82

Weken later

 

Silo 18

Ze zaten met z’n drieën rond de vergadertafel. Juliette schoof het verband om haar hand een stukje verder over het reliëf van littekenweefsel dat eronderuit piepte. Vanwege de pijn hadden ze haar een speciale wijde overall gegeven, maar het onderhemd schuurde over haar huid. Ze zat in een van de pluchen stoelen en rolde met een beweging van haar tenen ongeduldig naar voren en naar achteren, popelend om te vertrekken. Maar Lukas en Peter wilden nog wat dingen bespreken. Ze hadden haar tot zo dicht bij de uitgang geëscorteerd, tot zo dicht bij de trap, alleen om haar in die zaal neer te zetten. Omdat ze een beetje privacy wilden, hadden ze gezegd. De uitdrukking op hun gezichten maakte haar nerveus.

Een tijdlang zei niemand iets. Peter had als excuus dat er nog iemand op weg was met water, maar toen de karaf gebracht werd en de glazen volgeschonken waren, nam niemand een slok. Lukas en Peter zaten elkaar zenuwachtig aan te kijken. Juliette was het wachten beu.

‘Wat is er nou?’ vroeg ze. ‘Mag ik weg of niet? Ik heb het gevoel dat jullie dit al dagen aan het uitstellen zijn.’ Ze wierp een blik op haar horloge, schudde met haar arm zodat het van het verband op haar pols zakte en ze het minuscule wijzerplaatje kon zien. Daarna keek ze naar Lukas aan de andere kant van de tafel en moest lachen om zijn bezorgde gezicht. ‘Probeer je me soms voorgoed hier te houden? Want ik heb iedereen in de diepte laten weten dat ik ze morgenavond weer zou zien.’

Lukas keek naar Peter.

‘Toe nou, jongens. Voor de draad ermee. Wat zit jullie dwars? Volgens de dokter kan ik de reis aan en ik zei al dat ik naar Marsh of Hank zou gaan als er problemen waren. Ik ben toch al laat als ik nu niet eindelijk ga.’

‘Goed dan,’ zei Lukas met een zucht, alsof hij er niet langer op hoopte dat Peter het woord wel zou nemen. ‘Het is nu een paar weken geleden...’

‘En door jullie twee voelt het als maanden.’ Ze draaide aan het knopje van haar horloge, en een oeroud tikken kwam terug alsof het nooit was weggeweest.

‘Het is alleen zo...’ Lukas hield een hand voor zijn mond en schraapte zijn keel, ‘...dat we je niet alle briefjes konden geven die naar je toegestuurd waren.’ Hij keek haar met een schuldbewust gezicht aan.

De moed zakte Juliette in de schoenen. Ze kwam wat naar voren in haar stoel en wachtte op wat zou komen. Nog meer namen die van de ene treurige lijst naar de andere moesten worden verplaatst...

Lukas zag de angstige blik in haar ogen en stak zijn handen in de lucht. ‘Nee, dat niet,’ zei hij vlug. ‘God, sorry, dat is het helemaal niet...’

‘Het is goed nieuws,’ zei Peter. ‘Felicitatiebrieven.’

Lukas keek hem aan op een manier die Juliette het idee gaf dat zij het misschien helemaal niet zulk goed nieuws zou vinden.

‘Het is... in elk geval nieuws.’ Hij keek haar aan. Zijn handen lagen gevouwen op het beschadigde tafelblad, net als die van haar. Ze hoefden ze allebei maar een klein beetje te verschuiven, en ze zouden hun vingers in elkaar kunnen strengelen. Na al die weken van oefening zou het hun vast heel natuurlijk afgaan. Maar dat was iets voor bezorgde vrienden in een ziekenhuis, nietwaar? Intussen zeiden Lukas en Peter iets over verkiezingen.

‘Wacht. Hè?’ Ze keek op van Lukas’ handen.

‘Het was het moment waarop,’ legde Lukas uit.

‘Iedereen had het alleen maar over jou,’ zei Peter.

‘Ga eens een stukje terug,’ zei ze. ‘Wat zei je precies?’

Lukas haalde diep adem. ‘Bernard was de enige kandidaat. Toen we hem op schoonmaak stuurden, werden de verkiezingen geannuleerd. Maar toen kwam het nieuws van jouw wonderbaarlijke terugkeer en besloten mensen toch te gaan stemmen...’

‘Een heleboel mensen,’ vulde Peter aan.

Lukas knikte. ‘Het was een flinke opkomst. Meer dan de helft van de silo heeft zijn stem uitgebracht.’

