21
De volgende ochtend, na nauwelijks vier uur slaap, stond Juliette vroeg weer voor haar bureau. Naast haar computer lag een pakje op haar te wachten: een klein, in gerecycled pulppapier verpakt pakketje, dichtgebonden met witte kabelbinders. Glimlachend om dat laatste detail pakte ze haar zakmes. Ze koos het smalste mesje, stak het in het slotje van de eerste kabelbinder en peuterde het palletje voorzichtig open om hem heel te houden voor toekomstig gebruik. Ze wist nog goed hoe ze als monteursschaduw op haar kop had gekregen toen ze betrapt werd op het moment dat ze zo’n kabelbinder losknipte. Walker, tientallen jaren geleden ook al een ouwe mopperkont, had tegen haar staan schreeuwen dat het verspilling was en vervolgens laten zien hoe je het palletje los kon krijgen zodat het ding opnieuw gebruikt kon worden.
De jaren waren verstreken, en toen ze al veel ouder was had zij deze les weer doorgegeven aan een schaduw die Scottie heette. Hij was in die tijd nog maar een kind, maar toen hij dezelfde achteloze fout maakte die zij zelf ooit had gemaakt, schold ze hem de huid vol. Ze herinnerde zich dat de arme jongen van schrik zo wit was geworden als een cementblok, en maanden later werd hij nog steeds zenuwachtig van haar. Misschien vanwege die uitbarsting had ze in de loop van zijn opleiding vaak extra aandacht aan hem besteed, en uiteindelijk hadden ze een hechte band gekregen. Binnen de kortste keren was hij uitgegroeid tot een jongeman met verstand van zaken, briljant met elektronica, in staat de besturing van een compressor te programmeren in minder tijd dan zij nodig had om er een uit te elkaar te halen en weer in elkaar te zetten.
Ze maakte de tweede kabelbinder los en wist dat het pakje van hem kwam. Scottie was jaren geleden door it gerekruteerd en naar de bovensilo verhuisd. Hij werd ‘te slim voor Mechanica’, zoals Knox het had uitgedrukt. Juliette legde de binders aan de kant en zag voor zich hoe Scottie dit pakje voor haar had gemaakt. Het verzoek aan Mechanica moest weer naar hem omhoog zijn gestuurd, en hij had haar die nacht trouw dit plezier gedaan.
Ze peuterde het papier voorzichtig los. Zowel het papier als de kabelbinders zouden teruggestuurd moeten worden; ze waren te kostbaar om hier te houden en zo licht dat een drager ze voor een habbekrats zou meenemen. Scottie had de randen van het papier kunstig in elkaar gevouwen, een truc die kinderen leerden zodat ze elkaar briefjes konden sturen zonder dat er lijm of plakband aan te pas hoefde te komen. Ze haalde het pietepeuterige werkje met zorg uit elkaar, en eindelijk had ze het papier open. In het pakje zat een plastic doos, het soort dat ze in Mechanica gebruikten om moeren en bouten in te bewaren.
Ze maakte het deksel open en zag dat het pakket niet alleen van Scottie kwam – het moest samen met een kopie van haar verzoek inderhaast naar hem toe zijn gebracht. De tranen sprongen haar in de ogen toen ze Mama Jeans havermoutkoekjes rook. Ze pakte er een, bracht het naar haar neus en snoof diep. Misschien verbeeldde ze het zich, maar ze durfde te zweren dat er ook een vage olie- of smeergeur uit de oude doos opsteeg – de geuren van thuis.
Juliette vouwde het pakpapier zorgvuldig op en legde de koekjes erop. Ze dacht aan de mensen met wie ze ze zou moeten delen. Marnes, natuurlijk, maar ook Pam in het restaurant, die haar zo aardig geholpen had om haar appartement op orde te krijgen. En Alice, Jahns’ jonge secretaresse, die al een week met rode ogen rondliep. Ze haalde het laatste koekje uit de doos en zag toen eindelijk de datastick op de bodem liggen, een hapje dat Scottie speciaal voor haar had gebakken en tussen de koekjes had verstopt.
Juliette pakte de stick en zette de doos opzij. Ze blies de laatste kruimels uit het metalen uiteinde en stak hem in haar computer. Ze was niet zo handig met computers, maar ze kon er wel mee omgaan. In Mechanica kon je niets doen zonder een aanvraag, een verzoek, een rapport of iets anders onzinnigs in te dienen. En ze waren geschikt om machines mee uit te lezen en ze op afstand aan en uit te zetten, dat soort dingen.
Het lichtje op de stick sprong aan, en ze klikte hem open op het scherm. Er stond een massa mappen en documenten op; het kleine dingetje moest stampvol zijn. Ze betwijfelde of Scottie vannacht überhaupt geslapen had.
Boven aan de lijst met mappen stond een document genaamd ‘Jules’. Ze opende het, en er verscheen een kort tekstdocument dat duidelijk van Scottie kwam, maar nadrukkelijk niet ondertekend was:
J
Laat je hier niet mee betrappen, oké? Dit is alles van de computers, thuis en werk, van meneer agent van de afgelopen vijf jaar. Een enorme berg, maar ik wist niet wat je nodig had en dit was het makkelijkst te automatiseren.
