-
71
VOOR DE VAKANTIEOPVANG DIE REGAN HAD UITGEKOZEN moest ze helemaal naar het eind van East Eighty-Second Street. Dat was midden in de winter geweest, de laatste plekken waren bijna vergeven en het had haar belangrijk geleken dat de kinderen het contact met de oude wijken niet verloren. Bijzonder logisch was het echter niet geweest. Ze had er niet bij stilgestaan dat het haar veertig minuten met de metro zou kosten om hen af te leveren, en daarna een kwartier terug naar kantoor in het Hamilton-Sweeney Building. Toen zij net zo oud was als Will reisde ze in haar eentje met de ondergrondse, maar tegenwoordig stond dat gelijk aan je kinderen aan de drugs helpen en een geladen vuurwapen in de handen drukken. Als ze om tien voor acht niet gewassen, aangekleed en van ontbijt voorzien waren, was het verstandiger ze maar gewoon in een taxi te zetten. Het was nu drieëntwintig minuten over acht op 13 juli, dag twee van een hittegolf. Ze keek toe hoe Will een enkele cornflake naar het puntje van zijn lepel manoeuvreerde. ‘Wat denk je, zou je het tempo ietsje op kunnen voeren, lieverd?’
Hij tuitte zijn lippen tot een cherubijnentrompet en slurpte de cornflakes naar binnen. Het hierop volgende schouderophalen sneed haar door de ziel. Vroeger hadden ze elkaar telepathisch aangevoeld. Uit het niets dook hij naast haar op, zonder dat ze hem had horen aankomen, alsof hij de spanning in haar voelde toenemen en hij geen andere manier wist om die weg te nemen. Ze vermoedde zelfs dat deze griezelige aanleg om dwars door je heen te kijken de reden was waarom Keith hem naar kostschool had willen sturen. Zijzelf was niet eens in staat gebleken hem een paar nachtjes op kamp te laten gaan, iets waarvoor hij haar nu leek te straffen. In het etmaal voorafgaand aan een ontmoeting met zijn vader negeerde hij zelfs haar vriendelijkste verzoeken. Liever niet, leek zijn schouderophalen uit te drukken.
Toen kwam Cate binnengewaaid uit de badkamer, die in het nieuwe appartement door een inschattingsfout van de architect direct aan de keuken grensde. ‘Mag ik ook cornflakes?’
‘Je hebt al omelet gehad, lieverd. Nog geen kwartier geleden zelfs. Heb je een lucifer aangestoken?’
Ze knikte en Regan besloot zich te onthouden van commentaar op haar twee kleuren sokken en haar ongekamde haar dat door de katoenzuiveringsmachine leek te zijn gehaald. ‘Ga je tas vast halen, liefje.’ De mensen van de opvang zouden haar ongetwijfeld als ‘slechte moeder’ bestempelen, maar dat gaf niets, ze moest tenslotte boeten, en bovendien was er geen tijd meer. Over vierenzestig minuten stond Andrew West in haar kantoor om de verklaring door te nemen die ze samen hadden opgesteld. Om halftwee zouden ze de lift nemen naar de zojuist gerenoveerde perszaal op de veertigste verdieping om de daar verzamelde microfoons mede te delen dat haar vader de beschuldigingen van belastingfraude en handel met voorkennis voor de rechter zou aanvechten. Naar verluidt stond de openbaar aanklager op het punt binnen een paar uur een deal te sluiten met een tweede informant, en als dat eenmaal gebeurde zou papa’s kans op een schikking verkeken zijn, evenals de symbolische waarde van een schikking.
Wat er ook ging gebeuren, het gebeurde vandaag.
Drieënzestig minuten.
Ze dwong zichzelf haar mond te houden omdat ze wel wist dat Will anders zou terugschakelen naar een versnelling die zich ergens tussen behoedzaam en geologisch bevond. Ze probeerde hun lijntje te herstellen. Vooruit, lieverd. Uiteraard was haar frustratie niets anders dan een uiting van liefde, gezien het feit dat hij een man was. De vergeelde kraag van zijn T-shirt. De sproeten op zijn neus die ietwat wipte. Zijn lange haar, zijn hoogstwaarschijnlijk ongewassen haar, dat nonchalant over zijn ogen viel.
‘William Hamilton-Sweeney Lamplighter, je hebt nog precies tien seconden om je bord leeg te eten.’
