•4•
De duisternis waarin Dulles International Airport nu nog gehuld was, zou al snel verdreven worden door de snel naderende dageraad. Terwijl de nieuwe dag zich eens uitrekte en langzaam wakker begon te worden, kwam er een gele taxi tot stilstand voor de luchthaven. Het achterportier ging open en Jason stapte uit. In zijn ene hand had hij de leren aktentas en in zijn andere de zwartmetalen laptopkoffer.
Hij zette een donkergroene hoed met een leren band erom op zijn hoofd. Het was een kerstcadeautje dat hij zichzelf vorig jaar gegeven had. Jason glimlachte toen hij moest terugdenken aan de vrijpartij van vannacht. Hij was niet iemand die aan vliegangst leed, maar als het ondenkbare toch zou gebeuren, dan kon hij zich geen betere manier bedenken om dit leven te verlaten. Hoewel ze allebei een douche hadden genomen, was de geur van seks in de lucht blijven hangen en als er tijd voor was geweest, zou Jason graag nog een keer de liefde hebben bedreven.
Hij zette zijn computer even neer, stak zijn arm weer in de taxi, trok de grote canvas tas eruit en hees die over zijn schouder.
Nadat hij bij de balie van Western Airlines zijn rijbewijs had laten zien, kreeg hij zijn stoelnummer en zijn instapkaart uitgereikt en checkte hij de canvas tas in. Hij nam even de tijd om de kraag van zijn camelkleurige overjas glad te strijken, zijn hoed wat vaster op zijn hoofd te drukken en zijn das met gele, bruine en paarse motiefjes wat te fatsoeneren. Hij had een ruimvallende donkergrijze broek aan. Zijn sokken, die niemand trouwens kon zien, waren witte sportsokken en zijn zwarte schoenen waren eigenlijk tennisschoenen. Een paar minuten later kocht Jason de USA Today en een kop koffie en liep toen door de veiligheidscontroleposten.
Het busje naar de vertrekhal midden op het vliegveld was voor drie kwart vol. Jason stond tussen een aantal mannen en vrouwen die min of meer hetzelfde gekleed gingen als hij: donkere pakken of mantelpakjes, iets kleurigs om de nek, en veel vermoeide handen die wagentjes vol met koffers voortzeulden.
Terwijl het busje wiegend en stotend naar de vertrekhal reed, liet Jason zijn aktentas geen moment los en bleef de laptopkoffer stevig tussen zijn benen geklemd op de grond staan. Zo nu en dan keek hij even op van zijn krant om zijn blik over de slaperige medepassagiers te laten gaan.
Terwijl hij in de grote hal voor Gate 11 zat, keek Jason hoe laat het was: het instappen zou zo beginnen. Buiten werd een hele reeks vliegtuigen met de bruine en gele strepen van Western Airlines erop gereedgemaakt voor de vroege ochtendvluchten. Terwijl de zon langzaam opsteeg om de oostkust te verlichten, verschenen er brede banen roze aan de horizon.
De wind beukte woest tegen het dikke glas van de hal; het luchthavenpersoneel dat buiten werkte, stond dubbelgebogen om zich schrap te zetten tegen deze onzichtbare manifestatie van de ongetemde natuur. De winter zou nu snel in al zijn hevigheid losbarsten en tot april zou het hele gebied voortdurend ten prooi zijn aan harde wind en ijzige regen.
Jason trok zijn instapkaart uit zijn binnenzak en keek wat erop stond: Western Airlines, Vlucht 3223, rechtstreeks van Dulles International in Washington naar Los Angeles International, zonder tussenlandingen. Hij was geboren en getogen in LA, maar was er al twee jaar niet meer geweest. Aan de overkant van de enorme vertrekhal zou binnenkort het instappen beginnen voor een andere vlucht van Western Airlines die naar Seattle ging, met een korte tussenlanding in Chicago. Toen hij een plotselinge scheut van angst voelde, likte hij nerveus even zijn lippen af, en moest daarna een paar keer moeizaam slikken om het plotselinge droge gevoel in zijn keel te verhelpen. Nadat hij zijn koffie op had, bladerde hij de krant door en keek met een half oog naar de collectieve rampspoed die hem vanaf elke kleurige pagina tegemoet sprong.
