop, liep in zijn ogen, zodat die begonnen te prikken. Het was zo donker dat het toetsenbord niet te zien was en terwijl hij naar het kleine beeldscherm zat te turen, keek hij zo nu en dan wanhopig om zich heen. Het geschreeuw en de hollende voetstappen klonken nu steeds dichterbij.

Hij realiseerde zich niet dat het kleine beetje licht dat het beeldscherm uitstraalde in het donkere pakhuis net een lasershow was. Toen de hollende voetstappen hem tot op drie meter waren genaderd, brak hij het bericht af en zonder zijn vergissing te bemerken, drukte hij op de send- knop en wachtte tot zijn opdracht bevestigd zou worden.

Toen wiste Jason zowel het bestand dat hij had verstuurd als de naam van de ontvanger. Terwijl hij de delete -toets indrukte, keek hij niet naar het e-mailadres. Toen schoof hij de laptop en de mobiele telefoon zover mogelijk onder de trap. Tijd om meer te doen kreeg hij niet, want nu schenen er verschillende zaklantaarns recht in zijn gezicht. Langzaam en zwaar ademend stond hij op en keek hen uitdagend aan.

Een paar minuten later reed de wagen het pakhuis uit. Jason in elkaar gezakt op de achterbank. Hij had een paar grote blauwe plekken en schrammen op zijn gezicht en haalde onregelmatig adem. Kenneth Scales had de laptop opengeslagen en zat luid vloekend naar het kleine schermpje te staren. Hij was niet in staat om ongedaan te maken wat er een paar minuten geleden was gebeurd. In een hevige woedeuitbarsting rukte hij Jasons telefoon los van het kabeltje en ramde het ding toen net zo lang tegen het portier tot het in splinters uiteen viel. Daarna trok hij een kleine beveiligde telefoon uit zijn eigen zak, toetste een nummer in en begon even later met zachte stem te praten. Jason had contact met iemand opgenomen en een bericht verstuurd. Er waren enkele mogelijke ontvangers en die zouden allemaal nagelopen en op toepasselijke wijze afgehandeld moeten worden. Maar dat probleem moest nu maar even wachten; andere zaken gingen voor. Scales verbrak de verbinding en keek naar Jason. Toen die erin slaagde om op te kijken, zweefde het pistool vlak voor zijn hoofd.

‘Wie, Jason? Aan wie heb je dat bericht gestuurd?’

Met zijn handen om zijn pijnlijke gekneusde ribben, wist Jason weer enigszins op adem te komen. ‘Nee, makker, dat ga ik jou echt niet aan je neus hangen.’

Scales duwde het pistool tegen Jasons hoofd.

‘Nou, dan schiet je me maar dood, klootzak!’ schreeuwde Jason.

Scales vinger kromde zich om de trekker, maar toen wist hij zich weer te beheersen. Hij stopte het pistool weg en duwde Jason ruw tegen de achterbank.

‘Nog niet, Jason. We hebben nog iets voor je te doen.’

Terwijl Jason hulpeloos naar hem opkeek, grijnsde Scales hem boosaardig toe.

Nadat hij de kamer snel en efficiënt rondgekeken had, stapte special agent Raymond Jackson hoofdschuddend en vol stille verbazing naar binnen en trok de deur achter zich dicht. Arthur Lieberman was hem beschreven als iemand die tientallen jaren lang gigantisch veel geld had verdiend, maar dit armzalige flatje viel daar bepaald bij uit de toon. Hij keek even op zijn horloge. Over een paar minuten zouden de mensen van het gerechtelijk laboratorium hier zijn om een grondig onderzoek in te stellen. Hoewel het hem niet waarschijnlijk leek dat Arthur Lieberman degenen die hem uit de vredige hemel van Virginia hadden geknald persoonlijk gekend had, moest je bij een onderzoek van deze omvang geen enkele mogelijkheid over het hoofd zien.

Jackson liep het kleine keukentje binnen en wist al snel vast te stellen dat Arthur Lieberman daar nooit had gekookt of gegeten. Er stonden geen pannen of serviesgoed in de kastjes en het enige wat er in de ijskast lag, was een gloeilamp. Het fornuis was weliswaar oud, maar leek nooit gebruikt te zijn. Jackson speurde de rest van de woonkamer af en liep toen naar het kleine badkamertje. Met zijn handschoenen aan trok hij voorzichtig de deur van het medicijnkastje open: de gebruikelijke toiletspullen, niets opvallends. Jackson wilde net het spiegeldeurtje dicht doen toen hij tussen de tandpasta en de deodorant een klein flesje zag staan. Op het label stonden een dosering, een beschrijving van de inhoud en de naam van de arts die het middel had voorgeschreven. De naam van het medicijn kwam agent Jackson niet bekend voor. Jackson had drie kinderen en was daarom een soort informele deskundige op het gebied van de meest uiteenlopende kwalen en kwaaltjes. Hij schreef de naam van het medicijn op en deed het kastje dicht.