‘Kan niet.’
‘Pardon?’
Hij deed zijn handen omhoog alsof hij toonde dat hij ongewapend was. ‘Ik zit vol.’
‘Nou, schiet op dan. Andiamo.’ Ze deed alsof ze niet zag dat hij de kom expres liet staan, zodat zij hem moest opruimen.
Ze stonden al bij de deur, Regan met één arm in de mouw van haar colbertje, toen ze merkte dat er iets ontbrak. ‘Waar zijn je slaapspullen, Will?’
‘Oeps.’
‘Heb je die niet ingepakt?’
‘Dat heb je niet gezegd.’
‘Ik heb je ook niet gezegd dat je een broek moest aantrekken, maar dat heb je ook voor elkaar gekregen.’
Opnieuw dat schouderophalen, dat voor haar gevoel cursief was geworden. Volgens haar horloge was het vierendertig minuten over acht en ze wist dat als ze nu nog één woord met hem wisselde hij zou weten dat hij gewonnen had. Ze knielde neer en knoopte haar dochters poloshirt dicht. Er was een tijd geweest dat Cate altijd had getreuzeld en Will meegaand was geweest. ‘Lieverd, heeft jullie vader dan ten minste schone kleren voor jullie liggen?’
Cate wurmde zich glimlachend los. Ze had een tand gewisseld. Blijkbaar. ‘We hebben televisie op de kamer.’
‘Ja, dat is zo,’ zei Will. ‘We mogen alles kijken wat we willen.’
‘Verdorie, Will, als jij het niet doet, kies ik zelf kleren voor je uit en dat zal je berouwen. Moet ik tot drie tellen?’ Het kwam geen moment bij haar op dat zij misschien niet de reden was van zijn verzet. Dat misschien hij, diep vanbinnen, echt liever niet ging.
IN DE JAREN VOORAFGAAND AAN DIT annus horribilis had ze nooit lang stilgestaan bij de vraag wat je in de zomer met kinderen aan moest. Zelfs toen ze fulltime voor de firma werkte had ze genoeg vakantiedagen gehad om van de periode tussen Memorial Day en Labor Day een aaneenschakeling van lange weekends aan Lake Winnipesaukee te maken, waar haar kinderen en echtgenoot zich in het water vermaakten en de dagen even ongehaast voorbijgleden als de zeilboten achter het blauwe kordon van boeien aan de horizon.
Dat de vakantieopvang slechts van negen tot drie was en dat voor langere opvang moest worden bijbetaald, kwam haar nu voor als afzetterij. Ze had de medewerkers telefonisch laten weten dat Keith de kinderen zou ophalen. Het plan was dat hij ze op een wedstrijd van de Mets zou trakteren en hen daarna het hele weekend bij zich zou houden, en hoewel ze hen zou missen, want ze miste hen altijd, vroeg ze zich op dit moment ook ergens diep vanbinnen af, wat toch op enige vooruitgang moest wijzen: eens zien wat híj ervan bakt, van Wills veel te lange douchebeurten en Cates nachtmerries, van het midden in de nacht wakker worden omdat Cate door de gang dwaalt en met haar zieligste stemmetje vraagt: Mag ik bij jou in bed? alsof ze er niet allang van uitging dat het antwoord ja zou zijn. Het probleem was alleen dat Keith er waarschijnlijk niet mee zou zitten. Hij was zo’n man zonder gevoel voor oorzaak en gevolg. Te laat voor de opvang? Geeft niks. Een grote pot vaseline gejat? Ach, zo zijn jongens.
Nee, het echte probleem was dat ze hem miste. Ze miste zijn lach, ze miste het feit dat hij haar aanvulde, en ze miste het om niet altijd degene te hoeven zijn die er een potje van maakte, en als Cate haar vanuit de deuropening riep, voelde ze snel of haar wangen droog waren, want alleen in het donker, op de reep straatlicht die de gordijnen doorlieten na, bleef ze hun vroegere leven als gezin navlooien, in de hoop de precieze plek te vinden waar het was misgegaan. Kom er maar in, schat, zei ze dan.
