Robbie

'Achtennegentig ... negenennegentig ... hónderd.' Gloria haalde haar mollige onderarmpje voor haar ogen weg en stond een ogenblik haar neus op te trekken en te knipperen in het zonlicht. Terwijl ze in alle richtingen tegelijk probeerde te kijken, deed ze een paar voorzichtige stappen van de boom af. Ze rekte haar hals om de mogelijkheden te onderzoeken van een groepje struiken aan haar rechterzijde en deed nog een paar stappen om uit een betere hoek de donkere schuilhoeken ervan te kunnen zien. De stilte was volkomen, afgezien van het onophoudelijke gezoem van insecten en het zo nu en dan opklinkende getjilp van de een of andere vogel. Gloria pruilde. 'Ik durf erom te wedden dat hij het huis is ingegaan en ik heb hem wel een miljoen keer verteld dat dat niet eerlijk is.' Met een samengeknepen mondje en een rimpel van afkeuring in haar voorhoofd liep ze vastberaden naar het tweeverdiepingshuis aan het einde van de oprijlaan.

Het ritselend geluid achter haar hoorde ze te laat; het werd gevolgd door het duidelijke en ritmische klonk-klonk van Robbie's metalen voeten. Ze draaide zich snel om en zag haar triomferende speelmakker uit zijn schuilplaats komen en in volle vaart op het thuishonk afstevenen.

Gloria gilde van opwinding. 'Stop, Robbie! Dat was niet eerlijk, Robbie. Je hebt beloofd dat je niet zou gaan lopen voordat ik je gevonden had.' Naast Robbie's reusachtige stappen kwamen haar beentjes haast niet vooruit. Toen, nog maar enkele meters van het doel verwijderd, vertraagde Robbie zijn tempo tot hij nog maar heel langzaam liep en Gloria schoot hem in een wilde eindsprint hijgend voorbij om de welkome schors van het thuishonk als eerste aan te raken.

Vrolijk keerde ze zich naar de trouwe Robbie om en beloonde hem voor zijn opoffering door hem met een maximum aan ondankbaarheid spottend uit te jouwen om zijn onvermogen om hard te lopen. 'Robbie kan niet hardlopen,' riep ze met al de kracht van haar achtjarige stemmetje. 'Ik kan het altijd van hem winnen. Ik kan het altijd van hem winnen.'

Robbie gaf natuurlijk geen antwoord - niet in woorden. In plaats daarvan maakte hij hardloopbewegingen terwijl hij maar heel langzaam vooruitkwam, totdat Gloria merkte dat ze achter hem aan rende. Hij ontweek haar steeds op het nippertje en dwong haar in hulpeloze cirkeltjes te lopen, de armpjes uitgestrekt en zwaaiend door de lucht.

'Robbie, sta stil!' - En ze lachte met ademloze schokken.

Totdat hij zich plotseling omkeerde, haar opving en door de lucht zwaaide zodat voor een ogenblik de aarde voor haar wegviel, met een blauwe ruimte onder en groene bomen die zich hongerig naar de leegte beneden uitrekten. Toen zat ze weer in het gras, leunend tegen Robbie's been en nog steeds een harde metalen vinger vasthoudend. Na een poosje kwam ze weer op adem. In een vage imitatie van een van haar moeders gebaren gaf ze wat nutteloze duwtjes tegen haar haar en kronkelde zich om te kijken of haar jurk gescheurd was.

Ze sloeg met haar hand tegen Robbie's lichaam. 'Stoute jongen! Ik zal je slaan!' En Robbie kromp ineen en hield zijn handen voor zijn gezicht zodat ze wel móest zeggen: 'Nee, dat zal ik niet doen, Robbie, ik zal je niet slaan. Maar het is nu in ieder geval mijn beurt om me te verstoppen omdat je langere benen hebt en je beloofd hebt om niet te gaan lopen voordat ik je gevonden had.'

Robbie knikte - zijn hoofd was een klein parallellopipedum met afgeronde randen en hoeken, door een korte buigzame steel verbonden met een gelijkvormige figuur die als lichaam diende - en ging gehoorzaam tegen de boom staan. Een dun metalen vlies bedekte zijn gloeiende ogen en vanuit zijn lichaam kwam een regelmatig getik.

'Je mag niet kijken ... en sla geen getallen over,' waarschuwde Gloria en holde naar een schuilplaats.

Met onveranderlijke regelmaat werden de seconden afgetikt en bij honderd gingen de oogleden omhoog en het gloeiende rood van Robbie's ogen zocht de omgeving af. Een moment lang bleven ze rusten op een stukje kleurig katoen dat achter een grote kei uitstak. Hij deed een paar stappen naar voren en overtuigde zich ervan dat het Gloria was die erachter was weggekropen. Langzaam, voortdurend tussen Gloria en de boom blijvend, naderde hij de schuilplaats en toen Gloria duidelijk te zien was en zij zelfs zichzelf niet meer wijs kon maken dat ze niet opgemerkt was, strekte hij een arm naar haar uit terwijl hij de andere tegen zijn been kletste.

Gloria kwam pruilend te voorschijn. 'Je hebt stiekem gekeken!' riep ze onrechtvaardig. 'Bovendien heb ik geen zin meer in verstoppertje spelen. Ik wil een ritje maken.'

Maar Robbie was gekwetst door de valse beschuldiging en dus ging hij voorzichtig zitten en schudde log zijn hoofd.

Gloria veranderde onmiddellijk van toon en vleide nu liefjes: 'Kom nou, Robbie. Ik meende het niet van dat stiekem kijken. Zullen we nu paardje rijden?'

Robbie gaf zich echter niet zo gemakkelijk gewonnen. Hij staarde koppig naar de lucht en bleef zijn hoofd schudden.

'Alsjeblieft, Robbie, laten we nou alsjeblieft paardje gaan rijden.' Ze legde haar roze armpjes om zijn hals en omhelsde hem stevig. Toen veranderde haar stemming van het ene op het andere moment en deed ze een paar passen van hem vandaan. 'Als je het niet doet, ga ik huilen,' en bij wijze van voor bereiding vertrok haar gezicht al krampachtig.

Hardvochtig besteedde Robbie nauwelijks aandacht aan deze vreselijke mogelijkheid en schudde zijn hoofd voor een derde keer. Gloria vond het nodig haar troefkaart uit te spelen. 'Als je het niet doet,' riep ze heftig, 'vertel ik je geen verhaaltjes meer, o zó. Niet éen meer ...'