‘Ja, maar...burgemeester?’ Lachend liet ze haar blik over de bekraste vergadertafel gaan, die op de onaangeroerde glazen na leeg was. ‘Kan ik ergens tekenen? Een of ander officieel document waarmee ik nee zeg tegen deze onzin?’

De mannen wisselden een blik.

‘Dat is nou net het punt,’ zei Peter.

Lukas schudde zijn hoofd. ‘Ik zei het toch...’

‘We hoopten eigenlijk dat je ja zou zeggen.’

Juliette lachte. ‘Ik? Burgemeester?’ Ze sloeg haar armen over elkaar en leunde achterover in haar stoel, wat pijn deed aan haar rug. ‘Dat meen je niet. Ik zou niet weten hoe...’

‘Dat hoeft ook niet.’ Peter leunde naar voren. ‘Je krijgt een kantoor, je schudt handjes, tekent wat dingen, geeft mensen een goed gevoel...’

Lukas klopte hem op zijn arm en schudde zijn hoofd. Juliette kreeg het warm, waardoor haar littekens en wonden alleen maar meer begonnen te jeuken.

‘Het punt is,’ zei Lukas terwijl Peter weer achteroverleunde, ‘dat we je nodig hebben. We zitten boven met een machtsvacuüm. Peter is van iedereen het langst op zijn post, en je weet hoe lang dat is.’

Ze luisterde.

‘Weet je nog, al onze gesprekken? Weet je nog dat je me vertelde wat er met die andere silo gebeurd is? Besef je hoe dicht we daar zelf bij waren?’

Ze beet op haar lip, pakte een glas en nam een paar flinke slokken water. Ze keek hem over de rand van het glas heen aan tot hij verderging.

‘We hebben een kans, Jules. Om de boel bij elkaar te houden. Om deze silo weer...’

Ze zette haar glas neer en stak een hand op om hem te onderbreken.

‘Als ik ja zeg,’ zei ze koel, terwijl ze haar blik van het ene verwachtingsvolle gezicht naar het andere liet gaan, ‘áls ik ja zeg, dan doen we het op mijn manier.’

Peter fronste zijn voorhoofd.

‘Geen leugens meer,’ zei ze. ‘We geven de waarheid een kans.’

Lukas begon nerveus te lachen. Peter schudde zijn hoofd.

‘Luister even naar me,’ zei ze. ‘Zo gek is het niet. Ik heb er veel over nagedacht. Jezus, ik heb wekenlang niets anders te doen gehad dan nadenken.’

‘De waarheid?’ vroeg Peter.

Ze knikte. ‘Ik weet wat jullie denken. Jullie denken dat we niet zonder leugens kunnen, niet zonder angst...’

Peter knikte.

‘Maar wat zouden we kunnen verzinnen dat nog angstaanjagender is dan de toestand buiten?’ Ze wees naar het plafond en wachtte tot haar woorden waren doorgedrongen.

‘Toen de silo’s gebouwd werden, was het idee dat we met z’n allen in hetzelfde schuitje zaten. Samen, maar apart, zonder van elkaars bestaan te weten, zodat we de anderen niet zouden besmetten als we ziek werden. Maar voor dát team wil ik niet spelen. Ik ben het niet met ze eens. Ik vertik het.’

Lukas hield zijn hoofd schuin. ‘Jawel, maar...’

‘Het is dus wij tegen zij. En zij zijn niet de mensen in de silo’s, de mensen die elke dag naar hun werk gaan en van niets weten, maar de mensen aan de top die het wél weten. Silo achttien wordt anders. Een silo met kennis, met een doel. Denk eens na. Waarom zou je de mensen er niet bij betrekken, in plaats van ze te manipuleren? Laat ze maar weten waar we mee te maken hebben. Dan kan dát onze collectieve drijfveer zijn.’

Lukas trok zijn wenkbrauwen op. Peter haalde zijn handen door zijn haar.

‘Denken jullie er maar eens over na.’ Juliette stond van de tafel op. ‘Neem de tijd. Ik ga mijn familie en vrienden bezoeken. Maar óf ik doe mee, óf ik verzet me tegen jullie. Ik zal hoe dan ook de waarheid verkondigen.’

Ze glimlachte naar Lukas. Het was een gedurfde uitspraak, maar hij wist vast dat ze het meende.

Peter stond ook op en liet haar zijn handpalmen zien. ‘Kunnen we dan ten minste afspreken dat we niets doen voor we elkaar weer spreken?’

