Spiegelbeeld

Lije Baley had net besloten zijn pijp weer aan te steken, toen zonder voorafgaand klopje of andere vorm van aankondiging de deur van zijn kantoor openging. Met ostentatieve ergernis keek Baley op en liet toen zijn pijp vallen. Dat hij hem liet liggen waar hij viel gaf duidelijk een beeld van zijn gemoedstoestand. 'R. Daneel Olivaw,' zei hij in een soort verbijsterde opwinding. 'Josafat! Jij bént het, hè?'

'Dat zie je goed,' zei de lange gebronsde bezoeker, terwijl zijn effen gelaatstrekken geen seconde hun gewone kalmte verloren. 'Het spijt me dat ik je verras door zo onverwachts binnen te komen, maar de toestand ligt gevoelig en de mensen en robots moeten er zoveel mogelijk buiten blijven, zelfs hier. In elk geval ben ik blij je weer eens te zien, vriend Elijah.'

En de robot stak zijn rechterhand uit in een gebaar dat even in-menselijk was als zijn verschijning. Baley was van verbazing zo van de kaart dat hij even totaal gedesoriënteerd naar de hand staarde. - Maar toen greep hij hem met beide handen vast en voelde de warme stevigheid ervan. 'Maar waaróm, Daneel? Je bent te allen tijde welkom, maar ... Wat voor toestand, die zo gevoelig is? Zitten we weer in moeilijkheden? Aarde, bedoel ik?'

'Nee, vriend Elijah, het gaat niet om Aarde. De toestand die ik gevoelig noem is, zo lijkt het, een kleinigheid. Een discussie tussen wiskundigen, verder niets. En omdat we toevallig maar een sprongetje van Aarde af waren -'

'Die discussie had dus plaats op een sterrenschip?'

'Inderdaad. Een kleine onenigheid, maar voor de betrokken mensen verbazend groot.'

Baley moest wel glimlachen. 'Het verwondert me niets dat de mensen je verbazen. Ze gehoorzamen niet aan de Drie Wetten.'

'Dat is inderdaad een tekort,' zei R. Daneel ernstig, 'en ik denk dat de mensen zélf elkaar niet begrijpen. Jij begrijpt misschien meer dan de mensen van andere werelden, omdat er zoveel meer mensen op Aarde wonen dan op de Buitenwerelden. Als dat zo is - en dat denk ik - dan zou je ons kunnen helpen.' R. Daneel zweeg een ogenblik en zei toen, misschien net iets te vlug: 'En toch zijn er regels voor menselijk gedrag die ik geleerd heb. Zo schijn ik bijvoorbeeld naar menselijke maatstaven een fout tegen de etiquette te maken door niet meteen naar je vrouw en kind te vragen.'

'Die maken het goed. De jongen zit op de middelbare school en Jessie doet aan plaatselijke politiek. Aan de beleefdheidseisen is nu voldaan. Vertel me nu hoe het komt dat je hier bent.'

'Zoals ik zei, we waren maar een sprongetje van Aarde,' zei R. Daneel, 'dus ik stelde de gezagvoerder voor dat we jou zouden raadplegen.'

'En de gezagvoerder ging daarmee akkoord?' Baley kreeg opeens een beeld voor zich van de trotse en heerszuchtige gezagvoerder van een Kosmitisch sterrenschip die toestemming gaf om uitgerekend op Aarde te landen en uitgerekend een Aardling te raadplegen.

'Ik geloof,' zei R. Daneel, 'dat hij in een positie verkeerde waarin hij overal mee akkoord was gegaan. Daarenboven heb ik je ten sterkste geprezen, al begrijp je dat ik enkel waarheden heb vermeld. Voorts stemde ik ermee in dat ik alle onderhandelingen zou voeren zodat niemand van de bemanning of de passagiers een van de Aardlingensteden in hoefde.'

'En met een Aardling hoefde te praten, ja. Maar wat is er gebeurd?'

'Onder de passagiers van het sterrenschip, de Éta Carina, waren twee wiskundigen die naar Aurora onderweg waren om een interstellaire conferentie over neurobiofysica bij te wonen. Om die wiskundigen, Alfred Barr Humboldt en Gennao Sabbat, draait de discussie. Heb jij, vriend Elijah, soms van een van de twee, of van beiden gehoord?'

'Van geen van beiden,' zei Baley gedecideerd. 'Van wiskunde weet ik niets af. Zeg, Daneel, je hebt ze toch niet verteld dat ik een wiskundig genie ben of -'

'Geen sprake van, vriend Elijah. Ik weet dat je geen genie bent. Niet dat het ertoe doet, aangezien het exacte karakter van de wiskunde die hier aan de orde is op geen enkele manier van belang is in deze affaire.'

'Nou, ga verder dan.'

'Aangezien je geen van beide mannen kent, vriend Elijah, wil ik je vertellen dat dr. Humboldt achter in zijn zevenentwintigste decennium is ... Wat zei je, vriend Elijah?'