Voor dit ultimatum gesteld, gaf Robbie onmiddellijk en onvoorwaardelijk toe. Hij knikte heftig tot het metaal van zijn hals meetrilde. Voorzichtig tilde hij het kleine meisje op en zette haar op zijn brede platte schouders.

Gloria's dreigende huilbui trok onmiddellijk weg en ze kraaide van plezier. Robbie's metalen huid, die door de spoelen met hoge weerstand in hem op een constante temperatuur van iets meer dan twintig graden werd gehouden, voelde prettig en gerieflijk aan. Het fijne harde geluid van haar hakken die ritmisch tegen zijn borst stootten, was betoverend.

'Je bent een luchtschip, Robbie, je bent een groot zilveren luchtschip. Strek je armen uit... Dat móet je, Robbie, als je een luchtschip bent.'

De logica was onweerlegbaar. Robbie's armen waren vleugels die door de lucht sneden en hij was een zilveren luchtschip. Gloria draaide aan het hoofd van de robot en leunde naar rechts. Hij helde scherp over. Gloria gaf het schip een motor die 'brrr' deed en daarna wapens die afgingen met 'boem' en 'ra-ta-ta-ta'. Piraten werden achtervolgd en de raketten van het schip kwamen een woordje meespreken. Eén voor éen werden de piraten weggemaaid.

'Weer een te pakken. Nog twee,' schreeuwde ze.

'Vlugger, mannen,' klonk het toen gewichtig, 'we krijgen tekort aan munitie.' Onverschrokken richtte ze over haar schouder en Robbie was een stompneuzig ruimteschip dat zich op topsnelheid door de ruimte spoedde.

Hij bewoog zich recht over het grasveld naar het plekje met het lange gras waar hij zó plotseling stopte dat zijn opgewonden berijdster een gil slaakte. Daarna liet hij haar voorzichtig op het zachte groene grastapijt neerkomen.

Gloria hijgde en snakte naar adem en fluisterde af en toe: 'Dat was fijn.'

Robbie wachtte tot ze op adem was gekomen en trok toen zachtjes aan haar haar.

'Wil je iets?' vroeg Gloria, ogenschijnlijk niet begrijpend, de ogen wijd opengesperd. Daarmee kon ze haar reusachtige kindermeisje echter helemaal niet voor de gek houden. Een hardere ruk.

'O. Ik weet het al. Je wilt een verhaaltje.'

Robbie knikte snel.

'Ben je klaar? Nou - er was eens een mooi meisje dat Assepoester heette. En ze had een verschrikkelijk wrede stiefmoeder en twee heel erg lelijke en erg wrede stiefzusters en ...'

 

Gloria was juist toe aan het hoogtepunt van het verhaal - het had twaalf uur geslagen en Assepoester veranderde opeens weer in het haveloze meisje van het begin terwijl Robbie met gloeiende ogen gespannen toeluisterde - toen de onderbreking kwam.

'Gloria!'

Het was het schelle stemgeluid van een vrouw die niet éen keer, maar al herhaaldelijk had geroepen en er klonk de nerveuze toon in door van iemand bij wie ongeduld door ongerustheid werd verdrongen.

'Mama roept me,' zei Gloria een beetje ontevreden. 'Het is beter dat je me terug brengt naar het huis, Robbie.'

Robbie gehoorzaamde bereidwillig, want ergens was er iets in hem dat zei dat het maar verstandiger was om, zonder ook maar de minste aarzeling, mevrouw Weston te gehoorzamen. Gloria's vader was overdag zelden thuis behalve 's zondags - vandaag bijvoorbeeld - en wanneer hij er was, bleek hij een vriendelijk en begrijpend mens. Gloria's moeder was voor Robbie daarentegen een bron van onbehagen en hij had altijd de neiging zich voor haar te verbergen.

Mevrouw Weston kreeg hen in het oog op het moment dat ze boven het lange gras dat hen verborgen had uitkwamen en trok zich in het huis terug om te wachten. 'Ik heb me schor geschreeuwd, Gloria,' zei ze streng. 'Waar was je?'

'Ik was met Robbie,' zei Gloria bibberend. 'Ik vertelde hem Assepoester en ik vergat dat het etenstijd was.'

'Nou, het is jammer dat Robbie dat ook vergat.' Alsof dat haar aan de aanwezigheid van de robot herinnerde, draaide zij zich snel naar hem om. 'Je kunt gaan, Robbie. Ze heeft je nu niet nodig.' Toen zei ze ruw: 'En je komt niet terug tot ik je roep.'

Robbie draaide zich om, maar aarzelde toen Gloria voor hem opkwam en riep: 'Wacht, mama, je moet hem laten blijven. Ik ben nog niet klaar met Assepoester. Ik zei dat ik hem Assepoester zou vertellen en ik ben er nog niet mee klaar.'

'Gloria!'

'Eerlijk waar, mama, hij zal zo stil zijn dat je niet eens weet dat hij er is. Hij kan op een stoel in de hoek zitten en hij zal geen woord zeggen ... Ik bedoel, hij zal geen vin verroeren. Ja, hè, Robbie?'

Robbie, op wie een beroep werd gedaan, bewoog zijn massieve hoofd een keer op en neer.

'Gloria, als je hier niet onmiddellijk mee ophoudt, zie je Robbie een hele week niet.'

Het meisje sloeg haar ogen neer. 'Goed! Maar Assepoester is zijn liefste verhaal en ik heb het niet afgemaakt. En hij houdt er zo van.'

De robot vertrok ontroostbaar en Gloria onderdrukte een snik.

George Weston voelde zich prettig. Het was een gewoonte van hem om zich op zondagmiddagen prettig te voelen. Een goed stevig maal achter de kiezen; een nummer van de Times, pantoffels aan de voeten en het overhemd open - hoe zou iemand zich zo niet prettig kunnen voelen?

Hij vond het daarom niet leuk dat zijn vrouw binnenkwam. Na tien jaar getrouwd te zijn, was hij nog steeds zo onuitsprekelijk dwaas om van haar te houden en hij was altijd blij haar te zien. Maar de zondagmiddagen na het eten waren voor hem heilig en zijn opvatting over comfort was om twee of drie uur helemaal alleen gelaten te worden. Daarom richtte hij zijn blik vastberaden op de laatste berichten over de Lefebre-Josjida-expeditie naar Mars (deze zou vanuit de Maanbasis vertrekken en had een goede kans om te slagen) en deed alsof ze er niet was.

