77
Silo 17
‘Hallo? Walk? Shirly?’
Juliette schreeuwde in de radio, de wezen en Solo stonden een paar treden lager toe te kijken. Ze had de kinderen op een holletje de boerderij uit geleid, iedereen snel aan elkaar voorgesteld en intussen de hele tijd aan de radio geprutst. Ze waren nu al verschillende verdiepingen verder, en nog steeds geen woord van haar vrienden, niets meer sinds het knallen van de schoten zich met Walkers geprevel vermengd had. Als ze nu nog een paar verdiepingen hoger klom, als ze het nog één keer probeerde... Ze keek naar het lampje naast de aan- en uitknop om te controleren of de batterij het nog wel deed en zette het geluid harder tot ze de ruis hoorde en wist dat het apparaat werkte.
Ze drukte op het knopje. De ruis viel weg en de radio wachtte tot ze iets zou zeggen. ‘Zeg nou iets, jongens. Juliette hier. Horen jullie me? Zeg iets.’
Ze keek naar Solo, die werd ondersteund door de man die hem bewusteloos had geslagen. ‘We moeten nog hoger, denk ik. Kom op. Looppas.’
Er werd gekreund. Die arme vluchtelingen van silo zeventien deden alsof zij hier degene was die ze niet allemaal op een rijtje had. Maar ze stampten achter haar aan de trap op, in een tempo dat gedicteerd werd door Solo, die na wat fruit en water even was opgeleefd maar weer trager werd naarmate er meer verdiepingen voorbijtrokken.
‘Waar zijn die vrienden van je die we gesproken hebben?’ vroeg Rickson. ‘Kunnen ze niet komen helpen?’ Hij gromde toen Solo opzijzakte. ‘Hij is zwaar.’
‘Ze komen niet helpen,’ zei Juliette. ‘Je kunt niet van daar naar hier.’ Of omgekeerd, dacht ze bij zichzelf.
Haar maag draaide zich om van de zorgen. Ze moest naar it om Lukas te bellen, te horen wat er aan de hand was. Ze moest hem vertellen hoe gruwelijk fout haar plannen gelopen waren, hoe ze het bij elke stap weer verpestte. Ze zou nooit teruggaan, besefte ze. Ze kon haar vrienden niet redden. En deze silo ook niet. Ze keek om. De rest van haar leven zou ze een moeder zijn voor deze wezen, kinderen die alleen nog leefden omdat de laatst overgebleven mensen, mensen die elkaar hadden afgemaakt, de moed niet hadden gehad om met hen hetzelfde te doen. De moed, of het hart, dacht ze.
En nu waren ze haar verantwoordelijkheid. En die van Solo, maar in mindere mate. Waarschijnlijk zou hij voor haar vooral nog een kind extra zijn om voor te zorgen.
Langzaam klommen ze door naar de volgende verdieping. Solo leek weer een beetje bij te komen, ze kwamen in elk geval vooruit. Maar het was nog een heel eind.
In de middensolo hielden ze een sanitaire stop en maakten ze gebruik van wc’s die niet doortrokken. Juliette hielp de kleintjes. Ze vonden het niet prettig om zo hun behoeften te doen, hurkten liever boven de aarde. Juliette drukte de kinderen op het hart dat het ook zo hoorde, dat ze dit alleen deden als ze op doorreis waren. Ze vertelde niet over de jaren waarin Solo hele woonverdiepingen onleefbaar had gemaakt. Ze vertelde niet over de zwermen vliegen die ze had gezien.
Ze maakten het laatste eten op, maar water hadden ze genoeg. Juliette wilde in de hydrocultuurtuinen op de zesenvijftigste overnachten. Daar was genoeg water en eten voor het laatste stuk van de klim. Herhaaldelijk probeerde ze de radio, al wist ze dat ze zo de batterij verbruikte. Er kwam geen antwoord. Ze begreep al niet hoe het kon dat ze hen gehoord had; de verschillende silo’s moesten allemaal een ander systeem gebruiken, juist om te voorkomen dat ze elkaar zouden horen. Walker had vast zelf iets gebouwd, dat kon niet anders. Zou ze erachter komen als ze weer in it was? Zou ze contact kunnen opnemen met hem of Shirly? Ze had geen idee, maar Lukas kon van waar hij zat in elk geval niet met Mechanica praten, kon haar niet doorverbinden. Ze had het hem wel tien keer gevraagd.