Als ze zich nu voorstelde dat ze het bed deelde met Andrew West, Andrew van de gepolijste huid en het haarmodellenhaar, leek wat ze voelde meer op deze toegeeflijke moederliefde dan op de gretige begeerte die ze wilde voelen. Ze had om verschillende redenen uitgesteld de kinderen over hem te vertellen, en een daarvan was dat Will hem als een rivaal zou kunnen zien, en een tweede dat daar waarschijnlijk wel iets in zat. Andrew was nog maar achtentwintig. Met hem naar bed gaan had ze ook uitgesteld. Niettemin had ze besloten dat ze zich vannacht, als alles achter de rug was, volledig aan hem zou overleveren. Ze hoopte maar dat Will de lamsbout en de fles chardonnay niet had opgemerkt toen hij de melk uit de koelkast haalde. Of misschien, aangezien de kinderen haar laatst overgebleven schakel met haar echtgenoot waren, hoopte ze juist van wel.
PAS TOEN ZE IN HENRY STREET het spelletje Zoek de Taxi speelden realiseerde Regan zich dat ze niet genoeg geld bij zich had voor de hele rit naar de opvang. Will had ook niets bij zich – hij had al zijn zakgeld aan die stomme toverkaarten uitgegeven –, dus kon ze kiezen tussen te laat komen voor haar afspraak met Andrew of hen alleen op de metro zetten. Een rozige nevel bekranste de toppen van de bruggen, waterdamp vermengd met uitlaatgassen en de as die de getto’s uitbraakten. Een stofwolk van vogels hing wit en roerloos in de lucht. Volgens de weersvoorspelling zou de temperatuur vandaag tot recordhoogte stijgen, en ze voelde haar blouse al aan haar huid plakken. Ze keek nog eens goed naar Will. Hij was nog steeds een goeie jongen, dacht ze, een goeie, intelligente, dappere jongen, en op dit tijdstip zouden er alleen forenzen in de metro zitten. Ze begon aan een verhandeling over het negeren van vreemden, maar hij onderbrak haar.
‘Mam, als we bij papa zijn, reizen we constant alleen.’
‘Ik doe net alsof ik dat niet heb gehoord,’ zei ze, waarmee ze bedoelde dat ze onmogelijk kon achterhalen of wat hij zei grootspraak was of niet. Toen ze aanstalten maakte met hen mee te lopen naar het juiste perron, kreunde Will. Voordat hij kon wegduiken gaf ze hem een kus op zijn kruin, vervolgens gaf ze een kus aan Cate, waarna ze hen in de grond zag verdwijnen. Maar waarom volgde ze hen dan een paar tellen later op discrete afstand? Zonder te betalen kwam ze niet door het draaihek, en dus moest ze vanachter de tralies toezien hoe haar nageslacht op het perron stond te wachten, omringd door oudere kinderen die elkaar hormonaal aangevuurd bepotelden, Caribische vrouwen op gezondheidssandalen en mensen die op bankjes zaten en nu al dronken leken. In zijn ene hand hield Will zijn gele weekendtas, met op de zijkant het embleem van zijn school en tussen de rits een toefje T-shirt, als onkruid tussen de stoeptegels. Met de andere hand hield hij die van zijn zusje vast.
Regan wenste, niet voor het eerst, dat ze iemand anders was, iemand die deze bijzonder capabele kinderen gewoon vertrouwde en ze daarom niet tot hier onder de grond hoefde te volgen, alsof ze op het nippertje toch nog over het draaihek zou springen, hen tegen zich aan zou drukken en ervoor zou zorgen dat ze altijd zo jong zouden blijven. Maar toen ze instapten en met het gezicht naar haar toe plaatsnamen te midden van de entropische graffiti die de vensters geheel bedekten, kon ze haar blik niet van hen afwenden. Cate zag haar staan en zwaaide voordat de deuren dichtgingen, maar Will staarde nietsziend voor zich uit zoals een volwassene die elders verplichtingen had, zoals William eigenlijk, de oom die hij nooit had ontmoet. Tussen hen in paste in ieder geval nog een kind. En toen de metro wegreed, wist ze dat ze die verdwijnende kinderen voor zich zou zien wanneer ze voor de camera’s haar verhaal deed over de toekomst van het bedrijf dat haar familie was, en ook later, als ze haar jongere collega en verleider in spe met de kurkentrekker in de weer zou zien, en ten slotte in het donker, als hij begon te snurken en Regan weer alleen was, zoals men schijnbaar altijd is.