'Niets, niets,' zei Baley geërgerd. Hij had alleen bij zichzelf iets min of meer onsamenhangends gemompeld, in een natuurlijke reactie op de verlengde levensduur van de Kosmieten. 'En hij is nog steeds actief, ondanks zijn leeftijd? Op Aarde zijn wiskundigen na hun dertigste of zo ...'

'Dr. Humboldt,' zei Daneel bedaard, 'is, naar al heel lang verluidt, een van de drie grootste wiskundigen in de Melkweg. Zeer zeker is hij nog actief. Dr. Sabbat daarentegen is vrij jong, nog geen vijftig, maar hij heeft zich al bewezen als het opmerkelijkste nieuwe talent in de duistere takken van de wiskunde.'

'Ze zijn dus allebei groot,' zei Baley. Hij dacht aan zijn pijp en raapte hem op. Hij besloot dat hij geen zin had hem nu op te steken en klopte er het restje uit. 'Wat is er gebeurd? Is dit een geval van moord? Heeft een van beiden misschien de ander om het leven gebracht?'

'Een van die twee mannen met hun grote reputatie tracht die van de ander te vernietigen. Naar menselijke maatstaven kan dit, geloof ik, beschouwd worden als erger dan fysieke moord.'

'Soms wel, neem ik aan. Wie van de twee probeert de ander te vernietigen?'

'Kijk, vriend Elijah, dát is nu precies de kwestie. Wie?'

'Ga verder.'

'Dr. Humboldt heeft het duidelijk uiteengezet. Kort voor hij zich inscheepte kreeg hij een idee over een mogelijke methode om zenuwbanen te analyseren aan de hand van veranderingen in de absorptiepatronen van microgolven in bepaalde hersenschorsvelden. Dit idee behelsde een puur wiskundige techniek van uiterste precisie, maar ik kan de details natuurlijk niet vatten, noch op een begrijpelijke manier doorgeven. Maar die doen er ook niet toe. Dr. Humboldt overdacht de zaak en werd met het uur sterker ervan overtuigd dat hier iets revolutionairs aan de orde was, waartegenover al zijn vroegere wiskundige prestaties kinderspel waren. Toen ontdekte hij dat dr. Sabbat aan boord was.'

'Zo. Dus hij probeerde het uit op de jonge dr. Sabbat?'

'Precies. Die twee hadden elkaar al eerder ontmoet, op symposia, en ze kenden elkanders faam door en door. Humboldt ging er tegenover Sabbat tot in de details op in. Sabbat was het volkomen eens met Humboldts analyse en was niet karig met zijn lof over het belang van de ontdekking en de scherpzinnigheid van de ontdekker. Hierdoor geïnspireerd en bevestigd stelde Humboldt een stuk op dat zijn werk kort samenvatte, en twee dagen later was hij zo ver dat hij het subetherisch kon doorgeven aan de ondervoorzitters van het symposium op Aurora, waardoor hij officieel zijn primatie stelde en men eventueel een discussie kon organiseren voor de laatste zitting. Tot zijn verbazing ontdekte hij dat Sabbat zelf een stuk klaar had dat zich in wezen niet van dat van Humboldt onderscheidde, en dat Sabbat ook op het punt stond het naar Aurora te subetheren.'

'Humboldt was woedend, neem ik aan.'

'En of!'

'En Sabbat, wat had die te vertellen?'

'Net hetzelfde als Humboldt. Woordelijk.'

'Waar zit dan precies het probleem?'

'Dat de namen spiegelbeeldig verwisseld waren. Volgens Sabbat kwam het idee van hém en sprak hij met Humboldt; en Humboldt bevestigde en roemde de analyse.'

'Dus allebei beweren ze dat het idee van hem is en dat de ander het heeft gepikt. - Mij schijnt het helemaal geen probleem. In de wetenschap lijkt het voldoende om de notities van het onderzoek te laten zien, gedateerd en geparafeerd. Zelfs als er een vervalst is kan dat ontdekt worden door innerlijke inconsequenties.'

'Algemeen gesproken, vriend Elijah, zou je gelijk hebben, maar dit is wiskunde en geen empirische wetenschap. Dr. Humboldt beweert dat hij de details in zijn hoofd heeft uitgewerkt. Niets stond op papier voor hij aan de samenvatting begon. Dr. Sabbat zegt natuurlijk precies hetzelfde.'

'Nou, dan moet je doortastender worden en er ineens een eind aan maken. Zet ze allebei onder een psychograaf en kijk wie van de twee liegt.'

R. Daneel schudde langzaam zijn hoofd. 'Vriend Elijah, je begrijpt deze mensen niet. Ze zijn beiden grote geleerden, leden van de Imperiale Academie. Als zodanig kunnen ze niet onderworpen worden aan een onderzoek van hun beroepsgedrag tenzij door een jury van huns gelijken - professioneel gesproken - tenzij ze ieder voor zich vrijwillig afstand doen van dat recht.'