Lukas...
En Juliette wist het weer.
De radio in Solo’s hol. Wat had Lukas die avond gezegd? Ze hadden nog tot laat zitten praten en hij had gezegd dat hij het zo jammer vond dat hij niet van beneden met haar kon kletsen, want daar zat hij lekkerder. Bleef hij zo niet op de hoogte van de opstand? Via de radio. Net zo’n radio als Solo had in zijn schuilplaats onder de servers, opgeborgen in een stalen kastje waarvan hij de sleutels nooit had kunnen vinden.
Juliette draaide zich om naar het groepje achter haar. Ze bleven staan en staarden haar aan. Helena, de jonge moeder die niet eens wist hoe oud ze was, troostte haar huilende baby; het naamloze kind gaf de voorkeur aan de wiegende beweging van het traplopen.
‘Ik moet naar boven,’ zei ze. Ze keek Solo aan. ‘Hoe voel je je?’
‘Ik? Goed.’
Hij zag er niet goed uit.
‘Krijg je ze boven?’ vroeg ze aan Rickson. ‘Gaat het met jou?’
De jongen knikte. Zijn verzet leek gedurende de klim gebroken, vooral tijdens de sanitaire stop. De jongere kinderen vonden het intussen alleen maar spannend om nieuwe delen van de silo te zien, om te ontdekken dat ze konden schreeuwen zonder dat er iets vreselijks gebeurde. Langzamerhand drong het tot hen door dat er nog maar twee volwassenen in de silo waren, en die maakten allebei geen erg gevaarlijke indruk.
‘Op de zesenvijftigste is eten,’ zei ze.
‘Nummers...’ Rickson schudde zijn hoofd. ‘Ik ben niet zo...’
Natuurlijk. Waarom zou hij nummers leren lezen die hij nooit van zijn leven te zien zou krijgen?
‘Solo wijst wel waar het is,’ zei ze. ‘We hebben daar vaker overnacht. Goed eten. Blikvoer ook. Solo?’ Ze wachtte tot hij naar haar opkeek en het wazige een beetje uit zijn blik week. ‘Ik moet terug naar jouw kamer. Ik moet mensen spreken, oké? Mijn vrienden. Ik moet weten hoe het met ze gaat.’
Hij knikte.
‘Redden jullie je wel?’ Ze vond het vreselijk om hen alleen te laten, maar het kon niet anders. ‘Ik probeer morgen terug te komen. Doe maar rustig aan, oké? We hebben geen haast om thuis te komen.’
Thuis. Had ze zich daar soms al bij neergelegd?
Hier en daar werd geknikt. Het ene jongetje haalde een fles water uit de tas van het andere jongetje en schroefde de dop los. Juliette draaide zich om en liep met twee treden tegelijk verder de trap op, al smeekten haar benen haar om het niet te doen.
Tussen de vijftigste en de veertigste begon ze zich te realiseren dat ze het misschien niet zou halen. Het zweet van het traplopen verkilde haar huid, haar benen leken de pijn voorbij en waren gevoelloos van uitputting. Haar armen deden een groot deel van het werk; bij elke stap pakte ze met klamme handen de reling beet om zich weer twee treden op te trekken.
Haar ademhaling kwam met horten en stoten. Dat was al een stuk of vijf verdiepingen zo. Ze vroeg zich af of haar longen beschadigd waren door die beproeving onder water. Of kon dat helemaal niet? Haar vader zou het wel weten. Ze dacht aan een leven zonder arts, aan tanden die zo geel werden als die van Solo, aan de verzorging van een baby en de uitdaging die het zou zijn om te voorkomen dat er voor de kinderen volwassen waren nog meer gemaakt werden.