'George!'

'Mmmm?'

'George, nee maar! Wil je alsjeblieft die krant wegdoen en naar me luisteren?'

 

De krant gleed op de vloer en Weston keerde een vermoeid gezicht naar zijn vrouw. 'Wat is er, liefste?'

'Je weet wat er is, George. Het is dat vreselijke apparaat.'

'Welk vreselijk apparaat?'

'Doe nu niet alsof je niet weet waar ik het over heb. Die robot die Gloria "Robbie" noemt. Hij laat haar geen moment alleen.'

'Nou, waarom zou-ie? Hij wordt verondersteld dat niet te doen. En hij is bepaald geen vreselijk apparaat. Hij is verdorie de beste robot die je voor je geld kunt krijgen en ik ben er verdomd zeker van dat hij me een half jaarsalaris kost. Hij is het overigens nog waard ook - een stuk verstandiger dan de helft van mijn kantoorpersoneel.'

Hij maakte een beweging om de krant weer op te pakken, maar zijn vrouw was vlugger en griste die weg. 'Luister nu eens naar mij, George. Ik wil niet dat mijn dochter aan een machine wordt toevertrouwd - en het kan me niet schelen hoe slim die is. Het ding heeft geen ziel en niemand weet wat het denkt. Het is eenvoudig niet goed dat een ding van metaal op een kind past.'

Weston fronste het voorhoofd: 'Sinds wanneer denk je er zó over? Hij past nu al twee jaar op Gloria en tot op dit moment heb je je er geen zorgen over gemaakt.'

'In het begin was het anders. Het was een nieuwtje, het nam een heleboel zorgen van me af en ... en het was mode om het te doen. Maar nu weet ik het niet meer. De buren ...'

'Wat hebben de buren ermee te maken? Moet je eens luisteren. Je kunt een robot oneindig veel meer vertrouwen dan een menselijk kindermeisje. Robbie is maar voor éen doel ontworpen ... om de kameraad te zijn van een klein kind. Hij kan er gewoon niets aan doen dat hij trouw en lief en vriendelijk is. Hij is een machine - zo gemaakt!'

'Maar er kan iets misgaan. Een of ander ... een of ander ...' Mevrouw Weston had maar een vage voorstelling van het binnenste van een robot. 'Een of ander klein dingetje dat losgaat en dan krijgt het rotding de kolder en ... en ...' Ze kon de moed niet opbrengen haar nogal duidelijke gedachtengang te voltooien.

'Onzin,' ontkende Weston, tegen zijn wil rillend. 'Dat is volslagen belachelijk. Voordat we Robbie kochten, hebben we een lang gesprek gehad over de Eerste Wet der robotica. Je weet heel goed dat het voor een robot onmogelijk is een menselijk wezen letsel toe te brengen, dat een robot lang voordat er voldoende mis kan gaan om die Eerste Wet aan te tasten, allang niet meer in staat is om iets te doen. Het is een mathematische onmogelijkheid. Bovendien komt er twee keer per jaar een technicus van US Robots om het arme ding helemaal te reviseren. De kans dat er wat dan ook met Robbie mis gaat, is niet groter dan die dat jij of ik plotseling ons verstand verliezen. In feite is de kans op dat laatste heel wat groter. Hoe wilde je hem bovendien van Gloria weghalen?'

'Daar gaat het juist om, George! Ze wil met niemand anders spelen. Er zijn tientallen jongetjes en meisjes met wie ze bevriend zou moeten raken, maar dat wil ze niet. Ze wil er niet eens bij in de buurt komen tenzij ik haar dwing. Dat is geen manier om op te groeien voor een kind. Jij wilt toch ook dat ze normaal is, of niet soms? Jij wilt toch ook dat ze in staat is haar plaats in de maatschappij in te nemen?'

'Je ziet spoken, Grace. Doe maar of Robbie een hond is. Ik heb honderden kinderen gezien die liever met hun hond dan met hun vader speelden.'

'Een hond is iets anders, George. We moeten dat afschuwelijke ding kwijt. Je kunt het terug verkopen aan de fabriek. Ik heb het gevraagd en het kan.'

'Je hebt het gevraagd? Kijk eens, Grace, laten we het niet te gek maken. We houden de robot tot Gloria ouder is en ik wil over dit onderwerp geen woord meer horen.'

Daarna liep hij nijdig de kamer uit.

 

Twee avonden later kwam mevrouw Weston haar echtgenoot bij de deur tegen. 'Je moet naar me luisteren, George. In het dorp praten ze er steeds meer over.'

'Waarover?' vroeg Weston. Hij ging de badkamer in en overstemde ieder mogelijk antwoord met het geplas van water.

Mevrouw Weston wachtte. 'Over Robbie,' zei ze.

Weston kwam naar buiten, een badhanddoek in de hand, het gezicht rood en boos. 'Waar heb je het over?'

'O, het wordt almaar erger. Ik heb geprobeerd me er niets van aan te trekken, maar dat gaat niet langer meer. De meeste mensen in het dorp vinden Robbie gevaarlijk. Hun kinderen mogen 's avonds niet in de buurt van ons huis komen.'

'We vertrouwen óns kind wel aan het ding toe.'

'Het is nu eenmaal zo dat de mensen niet redelijk zijn over dit soort dingen.'

'Laat ze dan naar de bliksem lopen.'

'Dat kun je wel zeggen, maar dat lost het probleem niet op. Ik moet daar mijn boodschappen doen. Ik moet iedere dag met ze omgaan. En als het over robots gaat, is het in de stad tegenwoordig zelfs nog erger.'

'Dat is best, maar ze kunnen ons niet verbieden in ons eigen huis een robot te houden - Grace, dit is weer een van je acties. Ik weet waar je op uit bent. Maar het is zinloos. Het antwoord blijft nee: Robbie blijft hier!'

 

En toch hield hij van zijn vrouw en - wat erger was - zijn vrouw wist dat. George Weston was tenslotte ook maar een man - beklagenswaardig wezen - en zijn vrouw maakte een volledig gebruik van al die methoden die een onhandiger en scrupuleuzer sekse met reden geleerd heeft te vrezen.