'Stel hun dat dan voor. De schuldige zal niet van dat recht afzien omdat hij zich de psychograaf niet kan permitteren. De onschuldige zal er ogenblikkelijk van afzien. Je zult de psychograaf niet eens nodig hebben.'

'Zo werkt dat niet, vriend Elijah. In zo'n geval van dit recht af te zien en je door leken laten onderzoeken betekent een ernstige en wellicht onherstelbare deuk in hun prestige. Beiden weigeren star, uit trots, af te zien van hun recht op een bijzonder onderzoek. De kwestie van schuld of onschuld is totaal bijkomstig.'

'Laat het in dat geval gewoon zitten. Stop de zaak in het vriesruim tot je op Aurora bent. Op het symposium van neurobiofysiologen is er een overvloed aan vakbroeders, en dan -'

'Dat zou een zware slag betekenen voor de wetenschap zelf, vriend Elijah. Beiden zouden ze eronder lijden dat ze bij het schandaal betrokken waren. Ook de onschuldige zou erop aangekeken worden dat hij partij was in zo'n onsmakelijk geschil. Men zou vinden dat dit tegen elke prijs buiten het gerecht om geruisloos geregeld had moeten worden.'

 

'Goed. Ik ben geen Kosmiet, maar ik zal ervan uitgaan dat dat een zinnig standpunt is. Wat zeggen de mannen in kwestie?'

'Humboldt is het daar grondig mee eens. Hij zegt dat hij, als Sabbat zijn ideeënroof wil bekennen en de verzending van de tekst - of tenminste de aanbieding ervan op het symposium - niet in de weg staat, geen klacht zal indienen. Sabbats misdrijf zal zijn geheim blijven - en natuurlijk dat van de gezagvoerder, de enige andere mens die in de discussie betrokken is.'

'Maar de jonge Sabbat stemt daar niet mee in?'

'Integendeel. Hij is het in alle punten met dr. Humboldt eens, als je de namen verwisselt. Nog steeds het spiegelbeeld.'

'Dus ze zitten daar maar, in een patstelling?'

'Ik geloof, vriend Elijah, dat ze allebei zitten te wachten tot de ander toegeeft en zijn schuld bekent.'

'Nou, wacht dan gewoon.'

'De gezagvoerder heeft besloten dat dat niet kan. Kijk, als je wacht zijn er twee mogelijkheden. De eerste is dat beide mannen koppig blijven, zodat het intellectuele schandaal losbarst zodra het sterrenschip op Aurora landt. De gezagvoerder, die verantwoordelijk is voor het recht aan boord van het schip, verliest zijn gezicht omdat hij de zaak niet rustig heeft kunnen regelen - een voor hem ondraaglijke gedachte.'

'En de andere mogelijkheid?'

'Dat is dat een van de twee wiskundigen zijn wandaad toegeeft. Maar zal degene die dat doet de ware schuldige zijn, of doet hij het uit de edele wens om het schandaal te voorkomen? Zou het juist zijn iemand van vertrouwen te beroven, die zo ethisch is dat hij liever het vertrouwen verliest dan dat hij moet toezien hoe schade wordt berokkend aan de wetenschap? Of anders bekent de schuldige op het laatste moment, maar zó dat het wel lijkt of hij het alleen doet om wille van de wetenschap, waardoor hij de schande van zijn daad ontloopt en de schaduw ervan op de ander werpt. Dat zal weliswaar buiten de gezagvoerder niemand weten, maar hij wil zich niet zijn leven lang blijven afvragen of hij niet de hand heeft gehad in een fantastische gerechtelijke dwaling.'

Baley zuchtte. 'Een spelletje voor intellectuele uilskuikens. Wie zal, terwijl Aurora dichter en dichter bij komt, het eerst voor de bijl gaan? Is dat nu de hele kwestie, Daneel?'

'Niet de hele. Er zijn getuigen van het gebeurde.'

'Josafat! Waarom heb je dat niet meteen gezegd?! Wélke getuigen?'

'Dr. Humboldts lijfbediende -.'

'Een robot, neem ik aan?'

'Zeker, ja. Hij heet R. Preston. Deze bediende, R. Preston, was aanwezig bij de aanvankelijke bespreking en hij staaft dr. Humboldt tot in alle bijzonderheden.'

'Je bedoelt dat hij zegt dat het idee oorspronkelijk van dr. Humboldt was, dat dr. Humboldt het tot in de puntjes aan dr. Sabbat uitlegde, dat dr. Sabbat het idee prees, enzovoort.'

'Ja. Precies.'

'Zo. Is de kwestie daarmee rond? Ik denk van niet.'

'En terecht. De zaak is daarmee niet rond, want er is nog een tweede getuige. Ook dr. Sabbat heeft een lijfbediende. R. Idda, een robot van toevallig hetzelfde model als R. Preston; naar ik meen in hetzelfde jaar gebouwd in dezelfde fabriek. Ze zijn allebei evenlang in dienst.'

'Een curieuze samenloop van omstandigheden ... héél curieus.'