Op het eerstvolgende portaal legde ze haar hand opnieuw op de heup met het voorbehoedmiddel onder de huid. In het licht van silo zeventien bezien was deze maatregel een stuk logischer. Heel veel aspecten van haar vorige leven leken nu een stuk logischer. Dingen die ze vroeger krom had gevonden, lieten nu een begrijpelijk patroon zien. De kosten van e-mails, de afstanden tussen sommige afdelingen, die ene, veel te smalle trap, de felle kleuren voor bepaalde banen, de onderverdeling van de silo in secties en het onderlinge wantrouwen... het was allemaal expres zo geregeld. Ze had eerder aanwijzingen gezien, maar nooit geweten wat die betekenden. Deze lege silo legde het haar uit, de aanwezigheid van deze kinderen legde het haar uit. Nu bleek dat sommige kromme dingen er nog erger uitzagen als ze rechtgebogen werden. Sommige ingewikkelde knopen waren pas te volgen als je ze uit elkaar had gehaald.
Om haar aandacht af te leiden van de pijn in haar spieren, van de verschrikkingen van die dag, liet ze haar gedachten onder het klimmen alle kanten op dwalen. Toen ze eindelijk de veertigste gepasseerd was, hervond ze misschien niet haar rust, maar wel haar concentratie. Ze greep niet meer zo vaak naar de draagbare radio. De ruis klonk steeds hetzelfde, en ze had begrepen dat er een andere manier moest zijn om met Walker in contact te komen, een manier om zonder tussenkomst van de servers met andere silo’s te communiceren. Dit had ze veel eerder moeten bedenken. Solo en zij hadden er de hele tijd met hun neus bovenop gezeten. Ze twijfelde nog een heel klein beetje of ze het wel bij het rechte eind had, maar waarom anders zou een radio die al op twee manieren verborgen was ook nog eens achter slot en grendel zitten? Dat was alleen te begrijpen als dat toestel levensgevaarlijk was. Ze hoopte dat het dat was.
Meer dood dan levend strompelde ze naar de vijfendertigste. Ze had nog nooit zoveel van haar lichaam gevraagd, niet toen ze aan de kleine pomp werkte, niet tijdens haar voettocht van silo naar silo. Op pure wilskracht zette ze de ene voet voor de andere, trok zich met haar handen op aan de reling. Eén stap tegelijk. Ze stootte haar tenen aan een tree omdat ze haar voet amper hoog genoeg kon optillen. De groene noodverlichting gaf haar geen enkel idee van de tijd. Ze wist niet of het al avond was, wanneer het weer ochtend zou worden. Ze miste haar horloge verschrikkelijk. Tegenwoordig had ze alleen nog een mes. Ze lachte om de verandering, om de overgang van minuten tellen naar vechten voor elke seconde.
Vierendertig. Het was verleidelijk om op het stalen rooster in elkaar te zakken, in slaap te vallen zoals op die eerste avond in deze silo, alleen maar dankbaar voor het leven. In plaats daarvan trok ze, verbaasd over de moeite die het kostte, de deur open om terug te keren naar de beschaving. Licht. Elektriciteit. Warmte.
Ze strompelde door de hal met een zicht dat zo beperkt was dat het leek alsof ze alleen maar door een rietje recht voor zich uit kon kijken, terwijl alles daaromheen wazig ronddraaide.
Ze botste met haar schouder tegen de muur. Lopen was een hele inspanning. Het enige wat ze wilde was Lukas bellen, zijn stem horen. Ze stelde zich voor dat ze achter die server, in de warme wind van de ventilatoren, in slaap zou vallen, met de koptelefoon stevig op haar oren. Terwijl zij dagenlang sliep, kon hij haar zachtjes over de verre sterren vertellen...
Maar Lukas moest wachten. Lukas zat veilig opgesloten. Ze had alle tijd van de wereld om hem te bellen.
Eerst ging ze naar het pakkenlab, waar ze niet eens naar haar bed durfde te kijken. Eén blik op haar bed, en ze zou een dag later wakker worden. Welke dag dat ook mocht zijn.