In de volgende week riep hij wel tien keer: 'Robbie blijft hier en dat is het laatste wat ik erover zeg,' en iedere keer klonk het zwakker en werd het begeleid door luider en meer gekweld gekreun.

Toen kwam tenslotte de dag waarop Weston schuldbewust naar zijn dochter toe ging en haar voorstelde naar een 'prachtige' filmvoorstelling in het dorp te gaan.

Gloria klapte uitgelaten in haar handjes. 'Kan Robbie mee?'

'Nee, liefje,' zei hij en schrok van het geluid van zijn eigen stem, 'ze laten er geen robots toe ... maar je kunt hem er alles over vertellen als je weer thuis bent.'

Hij struikelde over de laatste paar woorden en keek opzij. Overlopend van enthousiasme kwam Gloria thuis, want het was inderdaad een schitterende voorstelling geweest.

Ze wachtte tot haar vader de jet-auto in de ondergrondse garage had gemanoeuvreerd. 'Moet je opletten als ik het Robbie vertel, pappie. Hij zou het leuker gevonden hebben dan wat ook. Speciaal toen Francis Fran héél voorzichtig achteruitging en recht in de armen van een van de luipaardmannen liep en toen moest rennen.' Weer moest ze lachen. 'Zijn er echt luipaardmannen op de Maan, pappie?'

'Waarschijnlijk niet,' zei Weston afwezig, 'ze doen voor de grap net alsof.' Hij kon nu niet veel langer meer met de auto bezig zijn. Hij zou het onder ogen moeten zien. Gloria rende over het grasveld. 'Robbie ... Robbie!'

 

Ze stopte opeens toen ze een prachtige collie zag die haar met zijn ernstige bruine ogen en kwispelstaartend vanaf de veranda zat aan te kijken.

'O, wat een lief hondje!' Gloria beklom de treden, kwam dichterbij en aaide het diertje. 'Is die voor mij, pappie?'

Haar moeder had zich bij hen gevoegd. 'Ja, die is voor jou, Gloria. Is-ie niet lief en zo zacht en zo wollig? Hij is erg aardig. Hij houdt van kleine meisjes.'

'Kan hij spelletjes doen?'

'Zeker, hij kan een heleboel kunstjes. Wil je er een paar zien?'

'Ja, straks. Ik wil dat Robbie hem ook ziet - Robbie!' Ze bleef staan, onzeker, en fronste haar voorhoofd. 'Ik durf erom te wedden dat hij gewoon in zijn kamer blijft omdat hij boos op me is omdat hij niet mee mocht naar de voorstelling. Je moet het hem uitleggen, pappie. Mij gelooft hij misschien niet, maar hij weet dat als jij het zegt het zo is.' Weston kneep zijn lippen samen. Hij kon de blik van zijn vrouw niet opvangen.

Gloria draaide zich haastig om en rende de keldertrap af, roepend: 'Robbie, kom eens kijken wat ik van pappie en mama heb gekregen. Ik heb een hond gekregen, Robbie.' In een ogenblik was ze terug, een verschrikt klein meisje. 'Mama, Robbie is niet op zijn kamer, waar is hij?' Er kwam geen antwoord en George Weston kuchte en was opeens buitengewoon geïnteresseerd in een doelloos drijvende wolk. Gloria's stem trilde, ze stond op het punt in tranen uit te barsten. 'Waar is Robbie, mama?'

Mevrouw Weston trok haar dochter zachtjes naar zich toe. 'Je moet niet huilen, Gloria. Robbie is weggegaan, denk ik.'

'Weggegaan? Waar naar toe? Waar is hij naartoe gegaan, mama?'

'Dat weet niemand, liefje. Hij is gewoon weggelopen. We hebben gezocht en gezocht en gezocht, maar we kunnen hem niet vinden.'

'Bedoel je dat hij nooit meer terugkomt?' Vol afgrijzen sperde zij haar ogen open.

'Misschien vinden we hem wel vlug. We blijven naar hem zoeken. En ondertussen kun je met je lieve nieuwe hondje spelen. Kijk eens naar 'm! Hij heet Bliksem en hij kan...'

Maar Gloria was in tranen. 'Ik wil die vieze hond niet. Ik wil Robbie. Ik wil dat je Robbie voor me zoekt.' Haar gevoelens werden te groot voor woorden en ze brak los in een schril gejammer.

Mevrouw Weston zocht hulp bij haar echtgenoot, maar die schuifelde alleen maar wat knorrig met zijn voeten en bleef ijverig in de lucht staren. Dus nam zij de taak op zich Gloria te troosten. 'Waarom huil je nu? Robbie was alleen maar een machine, gewoon een lelijke oude machine. Hij leefde niet echt.'

'Hij was niets geen machine,' schreeuwde Gloria heftig en grammaticaal niet helemaal correct. 'Hij was iemand zoals jij en ik en hij was mijn vriend. Ik wil hem terug. O, mama, ik wil hem terug.'

Haar moeder zuchtte verslagen en liet Gloria met haar zorgen alleen. 'Laat haar maar uithuilen,' vertelde ze haar echtgenoot. 'Kinderverdriet duurt nooit lang. Binnen een paar dagen is ze vergeten dat die vreselijke robot ooit bestaan heeft.'

Maar naarmate de tijd verstreek, bleek dat mevrouw Weston een beetje te optimistisch was geweest. Goed, Gloria huilde niet meer, maar ze lachte ook niet meer en ze werd met de dag stiller en meer teruggetrokken. Haar passief verdrietige houding matte mevrouw Weston geleidelijk af en het enige dat haar ervan weerhield toe te geven, was de onmogelijkheid om haar echtgenoot te bekennen dat ze het onderspit had gedolven.

Toen stoof ze op een avond de woonkamer binnen, ging zitten en vouwde haar armen over elkaar met een gezicht alsof ze kookte van woede.

Haar man rekte zijn hals om haar over zijn krant heen aan te kijken. 'Wat zullen we nu hebben, Grace?'

'Het is dat kind, George. Vandaag heb ik de hond terug moeten sturen. Gloria zei dat ze er absoluut niet tegen kon hem te zien. Ze bezorgt me een zenuwinstorting.'