Juliette sloeg haar armen over elkaar. Ze knikte.

‘Mooi.’ Peter liet met een zucht zijn armen weer zakken.

Ze keek naar Lukas. Hij zat haar met getuite lippen op te nemen en ze wist dat hij het wist. Dit kon maar op één manier verdergaan, en dat joeg hem de stuipen op het lijf.

Peter liep naar de deur en keek om naar Lukas.

‘Heb je nog een seconde?’ vroeg die.

Peter knikte. Hij gaf Juliette, die hem voor de duizendste keer bedankte, een hand, hing zijn ster recht en liep de vergaderkamer uit.

Lukas stond op. Hij pakte Juliette bij haar pols en trok haar mee naar de deur.

‘Ben je wel helemaal lekker?’ zei ze. ‘Dacht je nou echt dat ik die baan zomaar zou aannemen en...’

Lukas zette een hand tegen de deur en duwde hem dicht. Juliette keek hem niet-begrijpend aan, en meteen sloeg hij voorzichtig zijn armen om haar middel.

‘Je had gelijk,’ zei hij zacht. Hij bracht zijn mond naar haar oor. ‘Ik ben tijd aan het rekken. Ik wil niet dat je weggaat.’

Zijn adem voelde warm in haar hals. Juliette ontspande zich. Ze vergat wat ze had willen zeggen. Ze sloeg een arm om hem heen en legde haar andere hand in zijn nek. ‘Geeft niet,’ zei ze, opgelucht dat ze het hem hoorde zeggen, om er eindelijk aan toe te geven. Ze voelde hem beven, hoorde zijn hortende ademhaling.

‘Het geeft niet,’ zei ze weer. Ze legde haar wang troostend tegen de zijne. ‘Ik ga niet voorgoed weg...’

Lukas trok zijn hoofd terug om haar aan te kijken. Met tranen in zijn ogen liet hij zijn blik over haar gezicht gaan. Hij trilde van top tot teen. Ze voelde het aan zijn armen, zijn rug.

En terwijl hij haar naar zich toe trok en zijn lippen op de hare drukte, besefte ze dat ze geen angst of paniek bij hem voelde. Het waren zenuwen.

Ze kreunde toen hij haar kuste. De roes die het veroorzaakte was beter dan wat de dokter haar te bieden had met zijn medicijnen. Alle pijn werd erdoor verdreven. Ze kon zich niet herinneren wanneer ze voor het laatst lippen op de hare had gevoeld. Ze beantwoordde zijn kus, maar te snel was het weer voorbij. Met haar handen in de zijne deed hij een stap achteruit en keek zenuwachtig door het raam.

‘Het is... eh...’

‘Dat was fijn,’ zei ze. Ze kneep in zijn handen.

‘We moeten denk ik...’ Hij gebaarde met zijn kin naar de deur.

Juliette glimlachte. ‘Ja. Dat denk ik ook.’

Samen liepen ze door de toegangshal van it naar het portaal. Een technicus stond klaar met haar schoudertas. Juliette zag dat Lukas het hengsel uit bezorgdheid om haar wonden met stukken stof bekleed had.

‘En je weet zeker dat je geen escorte wilt?’

‘Ik red me wel,’ zei ze. Ze stopte haar haar achter haar oren en hees de tas hoger op haar schouder. ‘Ik zie je over ongeveer een week.’

‘Je kunt me via de radio bereiken,’ zei hij.

Juliette lachte. ‘Dat weet ik.’

Ze kneep nog een keer in zijn hand en keerde zich naar de trap. Een voorbijganger knikte haar toe. Ze knikte terug, al wist ze zeker dat ze hem niet kende. Andere mensen draaiden hun hoofd naar haar om. Ze stak het portaal over en pakte de stang die dwars door alles heen liep, die de pruilende, kaalgelopen treden bij elkaar hield terwijl leven na leven erdoor werd afgeslepen. En Juliette zette haar voet op de eerste tree, voor een reis die ze al veel te lang had uitgesteld...

‘Hé!’

Lukas riep haar. Met een verbaasd gezicht kwam hij op haar afgerend. ‘Ik dacht dat je naar beneden ging, naar je vrienden.’

Juliette glimlachte naar hem. Een bode passeerde hen met een zware last. Juliette dacht aan de last van al die mensen die ze de afgelopen tijd was kwijtgeraakt.

‘Familie gaat voor,’ zei ze. Ze keek op in die machtige schacht in het midden van de gonzende silo en zette haar andere voet op de volgende tree. ‘Eerst moet ik naar mijn vader.’