Ze pakte een ijzerschaar en stond alweer bijna buiten, maar ging terug voor een moker. Het gereedschap was zwaar, maar lag lekker in haar beide handen. Het trok aan haar armen, gaf haar spieren rek en hield haar met beide benen op de grond, hield haar in evenwicht.
Aan de andere kant van de hal zette ze haar schouder tegen de zware deur van de serverkamer. Ze duwde tot hij knarsend openging. Het was maar een kier. Net breed genoeg voor Juliette. Zo snel als haar verdoofde spieren toelieten haastte ze zich naar de ladder.
Schuifelend. Zo vlug als ze kon.
Het luik zat dicht. Ze maakte het open en liet het gereedschap door het gat vallen. Enorm kabaal. Ze maalde er niet om – het kon niet kapot. Met haar klamme handen gleed ze bijna de ladder af, en ze bonkte met haar kin op een sport toen ze veel eerder beneden was dan ze had verwacht.
Juliette zakte languit op de grond, stootte haar scheenbeen tegen de moker. Er was een enorme krachtsinspanning, een goddelijk ingrijpen voor nodig om weer op te staan. Maar ze deed het.
De gang door, naar het bureautje. Daar hing een stalen kooi met een radio erin, een grote. Ze dacht aan haar dagen als sheriff. Toen had ze in haar kantoor ook zo’n radio gehad, al had die er een beetje anders uitgezien; ze gebruikte hem om Marnes op te roepen als hij op patrouille was, of om contact te maken met Hank en deputy Marsh.
Ze legde de moker neer en zette de ijzerschaar op een van de scharnieren. Knijpen was te zwaar. Haar armen trilden.
Juliette legde een van de handvatten op haar schouder, pakte het andere met beide handen beet en ging eraan hangen. Kneep zo hard als ze kon. Ze voelde ze naar elkaar toe bewegen.
Er klonk een harde krak, het hoge zingen van metaal dat brak. Met het andere scharnier deed ze hetzelfde. Haar sleutelbeen deed pijn van het handvat dat erin drukte en het voelde alsof haar bot zou breken, in plaats van het scharnier.
Opnieuw dat doordringende knarsen.
Juliette pakte de stalen kooi beet en trok. De scharnieren lieten los. Ongeduldig rukte ze aan de kast om bij de buit te komen, denkend aan Walker en haar hele familie, al haar vrienden, het geluid van schreeuwende mensen op de achtergrond. Ze moest zorgen dat ze ophielden met vechten. Zorgen dat iedereen ophield met vechten.
Toen er eenmaal genoeg ruimte zat tussen het verbogen staal en de muur, stak ze haar vingers ertussen en trok ze de beschermende kooi naar zich toe, weg van de muur, van de plank, tot ze bij de radio kon. Waar had je sleutels voor nodig? Die sleutels konden de pot op. Ze boog de kooi omlaag en duwde er met haar volle gewicht op om hem uit de weg te krijgen.
De knop aan de voorkant kwam haar bekend voor. Ze wilde het toestel ermee aanzetten, maar voelde dat hij niet draaide maar klikte. Juliette bukte, hijgend en uitgeput, terwijl het zweet in haar hals liep. Ze vond een ander knopje, draaide eraan, en onmiddellijk begonnen de speakers te kraken, werd de kamer gevuld met ruis.
Die andere knop. Die zocht ze, die was wat ze gehoopt had te vinden. Ze had gedacht misschien een schakelbord aan te treffen, zoals achter in de server, of dipswitches zoals op een pompregelaar, maar dit was een knop met een heleboel getallen eromheen. Glimlachend draaide Juliette het pijltje naar de ‘18’. Haar huis. Ze pakte de microfoon en drukte de spreekknop in.
‘Walker? Ben je daar?’
Juliette liet zich op de grond zakken en leunde met haar rug tegen het bureau. Met haar ogen dicht, de microfoon vlak bij haar mond, kon ze zich voorstellen dat ze in slaap zou vallen. Ze snapte wat Lukas bedoelde. Zo zat je lekker.