Weston legde de krant neer en in zijn ogen lichtte een sprankje hoop op. 'Misschien ... misschien moesten we Robbie maar terughalen. Dat is mogelijk, weet je. Ik kan contact opnemen met...'

'Nee,' antwoordde ze grimmig. 'Ik wil er niets van weten. We geven het niet zo gemakkelijk op. Mijn kind zal niet door een robot worden grootgebracht, al kost het jaren om er haar van af te brengen.'

Teleurgesteld pakte Weston zijn krant weer op. 'Als dit een jaar duurt, ben ik grijs voor mijn tijd.'

'Ik heb wel veel aan je, George,' was het kille antwoord. 'Wat Gloria nodig heeft, is een verandering van omgeving. Hier kan ze Robbie natuurlijk niet vergeten. Iedere boom en iedere steen doet haar aan hem denken. Het is werkelijk de gekste toestand waar ik ooit van gehoord heb. Stel je voor, een kind dat wegkwijnt omdat ze haar robot kwijt is.'

'Je dwaalt af. Welke verandering van omgeving heb je op het oog?'

'We nemen haar mee naar New York.'

'De stad! In augustus! Weet je wel hoe het in augustus in New York is? Het is er niet om uit te houden.'

'Miljoenen mensen houden het er uit.'

'Die hebben geen plaats zoals deze om naartoe te gaan. Als ze niet in New York moesten blijven, zouden ze dat niet doen.'

'Welnu, wij moeten ook. Ik stel voor dat we nu vertrekken - of zodra we de zaak kunnen regelen. Gloria zal in de stad voldoende dingen van belang en voldoende vriendinnetjes vinden om op te monteren en dat toestel te vergeten.'

'O, allemachtig,' gromde haar zwakke helft, 'dat gloeiende wegdek.'

'We moeten erheen,' was het ongeschokte antwoord. 'Gloria is in de afgelopen maand twee pond afgevallen en de gezondheid van mijn kleine meisje is voor mij belangrijker dan jouw gemak.'

'Het is jammer dat je niet aan de gezondheid van je kleine meisje gedacht hebt voordat je haar robotvriendje van haar afnam,' mopperde hij - maar in zichzelf.

 

Gloria toonde onmiddellijk tekenen van verbetering toen haar over het komende uitstapje naar de stad werd verteld. Ze praatte er weinig over, maar wanneer ze het deed, was het altijd met levendige verwachting. Ze begon weer te lachen en met wat meer van haar vroegere smaak te eten.

Mevrouw Weston straalde van vreugde en liet geen gelegenheid voorbijgaan om haar nog steeds sceptische echtgenoot van haar triomf te doordringen. 'Zie je wel, George, ze helpt als een engeltje met het inpakken en babbelt maar door alsof ze op de hele wereld geen enkele zorg heeft. Het is precies zoals ik je vertelde - alles wat we moeten doen, is zorgen dat ze andere dingen heeft om zich mee bezig te houden.'

'Hmm,' was het sceptische antwoord, 'ik hoop het.'

Ze waren snel klaar met de voorbereidingen. Er werd een regeling getroffen om hun huis in de stad in orde te brengen en er werd een echtpaar in dienst genomen om op het buitenhuis te passen. Toen de dag van vertrek eindelijk was aangebroken, was Gloria weer helemaal zoals vroeger en er kwam geen woord over Robbie over haar lippen.

In een bijzonder opgewekte stemming nam het gezin een heli-taxi naar het vliegveld (Weston had liever zijn eigen 'heli' gebruikt, maar daar konden maar twee personen in en er was geen ruimte voor bagage) en stapte in het wachtende toestel.

'Kom, Gloria,' riep mevrouw Weston. 'Ik heb een plaatsje bij het raam voor je bewaard, dan kun je naar buiten kijken.' Gloria stapte opgewekt door het gangpad, drukte haar neus tot een wit ovaal plat tegen het dikke heldere glas en keek naar buiten met een gespannenheid die toenam toen het plotselinge kuchgeluid van de motor naar achteren wegdreef en binnen te horen was. Ze was te jong om bang te zijn toen de Aarde plotseling wegviel als door een valluik en ze opeens tweemaal haar normale gewicht woog, maar niet te jong om hevig geïnteresseerd te zijn.

Pas toen de Aarde in een kleine lappendeken was veranderd, trok ze haar neus terug en keek weer naar haar moeder. 'Zijn we vlug in de stad, mama?' vroeg ze terwijl ze haar koude neus wreef en belangstellend toekeek hoe het vochtige plekje dat haar adem op het glas had gevormd langzaam kleiner werd en verdween.

'Over een half uur ongeveer, liefje.' Toen, met een heel zwak spoortje van bezorgdheid: 'Ben je niet blij dat we gaan? Denk je niet dat je het in de stad erg fijn zult vinden met al die huizen en mensen en dingen om te zien? We gaan iedere dag naar de film en naar shows en we gaan naar het circus en naar het strand en ...'

'Ja, mama,' gaf Gloria niet erg geestdriftig toe. Het toestel vloog op dat ogenblik boven een wolkenbank en Gloria was onmiddellijk verdiept in het ongewone schouwspel van wolken die beneden je zijn.

Toen was de lucht weer helder en draaide ze zich met een plotseling geheimzinnig voorkomen, alsof ze over geheime kennis beschikte, naar haar moeder. 'Ik weet waarom we naar de stad gaan, mama.'

'O ja?' Mevrouw Weston was verwonderd. 'Waarom dan, liefje?'

'Je hebt het me niet verteld omdat het een verrassing was, maar ik weet het.' Een ogenblik lang was ze in bewondering verzonken voor haar scherpe inzicht, toen lachte ze vrolijk. 'We gaan naar New York om Robbie te zoeken, ja, hè? Met detectives.'

Haar opmerking drong tot George Weston door toen hij juist een slok water nam. De gevolgen waren rampzalig. Er klonk een soort verstikt geblaas, er was een geiser van water, gevolgd door een tijd lang benauwd gekuch. Toen dat allemaal voorbij was, stond hij daar met een rood gezicht en druipend van water als iemand die met zichzelf helemaal geen raad weet.

Mevrouw Weston bewaarde haar kalmte, maar toen Gloria haar vraag op een meer bezorgde toon herhaalde, bleek haar stemming aanzienlijk gedaald. 'Misschien,' antwoordde ze zuur. 'Ga nu in 's hemelsnaam zitten en wees stil.'

