-
83
REGAN WAS HIER EN IN HET HAMILTON-SWEENEY BUILDING al zo vaak langs de enorme kleurvlakken gelopen dat de schilderijen inmiddels onderdeel van haar geestelijk behang waren geworden. Maar het zei iets over haar broer (of over haar idee van hem) dat van alles wat hij jaren geleden met zijn als gebaar van loyaliteit vermomde daad van trots had opgegeven, de serie Rothko’s hem vermoedelijk het zwaarst was gevallen om achter te laten. Ze was al halverwege de hal toen ze zag dat hij bij de schilderijen was blijven treuzelen. ‘Kom je nog?’ vroeg ze.
‘Ja, één minuutje.’
Ze wachtte voor een klein raam met uitzicht op het westen. De zon stond laag en was gigantisch, alsof hij New Jersey zou verzwelgen. Geen wonder dat het zo heet was. ‘William!’
‘Ik kom eraan.’
Toen ze zich omdraaide om te zien of het zo was, bleken hun stemmen een hazelnootbruine vrouw tevoorschijn te hebben geroepen uit een aangrenzende gang. Regan herkende haar niet, en zij Regan blijkbaar ook niet, maar dat was niet ongewoon, aangezien Felicia verpleeghulpen versleet bij het leven. Toen de vrouw naar papa werd gevraagd, keek ze Regan niet-begrijpend aan. ‘Papa?’
‘Mijn vader.’
Na enige nadere toelichting leidde de vrouw hen naar de tweede verdieping en toen door een lange gang. Deze leek ook verlaten, maar uit de deuropening helemaal aan het eind sijpelden stemmen. Tot Regans verrassing was een van die stemmen de hare. Een groot houten televisiemeubel was naar het midden van de ontbladerde bibliotheek verplaatst en door middel van een verlengsnoer met de muur verbonden. Er werd een herhaling uitgezonden van de persconferentie eerder die dag. Voor het toestel zat haar vader in bermuda in een leunstoel die naar de bezoekerskant van het bureau was geschoven. Paarse spataders speelden tikkertje op zijn blauwwitte benen. Aan één voet zat een linnen bootschoen. De andere was bloot. Er hing een geur van aftershave met een hint van gin. Hoe laat was het eigenlijk? Het journaal was toch allang geweest? ‘Papa, wat doe je?’
‘Regan? Ik zat net naar je te kijken.’ Hij klopte op de armleuning, alsof ze nog klein genoeg was om daarop te zitten. ‘Jij weet van wanten, lieverd. Daar hadden die smeerlappen niet van terug.’
Ze knielde op het vloerkleed voor hem neer, pakte zijn hand vast en vroeg zich af wanneer ze hem voor het laatst had horen schelden. ‘Waar is iedereen? Waar is je vrouw? Je mag geen alcohol in combinatie met die medicijnen, dat weet je best.’ Ergens onder al deze zorgen was ze zich er vaag van bewust dat William er nog niet was, wat haar de tijd gaf papa op zijn terugkeer voor te bereiden. Of was het William die zich moest voorbereiden? Hoeveel kon een mens in een paar maanden tijd veranderen…? ‘Je begrijpt toch wel wat we vandaag hebben gedaan?’
‘O ja,’ zei hij. ‘Amory heeft het me zojuist uitgelegd.’ Zijn blik had zich niet van het televisietoestel losgemaakt. Was hij nou ook nog aan het hallucineren geslagen?
‘Amory is hier niet, papa.’
Hij knipperde een paar keer met zijn ogen, alsof hij uit een droom ontwaakte, en keerde zich naar het bureau met de stoel daarachter, dat leeg was, op een videospeler na die Regan bekend voorkwam van de productieruimte waar de reclamespotjes voor Café El Bandito werden gemonteerd. Het beeld bleef even hangen. ‘Misschien is hij mijn bagage halen. Na die vorige brief van de advocaten is Felicia gisteren alvast het zomerhuis in orde gaan maken. Het lijkt me een goed idee dat ik de komende weken daar ben totdat het OM met een beter aanbod komt, denk jij ook niet?’
‘Waar?’
‘Block Island.’
‘Hebben ze dat gezegd? Dat er een beter aanbod komt?’
‘Regan, jij kunt ook meekomen! Jij en Cate en…’
‘Will,’ zei ze, maar de tv had zijn aandacht alweer opgeslokt. De balkondeuren stonden open voor een zuchtje buitenlucht. Ze stapte het balkon op en verwachtte half om zeventien verdiepingen lager het poppetje van haar broer te zien, die terugliep naar Colombus Avenue, omdat hij op het laatste moment van gedachten was veranderd. Ver weg naar het noorden glinsterden een paar late vliegtuigen of vroege sterren vlak boven de horizon. Het uitzicht was grotendeels gelijk aan dat vanuit haar woonkamer in Brooklyn, waar ze op dit moment het kaasplankje op tafel zou hebben gezet, terwijl Andrew West de folie van een fles wijn verwijderde. Ergens rinkelde een telefoon. En hield weer op. Als dit nog lang ging duren, moest ze hem afbellen. Toen luisterde ze, een intens luisteren dat zich uitstrekte tot de verste hoeken van het appartement en tot in de krochten van haar ziel, waar stilte heerste. ‘Papa?’ Hoe moest ze het hem brengen? Hoe zou het vallen? ‘Ik ben niet alleen gekomen.’
‘Is Keith meegekomen? Met die jongeman wil ik namelijk een hartig woordje spreken.’
Ze wou dat de gin die ze rook daadwerkelijk voor het grijpen stond. ‘Papa, alsjeblieft…’
Maar ergens vanuit het appartement klonk commotie die zelfs de televisie overstemde. ‘Blijf maar hier,’ zei ze. ‘Ik ga wel even kijken.’ Ze liep door de deur aan de oostkant de galerij op die de ontvangsthal langs drie zijden omgaf. Zonder de paar honderd man die de ruimte kon bevatten, was het er kaal. Er was echter nog een bar van oudejaarsavond en daarachter bevond zich Amory Gould, in een overhemd met open kraag. Of eigenlijk bewoog hij zich om de bar heen met een longdrinkglas in zijn hand. Tegenover hem bevond zich een onverzorgde figuur die zich ook om de bar bewoog, zwaaiend met een pook. Amory keek op. ‘Ah, precies op tijd! We wilden net een borrel inschenken!’
Als dit een afleidingsmanoeuvre moest voorstellen, dan was die mislukt. ‘Jij bent de duivel in hoogsteigen persoon,’ zei de figuur luid en duidelijk, maar wat daarna kwam ging verloren, want haar vader was naast haar komen staan en vroeg wie die man daarbeneden was.
‘Dat is Amory,’ zei ze blozend. ‘Je had gelijk.’
‘Nee, die zwerver,’ zei hij.
‘Dat probeerde ik je dus te vertellen,’ zei ze. ‘Dat is William, papa. Dat daarbeneden is je zoon.’