'Maar een feit - en ik ben bang dat het hierdoor moeilijk wordt om tot een oordeel te komen dat gebaseerd is op duidelijke verschillen tussen de twee bedienden.'

'R. Idda vertelt dus hetzelfde verhaal als R. Preston?'

'Exact hetzelfde verhaal, afgezien van de spiegelbeeldige naamsverwisseling.'

'R. Idda beweert dus dat de jonge Sabbat, die nog geen vijftig is' - Lije Baley kon de sarcastische klank niet helemaal uit zijn stem weghouden: zelf was hij nog geen vijftig en hij voelde zich verre van jong - 'het idee het eerst had; dat hij het uitvoerig aan dr. Humboldt voorlegde, die luid zijn lof uitte, enzovoort.'

'Ja, vriend Elijah.'

'Dus éen van de twee robots liegt.'

'Daar lijkt het wél op.'

'Het kan niet al te moeilijk zijn om te zeggen welke. Ik denk dat een oppervlakkig onderzoek door een goede roboticus -'

'In dit geval is een roboticus niet genoeg, vriend Elijah. Alleen een bevoegde robopsycholoog zou over de kennis en de ervaring beschikken om in zo'n belangrijke zaak tot een besluit te komen. Zo'n deskundige is er op het schip niet. Een dergelijk onderzoek kan pas op Aurora worden uitgevoerd.'

'En dan heb je de poppen aan het dansen. - Nou, je bent nu op Aarde. We kunnen een robopsycholoog opsnorren; wat er op Aarde gebeurt krijgen ze op Aurora niet te horen, en er komt geen schandaal.'

'Zolang je niet meetelt dat dr. Humboldt noch dr. Sabbat toe wil staan dat zijn bediende onderzocht wordt door een robopsycholoog van Aarde. De Aardling zou ...' Hij zweeg.

'Hij zou de robot moeten aanraken,' zei Lije Baley onaangedaan.

'Dit zijn oude bedienden, die men hoog aanslaat...'

'En die niet bezoedeld mogen worden door de aanraking van een Aardling. Wat wil je dan verdomme van mij?' Hij zweeg met vertrokken gezicht. 'Het spijt me, R. Daneel, maar ik zie niet in waarom je me hierin moest betrekken.'

'Ik was op het schip met een opdracht, die niets te maken had met het onderhavige probleem. De gezagvoerder richtte zich tot mij omdat hij zich tot iemand moest richten. Ik scheen menselijk genoeg te zijn om tegen te praten, en genoeg robot om veilig en vertrouwelijk tegen te kunnen zijn. Hij vertelde mij het hele verhaal en vroeg me wat ik zou doen. Ik realiseerde me dat we met de volgende sprong makkelijk op Aarde zouden kunnen komen. Ik zei de gezagvoerder dat ik net zomin als hij het spiegelbeeld kon oplossen, maar dat er op Aarde iemand was die hulp zou kunnen bieden.'

'Josafat!' bromde Baley stemloos.

'Bedenk, vriend Elijah, dat het goed zou zijn voor jouw carrière als je dit vraagstuk op kunt lossen; en ook Aarde zou er wel bij varen. De zaak kan natuurlijk niet openbaar gemaakt worden, maar de gezagvoerder is op zijn thuiswereld een man van grote invloed, en hij zou je dankbaar zijn.'

'Je zet me enkel maar meer onder druk.'

'Ik heb alle vertrouwen,' zei R. Daneel bedaard, 'dat je al een idee hebt hoe er te werk moet worden gegaan.'

'O ja? Ik denk dat dé werkwijze is de wiskundigen te ondervragen, van wie er één een dief schijnt te zijn.'

'Ik vrees dat ze geen van beiden de stad in willen komen. Of jou bij hen toe willen laten.'

'En er bestaat geen manier om een Kosmiet te dwingen tot contact met een Aardling, hoe dringend de kwestie ook is. Ja, dat begrijp ik, Daneel - maar ik dacht aan een gesprek via een gesloten t.v.-circuit.'

'Dat ook niet. Ze laten zich niet door een Aardling ondervragen.'

'Wat willen ze dan van mij? Zou ik met de robots kunnen praten?'

'Ook hun robots zouden ze hier niet laten komen.'

'Josafat, Daneel. Maar jij bent wél gekomen.'

'Dat was mijn beslissing. Ik heb toestemming aan boord van een schip dat soort besluiten te nemen zonder dat iemand behalve de gezagvoerder er zijn veto over kan uitspreken - en hij wilde dit contact graag. Ik ken je al langer en besloot dat t.v.-contact niet genoeg was. Ik wilde je hand schudden.'

Dat verzachtte Lije Baley. 'Ik ben daar blij om, Daneel, maar toch wilde ik wel dat je in deze zaak helemaal niet aan mij had gedacht. Kan ik dan tenminste per televisie met de robots praten?'

'Dat kan, denk ik, wel geregeld worden.'

'Dat is dan toch iets. Dat betekent dat ik het werk van een robopsycholoog zou doen - op een slordige manier.'