 

New York City was in het jaar 1998 - meer dan ooit in haar geschiedenis - een paradijs voor de toerist. Gloria's ouders waren zich daarvan welbewust en profiteerden er zoveel mogelijk van.

In uitdrukkelijke opdracht van zijn vrouw zorgde George Weston dat zijn zaken voor een maand of zo geregeld waren. Zodoende was hij vrij om zijn tijd te besteden aan wat hij noemde 'Gloria tot aan de grens van het onmogelijke afleiding bezorgen'. Zoals alles wat Weston deed, gebeurde ook dat op een efficiënte, grondige en zakelijke manier. Voordat de maand om was, was er niets dat gedaan kon worden, ongedaan gebleven.

Ze werd meegenomen naar de top van het meer dan achthonderd meter hoge Rooseveltgebouw en staarde met ontzag naar beneden op het puntige panorama van huizendaken die in de verte overgingen in de velden van Long Island en in het vlakke land van New Jersey. Ze bezochten de dierentuinen waar Gloria in heerlijke schrik en met grote ogen naar de 'echte levende leeuw' keek (nogal teleurgesteld dat de oppassers hem met stukken rauw vlees voedden in plaats van met mensen zoals ze verwacht had) en waar ze onophoudelijk en gebiedend vroeg om de walvis te mogen zien.

De verschillende musea kregen ook een deel van hun aandacht, samen met de parken en de stranden en het aquarium.

Ze voer halfweg de Hudson op in een plezierboot die in de stijl van de dolle jaren twintig was uitgerust. Ze maakte een uitstapje in de stratosfeer, waar de hemel diep violet kleurde en de sterren te voorschijn kwamen en de wazige Aarde onder hen op een reusachtige, gewelfde schotel leek. In een onderzeeboot met wanden van glas voer ze diep onder de oppervlakte van de zeeëngte van Long Island. Daar, in een groene en wuivende wereld, waren vreemde en nieuwsgierige zee-dingen die vriendelijk naar haar staarden en dan opeens wegkronkelden.

Op een meer prozaïsch vlak ging ze met mevrouw Weston mee naar de warenhuizen waar ze door een ander soort sprookjesland kon zwerven.

Toen de maand bijna om was, waren de Westons ervan overtuigd dat in feite al het denkbare gedaan was om Gloria's gedachten voor eens en voor altijd van de verdwenen Robbie af te brengen - maar ze waren er niet helemaal zeker van daarin geslaagd te zijn. Het feit bleef dat waar Gloria ook naartoe ging, ze de meest diepe en geconcentreerde aandacht aan de dag legde voor welke robots er toevallig ook maar in de buurt waren. Onverschillig hoe opwindend het schouwspel vóór haar ook was, of hoe nieuw het wel in haar kinderogen mocht zijn, ze keerde zich er ogenblikkelijk van af als ze uit haar ooghoeken een glimp van bewegend metaal opving.

Mevrouw Weston deed haar uiterste best om Gloria van alle robots vandaan te houden. De kwestie bereikte eindelijk een hoogtepunt met het voorval in het Museum voor Wetenschap en Industrie. Het museum had een speciaal kinderprogramma aangekondigd waarin staaltjes van wetenschappelijke tovenarij op een aan de kindergeest aangepaste schaal ten toon werden gesteld. Natuurlijk zetten de Westons het op hun lijstje van vanzelfsprekendheden.

Het gebeurde toen de Westons volkomen verdiept waren in de prestaties van een krachtige elektromagneet. Mevrouw Weston werd zich plotseling bewust van het feit dat Gloria niet langer bij haar was. Aanvankelijke paniek werd gevolgd door kalm overleg en met drie te hulp geroepen suppoosten werd aan een zorgvuldige speurtocht begonnen.

Maar Gloria was natuurlijk niet het type om wat doelloos rond te zwerven. Ze was voor haar leeftijd een ongewoon vastberaden en doelbewust meisje; in dat opzicht had ze alles van haar moeder. Op de derde verdieping had ze een reusachtige pijl gezien waarop stond: 'Naar de Sprekende Robot.' Ze had de woorden voor zichzelf gespeld en gemerkt dat haar ouders kennelijk niet in de juiste richting wensten te gaan. Toen deed ze wat voor haar vanzelfsprekend was. Ze had een moment afgewacht waarop haar ouders afgeleid waren, had zich rustig verwijderd en was de pijl gevolgd.

De sprekende robot was een krachttoer; een volkomen onpraktisch apparaat dat alleen maar waarde had als reclame-object. Eens in het uur stond er een begeleide groep voor en werden er behoedzaam gefluisterde vragen gesteld aan de toezichthoudende robottechnicus. Diegene van wie de technicus besliste dat ze voor de circuits van de robot geschikt waren werden naar de sprekende robot overgebracht.

Het was nogal saai. Het mag nuttig zijn om te weten dat het kwadraat van veertien honderdzesennegentig is, dat de temperatuur op dat moment tweeëntwintig graden Celsius was en de luchtdruk 75,5 een timenter kwik en dat het atoomgewicht van natrium 23 is, maar daarvoor heeft men echt geen behoefte aan een robot. In het bijzonder is er geen enkele behoefte aan een onhanteerbare, volslagen onbeweeglijke massa draden en spoelen over een oppervlakte van twintig vierkante meter uitgespreid.

Slechts weinig mensen namen de moeite terug te komen om nog een keer geholpen te worden, maar een meisje van vijftien, zestien jaar zat rustig op een bank te wachten tot ze voor de derde keer aan de beurt zou komen. Toen Gloria binnenkwam, was zij de enige in het vertrek.

Gloria keek niet naar haar. Een ander menselijk wezen was voor haar op dat moment een onbelangrijk iets. Ze spaarde haar aandacht voor dat grote ding op wielen. Een ogenblik lang was ze ontmoedigd. Het leek helemaal niet op een van de robots die zij gezien had.

Behoedzaam en vol twijfel verhief ze haar stemmetje: 'Alsjeblieft, meneer de Robot, bent u de sprekende robot, meneer?' Ze wist het niet zeker, maar het leek haar dat aan een robot die echt praten kon, een heleboel beleefdheid verschuldigd was. (Over het smalle alledaagse gezicht van het meisje op de bank verspreidde zich een uitdrukking van intense concentratie. Snel haalde ze een opschrijfboekje te voorschijn en begon met vlugge hanepoten te schrijven.)