Ze drukte het knopje weer in. ‘Walk? Shirly? Geef alsjeblieft antwoord.’
De radio kraakte.
Juliette deed haar ogen open en keek op naar het toestel. Haar handen trilden.
Een stem. ‘Is dit wie ik denk dat het is?’
De stem klonk te hoog voor Walker. Ze kende die stem. Waarvan? Ze was moe en in de war. Ze drukte het knopje op de microfoon in.
‘Dit is Juliette. Wie is daar?’
Was het Hank? Ze dacht dat het misschien Hank was. Die had een radio. Misschien had ze de verkeerde silo te pakken. Misschien had ze iets fout gedaan.
‘Ik moet radiostilte hebben,’ klonk het streng. ‘Allemaal uit. Nu.’
Was dit aan haar gericht? Juliettes hoofd tolde. Verschillende mensen gaven commentaar, de een na de ander. Er klonk een hoop gekraak. Moest ze nu iets zeggen? Ze begreep het niet.
‘Je mag deze frequentie helemaal niet gebruiken,’ hoorde ze. ‘Voor zoiets hoor je op schoonmaak gestuurd te worden.’
Juliettes hand viel in haar schoot. Ontmoedigd zakte ze onderuit. Ze herkende de stem.
Bernard.
Wekenlang had ze gehoopt de man te spreken te krijgen, had ze hem in stilte gesmeekt om op te nemen. Maar nu niet. Nu had ze niets te zeggen. Ze wilde haar vrienden spreken, zorgen dat alles weer goed kwam.
Ze drukte het knopje in.
‘Niet meer vechten,’ zei ze. Alle wilskracht was uit haar gevloeid. Alle verlangen naar wraak. Ze wilde alleen nog maar dat de wereld tot rust kwam, dat de mensen hun leven leefden en oud werden en voedsel vormden voor de planten...
‘Over schoonmaak gesproken,’ klonk het krakerig. ‘Morgen is de eerste van een hele reeks. Je vrienden staan ervoor in de rij. En de geluksvogel die als eerste mag, ken je geloof ik ook.’
Juliette hoorde een klik, gevolgd door ruis. Ze verroerde zich niet. Ze voelde zich leeg. Verdoofd. Al haar kracht was weg.
‘Stel je mijn verbazing voor,’ zei de stem aan de andere kant. ‘Stel je voor hoe ik me voelde toen ik ontdekte dat een keurige man, een man die ik vertrouwde, door jou vergiftigd was.’
Ze drukte het knopje in, maar bracht de microfoon niet naar haar mond. Ze verhief gewoon haar stem.
‘Jij zult branden in de hel,’ zei ze.
‘Ongetwijfeld,’ antwoordde Bernard. ‘Tot die tijd heb ik hier wat spullen die volgens mij van jou zijn. Een pasje met je foto erop, een mooi armbandje en een soort trouwring die er niet bepaald officieel uitziet. Ik vraag me af hoe dat zit...’
Juliette kreunde. Ze voelde haar lichaam niet meer. Ze kon amper haar gedachten volgen. Het lukte haar om op het knopje te drukken, maar het kostte haar alle energie die ze nog overhad.
‘Waar heb je het over, man, gestoorde klootzak?’
Ze spuugde die laatste woorden uit. Intussen zakte haar hoofd, hunkerend naar slaap, opzij.
‘Ik heb het over Lukas, die me verraden heeft. We vonden net wat spullen van jou bij hem. Hoe lang praat hij al met jou? Sinds ver voor de servers, of niet? En raad eens? Ik stuur hem jouw kant op. En eindelijk weet ik hoe je het gedaan hebt, hoe die idioten van Materiaal je geholpen hebben, en ik wil dat je onthoudt, dat je heel goed onthoudt dat je vriendje die hulp niet zal krijgen. Ik ga zijn pak persoonlijk maken. Ik. Als het moet werk ik de hele nacht door. Zodat ik zeker weet dat hij niet eens in de buurt van die verrekte heuvels zal komen als hij morgenochtend wordt uitgezet.’