'Maar jij bent rechercheur, vriend Elijah, geen robopsycholoog.'

'Nou, laat maar zitten. Laten we even nadenken voor ik hen spreek. Zeg eens, is het mogelijk dat allebei de robots de waarheid spreken? Misschien was het gesprek tussen de twee wiskundigen voor dubbele uitleg vatbaar. Het was misschien zo dat elk van beide robots oprecht meende dat het idee van zijn meester kwam. Of misschien hoorde de ene robot maar éen stuk van het gesprek en de andere een ander stuk, en konden ze allebei denken dat hun meester het idee had geopperd.'

'Dat kan onmogelijk, vriend Elijah. De twee robots herhalen het gesprek in dezelfde bewoordingen. En die herhalingen sluiten elkaar wezenlijk uit.'

'Dus het staat absoluut vast dat één van de robots liegt?'

'Ja.'

'Kan ik alle getuigenissen, die tot dusver in aanwezigheid van de gezagvoerder zijn afgelegd, te zien krijgen als ik dat wil?'

'Ik dacht wel dat je dat vragen zou; ik heb een afschrift bij me.'

'Mooi zo. Zijn de robots trouwens ondervraagd, en staat het kruisverhoor er ook bij?'

'De robots hebben alleen maar hun verhaal gedaan. Een kruisverhoor zou alleen een robopsycholoog houden.'

'Of ik?'

'Jij bent een rechercheur, vriend Elijah, geen -'

'Goed, R. Daneel. Ik zal proberen de Kosmieten-psychologie te vatten. Een rechercheur kan het omdat hij geen robopsycholoog is. Laten we eens doordenken. Onder normale omstandigheden zal een robot niet liegen, maar wel als hij de Drie Wetten daarmee ontziet. Er bestaat kans dat hij liegt om legitiem, in overeenstemming met de Derde Wet, zijn eigen bestaan te beschermen. Groter is de kans dat hij liegt om een legitiem bevel uit te voeren, hem gegeven door een mens; dit overeenkomstig de Tweede Wet. Het heeft de meeste kans dat hij liegt om een mensenleven te redden, of om te voorkomen dat een mens letsel ondervindt - volgens de Eerste Wet.'

'Ja.'

'En in deze kwestie zouden beide robots de beroepsreputatie van hun meester beschermen, en liegen als dat nodig was. Onder deze omstandigheden staat de vakreputatie vrijwel gelijk aan het leven en de drang tot liegen zou bijna de kracht van de Eerste Wet hebben.'

'En toch zou de ene bediende door te liegen de faam van de meester van de andere omlaaghalen, vriend Elijah.'

'Dat wel, maar de robots hebben misschien een duidelijker beeld van de waarde van de reputatie van hun eigen meester, en schatten die oprecht groter dan die van de meester van de ander. Door zijn leugen, denkt de robot dan, veroorzaakt hij minder kwaad dan door de waarheid.' Toen Lije Baley dat gezegd had zweeg hij een ogenblik. Toen zei hij: 'Goed dan, kun je regelen dat ik met een van de robots praat? Het eerst maar, denk ik, met R. Idda.'

'De robot van dr. Sabbat?'

'Ja,' zei Baley droog, 'de robot van de jongeheer.'

'Het kost me maar een paar minuten,' zei R. Daneel. 'Ik heb een micro-ontvanger, uitgerust met een projector. Ik heb alleen maar een witte wand nodig en ik denk dat die daar goed is als ik een paar van die archiefkasten opzij mag zetten.'

'Ga je gang. Moet ik in een of andere microfoon spreken?'

'Nee, je kunt gewoon spreken. Geef me alsjeblieft nog een ogenblikje, vriend Elijah. Ik moet contact opnemen met het schip en het gesprek met R. Idda regelen.'

'Als dat even gaat duren, Daneel, geef me dan intussen de teksten van de getuigenissen tot nu toe?'

Lije Baley stak zijn pijp aan terwijl R. Daneel de apparatuur opstelde, en bladerde de dunne velletjes die hij gekregen had door.

Minuten gingen voorbij, en R. Daneel zei: 'Als je klaar bent, vriend Elijah - R. Idda is zover. Of wil je nog een paar minuten naar die teksten kijken?'

'Nee,' zuchtte Baley, 'ik kom niets nieuws te weten. Laat hem maar komen en zorg dat het gesprek wordt opgenomen en op schrift gezet.'

R. Idda, in zijn tweedimensionale projectie tegen de muur, was voornamelijk gebouwd van metaal - lang niet dat mensachtige schepsel dat R. Daneel was. Zijn lijf was groot maar hoekig en hij onderscheidde zich nauwelijks van de vele robots die Baley al gezien had, afgezien van kleine details in de bouw.

'Gegroet, R. Idda,' zei Baley.

'Gegroet, meneer,' zei R. Idda met een gedempte stem die verrassend menselijk klonk.

'Je bent de lijfdienaar van Gennao Sabbat, hè?'