Liebermans slaapkamer was klein en het bed dat erin stond, was nauwelijks meer dan een stretcher. Tegen de muur naast het raam stond een klein bureautje en nadat hij de kleerkast had doorzocht, richtte Jackson zijn aandacht daarop.

Er stond een aantal foto’s op het bureautje en op enkele daarvan waren twee mannen en één vrouw te zien. Hun leeftijden liepen uiteen van een jaar of achttien tot midden-twintig en de foto’s leken allemaal een paar jaar oud te zijn. Liebermans kinderen besloot Jackson snel.

Het bureau had drie laden en één daarvan was gesloten. Het kostte Jackson echter niet meer dan een paar minuten om die open te krijgen. Er lag een stapeltje handgeschreven brieven in die met een elastiekje bij elkaar werden gehouden. Het handschrift was zorgvuldig en precies, maar de inhoud van de brieven was heel romantisch. Het enige vreemde eraan was dat ze geen van alle ondertekend waren. Jackson dacht daar even over na, en legde de brieven toen weer terug. Hij keek nog een paar minuten rond, tot een klop op de deur de komst van het gerechtelijke onderzoeksteam aankondigde.

Op eigen gezag
titlepage.xhtml
Op_eigen_gezag_split_0.xhtml
Op_eigen_gezag_split_1.xhtml
Op_eigen_gezag_split_2.xhtml
Op_eigen_gezag_split_3.xhtml
Op_eigen_gezag_split_4.xhtml
Op_eigen_gezag_split_5.xhtml
Op_eigen_gezag_split_6.xhtml
Op_eigen_gezag_split_7.xhtml
Op_eigen_gezag_split_8.xhtml
Op_eigen_gezag_split_9.xhtml
Op_eigen_gezag_split_10.xhtml
Op_eigen_gezag_split_11.xhtml
Op_eigen_gezag_split_12.xhtml
Op_eigen_gezag_split_13.xhtml
Op_eigen_gezag_split_14.xhtml
Op_eigen_gezag_split_15.xhtml
Op_eigen_gezag_split_16.xhtml
Op_eigen_gezag_split_17.xhtml
Op_eigen_gezag_split_18.xhtml
Op_eigen_gezag_split_19.xhtml
Op_eigen_gezag_split_20.xhtml
Op_eigen_gezag_split_21.xhtml
Op_eigen_gezag_split_22.xhtml
Op_eigen_gezag_split_23.xhtml
Op_eigen_gezag_split_24.xhtml
Op_eigen_gezag_split_25.xhtml
Op_eigen_gezag_split_26.xhtml
Op_eigen_gezag_split_27.xhtml
Op_eigen_gezag_split_28.xhtml
Op_eigen_gezag_split_29.xhtml
Op_eigen_gezag_split_30.xhtml
Op_eigen_gezag_split_31.xhtml
Op_eigen_gezag_split_32.xhtml
Op_eigen_gezag_split_33.xhtml
Op_eigen_gezag_split_34.xhtml
Op_eigen_gezag_split_35.xhtml
Op_eigen_gezag_split_36.xhtml
Op_eigen_gezag_split_37.xhtml
Op_eigen_gezag_split_38.xhtml
Op_eigen_gezag_split_39.xhtml
Op_eigen_gezag_split_40.xhtml
Op_eigen_gezag_split_41.xhtml
Op_eigen_gezag_split_42.xhtml
Op_eigen_gezag_split_43.xhtml
Op_eigen_gezag_split_44.xhtml
Op_eigen_gezag_split_45.xhtml
Op_eigen_gezag_split_46.xhtml
Op_eigen_gezag_split_47.xhtml
Op_eigen_gezag_split_48.xhtml
Op_eigen_gezag_split_49.xhtml
Op_eigen_gezag_split_50.xhtml
Op_eigen_gezag_split_51.xhtml
Op_eigen_gezag_split_52.xhtml
Op_eigen_gezag_split_53.xhtml
Op_eigen_gezag_split_54.xhtml
Op_eigen_gezag_split_55.xhtml
Op_eigen_gezag_split_56.xhtml
Op_eigen_gezag_split_57.xhtml
Op_eigen_gezag_split_58.xhtml
Op_eigen_gezag_split_59.xhtml
Op_eigen_gezag_split_60.xhtml
Op_eigen_gezag_split_61.xhtml
Op_eigen_gezag_split_62.xhtml