Terwijl hij de koppen doorlas, zag Jason iemand zelfverzekerd over het middenpad van de hal lopen. Het was een slanke, ongeveer één meter tachtig lange man met blond haar. Hij had een camelkleurige overjas en een ruimvallende grijze pantalon aan, en hij had niet alleen precies zo’n das om als Jason, maar had ook een leren aktentas en een zwart computerkoffertje bij zich. Anders dan Jason hield hij in de hand waarmee hij de koffer vasthield echter ook een witte envelop geklemd.
Jason stond op en liep snel naar het toilet. Daar hing hij zijn overjas aan het haakje aan de deur, maakte zijn leren aktentas open en trok er een grote nylontas en een spiegel van tien bij twintig centimeter uit. Hij drukte de magnetische spiegel tegen de wand van het toilethokje, stak zijn hand weer in de aktentas en haalde een zwarte bril en een valse snor te voorschijn. De korte pruik paste perfect bij de inktzwarte snor. Nadat hij de das had afgedaan en het jasje had uitgetrokken, propte hij ze snel in de nylontas en verving ze door een sweater met het opschrift washington huskies . Toen hij de ruimvallende pantalon had uitgetrokken, bleek hij daaronder een trainingsbroek te dragen die niet alleen perfect bij de sweater paste, maar waarbij ook de tennisschoenen ineens niet meer uit de toon vielen. De overjas kon gekeerd worden, zodat die ineens donkerblauw werd. Nadat Jason nog eens in de spiegel had gekeken om te controleren hoe hij eruitzag en nadat hij de leren aktentas en het laptopkoffertje samen met de spiegel in de nylontas had gepropt, maakte hij de deur open en liep naar de wasbakken. De hoed liet hij aan het haakje hangen.
Jason waste zijn handen en nam zijn nieuwe, bebrilde gezicht eens aandachtig op in de spiegel. Terwijl hij stond te kijken, verscheen de man die hij daarnet in de vertrekhal had gezien, in de deuropening, liep naar het toilethokje dat Jason zojuist verlaten had en trok de deur achter zich dicht. Jason nam rustig de tijd om zijn handen af te drogen en even over zijn nieuwe haardos te strijken en toen hij daarmee klaar was, kwam de man het hokje al weer uit, met Jasons hoed op zijn hoofd. Van een afstand zouden ze voor tweelingen hebben kunnen doorgaan. Terwijl ze naar buiten liepen, botsten ze tegen elkaar op. Snel mompelde Jason een verontschuldiging, maar de man keurde hem zelfs geen blik waardig en terwijl hij Jasons vliegtuigticket in het borstzakje van zijn overhemd stopte, liep hij snel weg. Tegelijkertijd liet Jason de witte envelop in zijn overjas verdwijnen.
Jason stond op het punt om weer terug te lopen naar zijn stoel toen hij de lange rij telefoons zag. Hij aarzelde even, maar liep er toen snel naar toe en draaide een nummer.
‘Sid?’
‘Jason?’ Sidney stond zich aan te kleden en probeerde tegelijkertijd de verwoed tegenstribbelende Amy te voeren en een paar dossiers in haar aktentas te proppen. ‘Wat is er? Heb je vertraging?’
‘Nee, nee. Over een paar minuten vertrekken we.’ Hij zweeg even toen hij in het blinkende metaal van het telefoontoestel een glimp van zijn sterk veranderde spiegelbeeld opving. Hij vond het gênant om zo in vermomming met zijn vrouw te staan praten.
Inmiddels trok Sidney Amy haar jasje aan. ‘Nou, is er iets mis dan?’
‘Nee, ik dacht gewoon dat ik je nog wel even kon opbellen om te horen of alles goed gaat.’