De binders mag je houden, ik heb er genoeg.
(En ik heb een koekje genomen. Hoop dat je het niet erg vindt.)
Juliette glimlachte. Ze had zin om haar vingers over de woorden te laten glijden, maar ze stonden niet op papier, dus het zou niet hetzelfde zijn. Ze sloot het document, gooide het weg en leegde haar prullenbak. Zelfs de eerste letter van haar naam in de aanhef leek haar te veel informatie.
Ze leunde naar achteren in haar stoel en keek naar het donkere restaurant, dat een verlaten indruk maakte. Het was nog geen vijf uur ’s ochtends en ze zou de bovenste verdieping nog een tijdje voor zichzelf hebben. Eerst scrolde ze door de bestandenlijst, om een indruk te krijgen van het soort gegevens dat ze voor zich had. Alle mappen hadden keurig een naam. Zo te zien had ze een complete geschiedenis van Holstons twee computers, elke aanslag, elke dag van de afgelopen vijf jaar, gerangschikt op datum en tijd. Juliette voelde zich overweldigd door de hoeveelheid informatie: het was veel meer dan ze bij leven zou kunnen doorspitten.
Maar ze had het tenminste. De antwoorden die ze nodig had zaten ergens tussen al die documenten. En op de een of andere manier voelde het al beter, voelde zij zich al beter, nu de oplossing van het raadsel, van de vraag waarom Holston had besloten op schoonmaak te gaan, met gemak in haar handpalm paste.
Ze had een paar uur op de documenten zitten studeren toen de restaurantploeg binnenkwam om de rotzooi van de vorige avond op te ruimen en het ontbijt klaar te zetten. Een van de dingen waar Juliette hierboven het moeilijkst aan kon wennen was het strakke schema dat men erop na hield. Er was geen derde ploeg. Er was niet eens echt een tweede ploeg, als je de mensen die het avondeten deden niet meetelde. In de diepte sliepen de machines nooit, en de werkers dus ook nauwelijks. De ploegen draaiden vaak overuren, en Juliette had geleerd te overleven op een paar uur rust per nacht. De truc was om zo nu en dan van pure uitputting van je stokje te gaan en een kwartier lang met je ogen dicht tegen een muur aan te hangen, net lang genoeg om de vermoeidheid binnen de perken te houden.
Maar wat vroeger overleven was geweest, was nu luxe. Het vermogen om met weinig slaap toe te kunnen verschafte haar ’s ochtends en ’s avonds tijd voor zichzelf, tijd om in lichtzinnige bezigheden te investeren naast de zaken waaraan ze hoorde te werken. Het gaf haar ook gelegenheid om dit verrekte werk te leren, nu Marnes te depressief was om haar op weg te helpen.
Marnes...
Ze keek op de klok boven zijn bureau. Het was tien over acht, en in het restaurant verspreidden de bakken havermout- en maïspap al de geuren van het ontbijt. Marnes was te laat. Ze werkte pas een week met hem, maar ze had nog nooit meegemaakt dat hij te laat kwam. Deze verandering in de routine voelde als een drijfriem die te wijd werd, een zuiger die een afwijking kreeg. Juliette zette haar scherm uit en stond op. Buiten druppelde de eerste ploeg binnen voor het ontbijt. Etensmuntjes kletterden in de grote emmer naast het oude draaihek. Ze verliet haar kantoor en zigzagde tussen de mensen door die uit het trappenhuis kwamen. Een klein meisje trok aan de overall van haar moeder en wees naar Juliette. Juliette hoorde hoe de moeder het kind een standje gaf omdat het onbeleefd was om te wijzen.
Er was de afgelopen dagen flink geroddeld over haar aanstelling, over de vrouw die als kind haar toevlucht in Mechanica had gezocht en nu opeens opdook als vervangster van een van de populairste sheriffs in de geschiedenis. Juliette kromp ineen onder de aandacht en haastte zich naar de trap. Ze rende als een licht beladen drager naar beneden, steeds sneller en sneller, in een tempo dat onveilig aanvoelde. Nadat ze vier verdiepingen lager om een traag stel heen was geschuifeld en zich tussen een gezin op weg naar het ontbijt had doorgewurmd, kwam ze op het portaal van de woonverdieping onder de hare.
De hal achter de klapdeuren stond bol van de gebruikelijke ochtendgeluiden en -taferelen: een gillende fluitketel, hoge kinderstemmetjes, het geroffel van voeten een verdieping hoger, schaduwen die hun werpers opzochten en zich achter hen aan naar hun werk haastten. Kinderen slenterden met tegenzin naar school, mannen en vrouwen kusten elkaar ten afscheid in deuropeningen, peuters hingen aan de overalls van hun ouders en lieten speeltjes en tuitbekers op de grond vallen.