'Zeker, meneer.'

'Hoe lang al, jongen?'

'Tweeëntwintig jaar, meneer.'

'En jij hecht veel waarde aan de reputatie van je meester?'

'Ja, meneer.'

'Zou je zeggen dat het belangrijk is om die reputatie te beschermen?'

'Ja, meneer.'

'Even belangrijk om zijn reputatie te beschermen als zijn lichamelijke leven?'

'Nee, meneer.'

'Even belangrijk om zijn reputatie te beschermen als de reputatie van iemand anders?'

R. Idda weifelde. 'Zulke kwesties moeten een voor een naar hun waarde beoordeeld worden, meneer,' zei hij. 'Een algemene regel valt er niet te geven.'

Baley aarzelde. Die Kosmieten-robots praatten gladder en slimmer dan Aardse modellen. Hij was er alles behalve zeker van dat hij er een de loef af kon steken. 'Als je tot het besluit kwam dat de reputatie van je meester belangrijker was dan die van iemand anders, bijvoorbeeld Alfred Barr Humboldt, zou je dan liegen om de reputatie van je meester te beschermen?' vroeg hij.

'Zeker, meneer.'

'Heb je gelogen bij je getuigenis over je meester in zijn controverse met dr. Humboldt?'

'Nee, meneer.'

'Maar als je gelogen had, zou je dat ontkennen om die leugen te dekken, hè?'

'Ja, meneer.'

'Nou,' zei Bailey, 'wat zeg je hier dan van. Je meester, Gennao Sabbat, is een jonge man met een grote reputatie in de wiskunde - maar jong. Als hij in zijn controverse met dr. Humboldt voor de verleiding bezweken was en onethisch had gehandeld, zou zijn reputatie een zekere schade leiden; maar hij is jong en zou tijd genoeg hebben om zich te herstellen. Hij zou heel wat intellectuele triomfen in het vooruitzicht hebben, en de mensen zouden deze poging tot plagiaat zien als de misgreep van een temperamentvolle jongeman die een beoordelingsfout had gemaakt. Dat zou iets zijn dat hij in de toekomst weer goed zou maken.

Als anderzijds dr. Humboldt voor de verleiding was bezweken, was het een veel ernstiger zaak. Hij is een oude man wiens grote daden gespreid zijn over eeuwen. Zijn reputatie is tot op heden onbezoedeld. Maar dat zou allemaal vergeten worden in het licht van dit ene misdrijf van zijn latere jaren, en hij kreeg in de betrekkelijk korte tijd die hem nog rest niet de kans dit weer goed te maken. Hij zou weinig meer kunnen presteren. In het geval van dr. Humboldt zou het werk van zoveel méér jaren zijn vernietigd dan in dat van je meester, en zijn kans om zijn positie terug te verwerven zou zoveel kleiner zijn. Je begrijpt toch dat de situatie voor Humboldt het ernstigst is en dat hij meer ontzien verdient te worden?'

Er was een lange stilte. Toen zij R. Idda met onbewogen stem: 'Mijn getuigenis was een leugen. Het was dr. Humboldts werk, en mijn meester heeft ten onrechte getracht de eer ervoor aan zich te trekken.'

'Heel goed, jongen,' zei Bailey. 'Je krijgt de opdracht hierover tegen niemand iets te zeggen tot de gezagvoerder van het schip je daar toestemming voor geeft. Je kunt gaan.'

Het beeld verdween en Baley lurkte aan zijn pijp. 'Denk je, Daneel, dat de gezagvoerder dat gehoord heeft?'

'Zeer zeker. Behalve wij is hij de enige getuige hiervan.'

'Goed. Nu de andere.'

'Maar heeft dat wel zin, vriend Elijah, in het licht van wat R. Idda heeft bekend?'

'Maar natuurlijk. De bekentenis van R. Idda betekent niets.'

'Niets?'

'Helemaal niets. Ik heb uitgelegd dat dr. Humboldts positie het slechtst was. Als hij had gelogen om Sabbat te beschermen, had hij natuurlijk de waarheid bekend, zoals hij ook beweert gedaan te hebben. Als hij, anderzijds, de waarheid had gesproken, was hij nu gaan liegen om Humboldt te beschermen. Het is nog steeds een spiegelbeeld; we hebben niets bereikt.'

'Maar wat bereiken we dan door R. Preston te ondervragen?'

'Als het spiegeleffect volmaakt zou zijn, niets. Maar dat is het niet. Tenslotte heeft één van de robots de waarheid verteld en éen heeft er gelogen, en dat is een asymmetrisch element. Laat me met R. Preston praten, en als het afschrift van R. Idda's ondervraging klaar is, laat het me dan brengen.'

De projector trad weer in werking. R. Preston staarde uit het beeld, in alle opzichten gelijk aan R. Idda, afgezien van een of ander onbetekenend borstornament.

'Gegroet, R. Preston,' zei Bailey. Terwijl hij sprak had hij het afschrift van de ondervraging van R. Idda voor zich.