Er klonk een geolied gesnor van raderen en een mechanisch klinkende stem dreunde de woorden zonder enig accent of intonatie: 'Ik-ben-de-robot-die-spreken-kan.'

Gloria bekeek hem verdrietig. Hij praatte wel, maar het geluid kwam ergens van binnen uit. Er was geen gezicht om tegen te praten. 'Kunt u me helpen, meneer de Robot?' vroeg ze.

De sprekende robot was ontworpen om vragen te beantwoorden en er waren tot nu toe alleen maar vragen die hij beantwoorden kon aan hem gesteld. Hij had daarom het volste vertrouwen in zijn kunnen. 'Ik-kan-je-helpen,' klonk het daarom.

'Dank u wel, meneer de Robot. Weet u waar Robbie is?'

'Wie-is-Robbie?'

'Dat is een robot, meneer de Robot.' Ze ging op haar tenen staan. 'Hij is ongeveer zó groot, meneer de Robot, alleen groter en hij is erg lief. Hij heeft een hoofd, weet u wel. Ik bedoel, u hebt er géén, maar hij wel, meneer de Robot.'

De sprekende robot had het niet bij kunnen houden. 'Een-robot?'

'Ja, meneer de Robot.'

' Een-robot-zoals-ik?'

'Ja, meneer de Robot.'

Waarop het enige antwoord van de sprekende robot bestond uit een onzeker gesputter en zo nu en dan klonk er een onsamenhangend geluid. De radicale generalisatie waarmee hij werd geconfronteerd, te weten die van zijn bestaan, niet als een afzonderlijk voorwerp, maar als lid van een groep, was te veel voor hem. Trouwhartig probeerde hij het begrip te verwerken en er brandden een half dozijn spoelen door. Kleine waarschuwingssignalen weerklonken.

(Op dat ogenblik stond het meisje op van de bank. Ze had genoeg materiaal voor haar natuurkundescriptie over 'Praktische aspecten der robotica'. Van Susan Calvins talrijke verhandelingen over dit onderwerp was dat de eerste.)

Gloria stond met zorgvuldig verborgen ongeduld op het antwoord van het toestel te wachten toen ze achter zich hoorde roepen: 'Daar is ze!' en de stem als die van haar moeder herkende.

'Wat doe je hier, stoute meid?' brieste mevrouw Weston; de ongerustheid veranderde op slag in boosheid. 'Weet je wel dat je mama en papa zich haast doodgeschrokken zijn? Waarom ben je weggelopen?'

Ook de robottechnicus was binnen komen rennen, aan zijn haar rukkend en vragend wie er van de inmiddels verzamelde menigte met zijn vingers aan het apparaat had gezeten. 'Kan er dan niemand lezen wat daar staat,' schreeuwde hij. 'Zonder een suppoost mag hier niemand binnen.'

Gloria verhief haar bedroefde stemmetje boven het lawaai. 'Ik kwam alleen maar om de sprekende robot iets te vragen, mama. Ik dacht dat hij misschien zou weten waar Robbie was omdat ze allebei een robot zijn.'

Toen, alsof de gedachte aan Robbie zich opeens met volle kracht aan haar opdrong, barstte ze in een plotselinge storm van tranen los. 'En ik móet Robbie vinden, mama, ik móet.'

Mevrouw Weston onderdrukte een kreet en zei: 'O, allemachtig. Ga mee naar huis, George. Dit is meer dan ik hebben kan.'

Die avond was George Weston verschillende uren weg en de

volgende morgen kwam hij naar zijn vrouw toe met iets dat verdacht veel op innige voldoening leek. 'Ik heb een idee, Grace.'

'Waarover,' was het sombere, ongeïnteresseerde antwoord.

'Over Gloria.'

'Je wilde toch niet voorstellen om die robot terug te kopen?'

'Nee, natuurlijk niet.'

'Ga dan maar door. Ik kan net zo goed naar jou luisteren. Niets van wat ik gedaan heb, blijkt resultaat te hebben gehad.'

'Goed, ik heb erover nagedacht. De hele moeilijkheid met Gloria is dat ze Robbie als een persoon ziet en niet als een machine. Het is daarom vanzelfsprekend dat ze hem niet kan vergeten. Als het nu lukte om haar ervan te overtuigen dat Robbie niets meer was dan een hoop staal en koper in de vorm van plaatjes en draadjes, met elektriciteit als levensbron, hoe lang zou ze dan nog naar hem verlangen? Het is de psychologische benadering, als je begrijpt wat ik bedoel.'

'Hoe was je dat dan van plan te doen?' 'Heel eenvoudig. Waar dacht je dat ik gisteravond was? Ik heb Roberts-on van US Robots & Mechanische Mensen zo ver gekregen dat hij morgen een complete rondleiding door zijn bedrijf voor ons regelt. We gaan met z'n drieën en tegen de tijd dat we ermee klaar zijn, zal Gloria er helemaal van doordrongen zijn dat een robot niet leeft.'

Mevrouw Westons ogen werden geleidelijk groter en er blonk iets in dat veel op plotselinge bewondering leek. 'Nee maar, George, dat is een goed idee.'

En George Westons borst zwol van trots. 'De enige soort die ik heb,' zei hij.

Meneer Struthers was een nauwgezette bedrijfsleider en van nature geneigd om nogal spraakzaam te zijn. Die combinatie leidde daarom tot een rondleiding waarin alles stap voor stap werd uitgelegd, misschien wel wat al te overvloedig. Mevrouw Weston verveelde zich echter niet. Ze onderbrak hem zelfs verschillende keren en vroeg hem zijn mededelingen in eenvoudiger vorm te herhalen opdat Gloria het zou kunnen begrijpen. Onder invloed van deze waardering van zijn verhalende talenten ging meneer Struthers over tot vriendelijke uitweidingen en werd, voor zover dat mogelijk was, nog mededeelzamer.

George Weston zelf toonde een toenemende mate van ongeduld. 'Neem me niet kwalijk, Struthers,' zei hij, een uiteenzetting over de foto-elektrische cel middenin onderbrekend, 'is er geen afdeling van de fabriek waar alleen van robotarbeid gebruik wordt gemaakt?'