Juliette sloeg een paar hoeken om en slingerde door de gangen rond de centrale trap naar de andere kant van de verdieping. Het appartement van de sheriff lag helemaal achteraan, aan de buitenkant. Ze veronderstelde dat Marnes in de loop van de jaren verschillende keren voor een betere woning in aanmerking was gekomen, maar ervan af had gezien. Die ene keer dat ze Alice naar Marnes had gevraagd, had die haar schouders opgehaald en gezegd dat hij nooit iets anders verwacht of gewild had dan een ondergeschikte positie. Juliette had aangenomen dat ze bedoelde dat hij nooit sheriff had willen worden, maar sindsdien vroeg ze zich af op hoeveel andere aspecten van zijn leven deze filosofie nog meer van toepassing was.
Twee kinderen, die moesten opschieten om op tijd op school te komen, renden hand in hand langs. Giechelend en gillend verdwenen ze om een hoek, waarna Juliette alleen achterbleef in de gang waaraan Marnes woonde. Ze wist nog niet precies wat ze tegen Marnes zou zeggen om te verklaren wat ze kwam doen, om duidelijk te maken dat ze bezorgd was. Misschien was dit een goed moment om te vragen of ze dat dossier mocht hebben, waar hij geen afstand van leek te kunnen doen. Ze zou kunnen zeggen dat hij maar een dag vrij moest nemen om uit te rusten, dat zij het wel even alleen afkon. Of misschien moest ze liegen dat ze toevallig in de buurt was voor een zaak.
Ze bleef voor zijn deur staan en tilde haar hand op om aan te kloppen. Hopelijk zag hij dit niet als een poging van haar om duidelijk te maken wie er de baas was. Ze maakte zich gewoon zorgen om hem. Meer niet.
Ze klopte op de stalen deur en wachtte tot hij ‘binnen’ zou roepen – maar misschien deed hij dat al. De afgelopen dagen was zijn stem uitgehold tot een zwak en mat kraken. Ze klopte wat harder.
‘Deputy?’ riep ze. ‘Alles goed?’
Verderop stak een vrouw haar hoofd de gang in. Juliette herkende haar van de schoolpauze in het restaurant en wist bijna zeker dat ze Gloria heette.
‘Goedemorgen, sheriff.’
‘Dag, Gloria. Heb jij deputy Marnes vanmorgen toevallig al gezien?’
Gloria schudde haar hoofd, stak een speld in haar mond en begon een knot in haar lange haar te maken. ‘Dog diet,’ mompelde ze. Ze haalde haar schouders op en zette de knot met de speld vast. ‘Gisteravond zag ik hem op het portaal, net zo afgetobd als altijd. Is ie niet op zijn werk gekomen?’ vroeg ze met een frons.
Juliette voelde aan de deurklink. Hij ging omlaag met de soepelheid van een goed onderhouden slot. Ze duwde tegen de deur. ‘Deputy? Ik ben het, Jules. Kom alleen even bij je kijken.’
Binnen was het donker. Er viel alleen een beetje licht van de gang de kamer in, maar dat was genoeg.
Juliette draaide zich om naar Gloria. ‘Roep dokter Hicks... Shit, nee...’ Ze dacht nog als iemand uit de diepte. ‘Wie is hier de dichtstbijzijnde dokter? Ga hem halen!’
Zonder op een reactie te wachten rende ze de kamer in. In de kleine woning was weinig ruimte om je op te hangen, maar Marnes had er iets op gevonden. Zijn riem zat om zijn nek gesnoerd, met de gesp tussen de deurpost en de deur van de badkamer geklemd. Zijn voeten rustten op het bed, maar in een rechte hoek, zodat ze zijn gewicht niet konden dragen. Zijn achterste hing lager dan zijn voeten, zijn gezicht was al niet rood meer, de riem sneed diep in zijn vlees.
Juliette sloeg haar armen om Marnes’ middel en tilde hem op. Hij was zwaarder dan hij eruitzag. Om hem makkelijker vast te kunnen houden schopte ze zijn voeten van het bed. Slap vielen ze op de grond. Bij de deur vloekte iemand. Gloria’s man kwam de kamer in gerend en hielp Juliette de deputy overeind te houden. Beiden probeerden ze de riem van de bovenkant van de deur te krijgen. Eindelijk wist Juliette de deur open te wurmen en konden ze Marnes losmaken.
‘Op het bed,’ hijgde ze.
Ze tilden hem op het bed en legden hem languit neer.
Gloria’s man legde zijn handen op zijn knieën en haalde diep adem. ‘Gloria is dokter O’Neil gaan halen.’
Juliette knikte en maakte de riem rond Marnes’ nek los. De huid eronder was paars. Ze voelde zijn pols en dacht aan George, die er precies zo roerloos en stil bij had gelegen toen ze hem vond. Het duurde even voor ze er zeker van was dat ze naar de tweede dode van haar leven stond te kijken.
En terwijl ze zwetend op de dokter ging zitten wachten, vroeg ze zich af of er met de baan die ze had aangenomen niet nog veel meer zouden volgen.