'Gegroet, meneer,' zei R. Preston. Zijn stem was precies hetzelfde als die van R. Idda.

'Je bent de lijfdienaar van Alfred Barr Humboldt, hè?'

'Zeker, meneer.'

'Hoe lang al, jongen?'

'Tweeëntwintig jaar, meneer.'

'En jij hecht veel waarde aan de reputatie van je meester?'

'Ja, meneer.'

'Zou je zeggen dat het belangrijk is om die reputatie te beschermen?'

'Ja, meneer.'

'Even belangrijk om zijn reputatie te beschermen als de reputatie van iemand anders?'

R. Preston weifelde. 'Zulke kwesties moeten een voor een naar hun waarde beoordeeld worden, meneer,' zei hij. 'Een algemene regel valt er niet te geven.'

'Als je tot het besluit kwam dat de reputatie van je meester belangrijker was dan die van iemand anders,' zei Bailey, 'bijvoorbeeld Gennao Sabbat, zou je dan liegen om de reputatie van je meester te beschermen?'

'Zeker, meneer.'

'Heb je gelogen bij je getuigenis over je meester in zijn controverse met dr. Sabbat?'

'Nee, meneer.'

'Maar als je gelogen had, zou je dat ontkennen om die leugen te dekken, hè?'

'Ja, meneer.'

'Nou,' zei Bailey, 'wat zeg je hier dan van. Je meester, Alfred Barr Humboldt, is een oude man met een grote reputatie in de wiskunde - maar oud. Als hij in zijn controverse met dr. Sabbat voor de verleiding bezweken was en onethisch had gehandeld, zou zijn reputatie een zekere schade lijden; maar zijn hoge leeftijd en zijn prestaties van eeuwen zouden daartegenover staan en die zouden het winnen. De mensen zouden deze poging tot plagiaat zien als de misgreep van een misschien wel zieke oude man, die niet meer helder was in zijn oordeel.

Als anderzijds dr. Sabbat voor de verleiding was bezweken, was het een veel ernstiger zaak. Hij is een jonge man met een veel

onzekerder reputatie. Normaal zou hij nog eeuwen voor de boeg hebben om kennis te verzamelen en grote prestaties te verrichten. Die weg wordt nu voor hem afgesloten, onmogelijk gemaakt door die ene misgreep uit zijn jeugd. Hij heeft een veel langere toekomst te verliezen dan je meester. Je begrijpt toch dat de situatie voor Sabbat het ernstigst is, en dat hij meer ontzien verdient te worden?'

Er was een lange stilte. Toen zei R. Preston met onbewogen stem: 'Mijn getuigenis was zoals ik - ' Op dat moment brak hij af en zei niets meer.

'Ga alsjeblieft door, R. Preston,' zei Baley.

Er kwam geen antwoord.

'Ik vrees, vriend Elijah,' zei R. Daneel, 'dat R. Preston gestagneerd is. Hij is buiten werking.'

'Nou,' zei Baley, 'dan hebben we eindelijk een asymmetrie opgeroepen. Hieruit kunnen we afleiden wie de schuldige is.'

'Hoe dan, vriend Elijah?'

'Denk maar na. Veronderstel dat jij geen misdrijf had begaan en dat je lijfrobot dat kon getuigen. Dan hoefde je niets te doen. Je robot zou de waarheid vertellen en vóór je getuigen. Als je daarentegen het misdrijf wél begaan had, moest je erop vertrouwen dat je robot zou liegen. Dat zou een wat riskantere situatie zijn. Want al zou de robot liegen als dat nodig was, hij zou sterker geneigd zijn om de waarheid te spreken, zodat de leugen er minder overtuigend uit zou komen dan de waarheid. Om dat te voorkomen moet de man van het misdrijf de robot vermoedelijk bevélen te liegen. Dan zou de Eerste Wet versterkt worden door de Tweede Wet, en misschien zeer aanzienlijk versterkt.'

'Dat klinkt heel redelijk,' zei R. Daneel.

'Als we nu van beide robots er één hadden. De ene robot, niet versterkt, zou van de waarheid op de leugen overgaan, weliswaar na een aarzeling, maar zonder moeilijkheden. De andere, heel erg versterkt, zou van leugen op de waarheid overgaan, maar kon dat alleen op het gevaar af verschillende positronische paden in zijn brein door te branden en te stagneren.'

'En aangezien R. Preston gestagneerd is -'

'Is dr. Humboldt, de meester van R. Preston, de man die schuldig is aan plagiaat. Als je dit doorgeeft aan de gezagvoerder en aandringt dat hij dr. Humboldt meteen met die feiten confronteert, krijgt hij misschien een bekentenis los. Als dat gebeurt hoop ik dat onmiddellijk van je te horen.'

'Daar zal ik beslist voor zorgen. Wil je me verontschuldigen, vriend Elijah? Ik moet persoonlijk met de gezagvoerder spreken.'

'Maar natuurlijk. Neem de vergaderkamer. Die is beveiligd.'