'Hè? O ja, zeker, inderdaad!' Hij glimlachte naar mevrouw Weston. 'In zekere zin een vicieuze cirkel, robots die weer robots maken. Natuurlijk maken we er geen algemene gewoonte van. De vakbonden zouden ertegen zijn, om maar éen punt te noemen. Maar we maken een paar robots uitsluitend met behulp van robotarbeid, meer als een soort wetenschappelijk experiment. Weet u,' hij klopte betogend met zijn pince-nez in een handpalm, 'waar de vakbonden zich niet van bewust zijn - en ik zeg dit als iemand die altijd gesympathiseerd heeft met de vakbeweging in het algemeen - is dat de opkomst van de robot, hoewel die in het begin met enige ontwrichtingen gepaard gaat, onvermijdelijk zal ...'

'Zeker, Struthers,' zei Weston, 'maar wat die afdeling van de fabriek waar je het over had betreft - mogen we die eens zien? Ik weet zeker dat dat heel interessant zal zijn.'

'Ja, ja, natuurlijk!' Meneer Struthers zette zijn pince-nez met een zenuwachtige beweging weer op en gaf met een bescheiden kuchje uiting aan zijn verslagenheid. 'Wilt u me maar volgen, alstublieft.'

Hij was betrekkelijk stil toen hij de drie door een lange gang en langs een trap naar beneden leidde. Maar de sluizen openden zich weer en de stroom van uiteenzettingen werd weer hervat toen ze een grote, goed verlichte ruimte binnenkwamen waar het gonsde van metalige activiteit.

'Ziet u wel,' zei hij met trots in zijn stem. 'Alleen maar robots. Vijf man fungeren als opzichter en zij blijven niet eens in dit vertrek. In vijf jaar tijd, dat wil zeggen, sinds we met dit project zijn begonnen, is er nog geen enkel ongeluk gebeurd. Natuurlijk zijn de robots die hier gemonteerd worden betrekkelijk eenvoudig, maar..'

In Gloria's oren was de stem van de bedrijfsleider allang tot een zacht gemurmel weggestorven. Het hele uitstapje leek haar nogal saai en zinloos hoewel er inderdaad een heleboel robots te zien waren. Geen enkele leek ook maar in de verte op Robbie en ze bekeek ze met openlijke verachting.

In dit vertrek waren helemaal geen mensen, merkte ze op. Toen viel haar blik op de zes of zeven robots die halfweg het vertrek aan de ronde tafel druk met iets bezig waren. Ze sperde haar ogen in ongelovige verbazing wijd open. Het was een grote afstand. Ze kon het niet zo goed zien, maar een van de robots leek op ... leek op ... het was hem!

'Robbie!' Haar gil sneed door de lucht en een van de robots aan de tafel wankelde en liet een stuk gereedschap dat hij vasthield, vallen. Gloria werd haast gek van vreugde. Voordat haar vader of moeder haar kon tegenhouden, gleed ze onder de reling door, liet zich voorzichtig op de grond enkele tientallen centimeters beneden haar vallen en rende op Robbie toe, met zwaaiende armen en wapperend haar.

En de drie dodelijk verschrikte volwassenen zagen wat het opgewonden meisje niet zag - een kolossale, hotsende tractor die zijn baan volgend blindelings op haar afkwam.

Het kostte Weston enkele fracties van seconden om tot bezinning te komen en die fracties van seconden betekenden alles, want Gloria kon niet meer ingehaald worden. Hoewel Weston in een onbeheerste poging over de reling sprong, was het duidelijk hopeloos. Meneer Struthers gebaarde wild naar de opzichters om de tractor te stoppen, maar de opzichters waren ook maar mensen en handelen kostte tijd.

De enige die onmiddellijk en nauwkeurig reageerde, was Robbie. Hij kwam uit de andere richting aanstormen terwijl zijn metalen benen de ruimte tussen hemzelf en zijn kleine meesteres verslonden. Toen gebeurde alles opeens. Met éen armzwaai griste hij Gloria weg terwijl hij zijn snelheid geen fractie verminderde en daarom elk restje adem uit haar drukte.

Weston, die niet helemaal begreep wat er allemaal gebeurde, voelde meer dan hij zag Robbie langs zich schuiven en kwam plotseling en verbijsterd tot stilstand.

De tractor kruiste Gloria's pad een halve seconde na Robbie, rolde nog een paar meter door en stopte met een langgerekt schril geknars.

Gloria kwam weer op adem, onderwierp zich aan een reeks hartstochtelijke omhelzingen van haar beide ouders en draaide zich geestdriftig naar Robbie om. Wat haar betrof, was er niets anders gebeurd dan dat ze haar vriendje gevonden had.

Maar de uitdrukking op mevrouw Westons gezicht was van intense opluchting overgegaan in sombere argwaan. Ze keerde zich naar haar echtgenoot en slaagde erin om ondanks haar wanordelijke en weinig waardige voorkomen er toch nog indrukwekkend uit te zien. 'Dit heb jij in elkaar gezet, niet waar?'

George Weston bette het hete voorhoofd met een zakdoek. Zijn hand trilde en hij kon alleen maar een bevende en uiterst zwakke glimlach opbrengen.

Mevrouw Weston werkte de gedachte verder uit: 'Robbie was niet voor technisch werk gemaakt. Hij kon hier geen enkel nut hebben. Je hebt hem opzettelijk hier laten zetten, zodat Gloria hem zou vinden. Is het niet zo?'

'Goed, je hebt gelijk,' zei Weston, 'maar Grace, hoe kon ik weten dat de hereniging zo heftig zou zijn. En Robbie heeft haar leven gered, dat zul je moeten toegeven. Je kunt hem niet nog eens wegsturen.'

Grace Weston overwoog het. Ze draaide zich naar Gloria en Robbie om en bekeek die twee een ogenblik lang in gedachten verzonken. Gloria had haar armen zo stevig om de hals van de robot geslagen dat ieder wezen behalve een van metaal erdoor zou stikken, en babbelde allerlei onzin in half hysterische opwinding. Robbie's chroomstalen armen (die een staaf ijzer van vijf centimeter doorsnee in een krakeling konden veranderen) waren zacht en innig om het meisje heen geslagen en in zijn ogen gloeide een diep, diep rood.

'Welnu,' zei mevrouw Weston eindelijk, 'dan moet hij maar bij ons blijven tot hij roest.'