Sidney maakte een geërgerd geluid. ‘Nou, zal ik het even voor je op een rijtje zetten? Ik ben te laat. Je dochtertje werkt vandaag weer eens helemaal niet mee en ik heb net gemerkt dat ik mijn vliegticket en een paar andere documenten die ik nodig heb nog op mijn werk heb laten liggen, wat dus betekent dat ik hooguit tien seconden over heb in plaats van dertig minuten.’
‘Ik... Het spijt me, Sid, neem me niet kwalijk...’ Jasons hand klemde zich nog steviger om het handvat van het koffertje. Dit was de laatste dag. De láátste, zei hij telkens weer in zichzelf. Als hem iets zou overkomen, als hij ondanks alle voorzorgsmaatregelen die hij had getroffen niet van deze reis zou terugkeren, zou ze het nooit te weten komen.
Sidney was nu ziedend van woede. Amy had zojuist haar cornflakes omgegooid, zodat zowel haar jasje als Sidneys volgepropte aktentas nu onder de melk zat, en het kostte haar veel moeite om de telefoon onder haar kin geklemd te houden. ‘Ik moet nu echt weg, Jason.’
‘Nee, Sid, wacht even. Ik moet je wat vertellen...’
Sidney stond op en keek naar de ravage die haar twee jaar oude dochtertje zojuist had aangericht. Het kind keek haar nijdig aan, en haar boos opgeheven gezichtje deed haar sterk aan haar eigen gezicht denken. Aan haar stem was duidelijk te horen dat ze niet tot enig compromis bereid was. ‘Ik heb nu echt geen tijd, Jason. Ik moet óók het vliegtuig halen. Dáág.’ Ze smakte de telefoon op de haak en nam haar tegenstribbelende dochtertje onder een arm. Overdekt met melk en cornflakes rende ze de deur uit.
Jason hing op en draaide zich langzaam om. Hij blies zijn lang ingehouden adem uit en hoopte en smeekte voor de honderdste keer dat deze dag volgens plan zou verlopen. De man die terloops in zijn richting keek en zich toen omdraaide, merkte hij niet op. Voordat Jason zich had omgekleed, was diezelfde man vlak langs hem heen gelopen; in feite was hij zelfs dicht genoeg bij hem in de buurt gekomen om de naam- en adreskaart aan Jasons reistas te kunnen lezen. Dat kleine maar belangrijke detail had Jason over het hoofd gezien, want op dat etiket stonden nog steeds zijn eigen naam en adres.
Een paar minuten later stond hij in de rij voor het instappen. Hij viste de witte envelop die de man hem had overhandigd uit zijn binnenzak en haalde het vliegticket eruit. Hij vroeg zich af hoe Seattle eruit zou zien, en keek toen snel even naar de overkant van de vertrekhal, nog net op tijd om zijn ‘tweelingbroer’ in het vliegtuig naar Los Angeles te zien stappen. Toen ving Jason toevallig een glimp op van een van de andere passagiers die voor die vlucht in de rij stonden. Hij was lang, slank en hoewel een groot deel van zijn gezicht schuilging achter een dichte baard, was zijn grote hoofd volkomen kaal. Het expressieve gezicht kwam hem bekend voor, maar voordat Jason de eigenaar ervan had kunnen plaatsen, was de man, die een diplomatenkoffertje bij zich had, al door de deur naar het gereedstaande vliegtuig gestapt en uit het zicht verdwenen. Jason haalde zijn schouders op, gaf gedwee zijn instapkaart af en liep door de slurf naar zijn toestel.
Nog geen half uur later, terwijl het vliegtuig waar Arthur Lieberman zich in bevond zich diep in de grond boorde en de begerige vlammen opsprongen naar de eens zo heldere hemel, nam Jason honderden kilometers verderop een slokje koffie en maakte toen zijn laptop open. Glimlachend keek hij uit het raampje. De gezagvoerder had zojuist aangekondigd dat er verder geen turbulentie zou zijn en dat ze zonder problemen in Seattle zouden arriveren.