 

Zolang R. Daneel weg was voerde Baley geen klap uit. Er hing een benauwende stilte. Veel hing af van de waarde van zijn analyse, en hij werd zich pijnlijk bewust van zijn gebrek aan ervaring in de robotica.

Binnen een half uur was R. Daneel terug - wel bijna het langste half uur uit Baley's bestaan. Het had natuurlijk geen zin de uitdrukking op het onbewogen gelaat van de androïde te willen peilen.

Baley hield zijn gezicht strak. 'Ja, R. Daneel?' vroeg hij.

'Precies zoals je zei, vriend Elijah. Dr. Humboldt heeft bekend. Hij rekende erop, zei hij, dat dr. Sabbat toe zou geven en hem één laatste triomf zou gunnen. De crisis is voorbij en je zult merken dat de gezagvoerder dankbaar is. Hij heeft mij toestemming gegeven je te zeggen dat hij je fijnzinnigheid grotelijks bewondert, en ik geloof dat ik zelf er profijt van zal hebben dat ik je heb aanbevolen.'

 

'Goed,' zei Baley, met slappe knieën en en vochtig voorhoofd, nu zijn beslissing juist was gebleken, 'maar Josafat, R. Daneel, doe me een lol en zet me niet nog eens zo voor het blok, hè?'

'Ik zal het zo goed mogelijk vermijden, vriend Elijah. Dat hangt natuurlijk af van het belang van de crisis, van je bereikbaarheid, en bepaalde andere factoren ... Maar ik heb een vraag.'

'Ja?'

'Zou men niet kunnen veronderstellen dat de overgang van de leugen naar de waarheid gemakkelijk is, en de overgang van de waarheid naar de leugen moeilijk? En zou in dat geval de gestagneerde robot niet juist van de waarheid naar de leugen overgaan? Zou men, aangezien R. Preston gestagneerd is, niet de conclusie kunnen trekken dat dr. Humboldt onschuldig was en dr. Sabbat schuldig?'

'Ja, R. Daneel. Zo had ik kunnen redeneren, maar de andere redenatie bleek de juiste. Humboldt heeft toch bekend?'

'Dat is zo. Maar hoe kon je, vriend Elijah, uit argumenten die twee richtingen op wezen zo snel de juiste richting kiezen?'

Een ogenblik trok Baley met zijn lippen. Toen kwamen ze tot rust en ze bogen zich tot een glimlach. 'Omdat ik, R. Daneel, rekening gehouden heb met menselijke reacties, niet met die van robots. Ik weet van mensen meer dan van robots. Met andere woorden, ik had een idee wie van de wiskundigen schuldig was vóór ik de robots ondervroeg. Zodra ik bij hen een asymmetrische reactie had opgeroepen, interpreteerde ik die domweg zo dat de schuld viel op de man die ik al schuldig achtte. De reactie van de robot was aangrijpend genoeg om de schuldige door de knieën te laten gaan; mijn analyse van het menselijk gedrag zou daarvoor niet genoeg zijn geweest.'

'Ik ben nieuwsgierig hoe je analyse van het menselijk gedrag was.'

'Josafat, R. Daneel! Denk na, dan hoef je niet te vragen. Behalve de kwestie van waar en onwaar is er een ander punt van asymmetrie in deze spiegelbeeldige geschiedenis. Daar is de kwestie van de leeftijd van de twee wiskundigen: de ene is heel oud en de andere heel jong.'

'Ja, natuurlijk, maar wat zou dat?'

'Nou, dit. Ik kan me een jonge man voorstellen die, overweldigd door een onverwacht, verbijsterend, revolutionair idee, hierover een oude man raadpleegt die hij vanaf zijn vroege studentenjaren beschouwd heeft als een halfgod op dat gebied. Ik kan me géén oude man voorstellen die, rijk aan eer en gewend aan triomfen, plotseling een verbijsterend en revolutionair idee krijgt en dan een man raadpleegt die eeuwen jonger is en die hij beslist als een snotneus beschouwt - of hoe een Kosmiet zoiets noemt. En als een jonge man de kans kreeg, zou hij dan het idee van een geëerde halfgod stelen? Dat zou ondenkbaar zijn. Aan de andere kant zou een oude man, die wist dat zijn krachten begonnen te tanen, best een laatste kans op roem kunnen grijpen, ervan uitgaande dat een nieuwkomer geen rechten bezat die hij hoefde te ontzien. Kortom, het was ondenkbaar dat Sabbat Humboldts idee zou pikken. En vanuit beide gezichtspunten was dr. Humboldt de schuldige.'

R. Daneel dacht daar lange tijd over na. Toen stak hij zijn hand uit. 'Ik moet nu gaan, vriend Elijah. Het was fijn je te zien. Ik hoop dat we elkaar spoedig weerzien.'

Baley greep hartelijk de hand van de robot. 'Als het je niet uitmaakt, R. Daneel,' zei hij, 'dan niet té spoedig.'