10
Het was pas acht uur toen ik terugkwam in het hotel, maar volgens mijn lijf was het al ver over middernacht. Ik was zo dom om in een diepe, droomloze slaap te vallen, zodat ik de volgende ochtend al om vijf uur wakker werd, toen het nog schemerde.
Ik lag nog een tijdje na te denken over wat ik de vorige dag had gezien en meegemaakt. Ondanks de keiharde ontkenning door de oude vrouw zei elke vezel in mijn lijf dat Pa Salt geen ongelijk kon hebben. Maar ik bedacht mistroostig dat ik geen idee had wat ik hierna kon doen. Wat de vrouw en haar dienstbode ook wisten, ze waren duidelijk niet van plan het mij te vertellen.
Ik haalde het tegeltje uit mijn handtas en probeerde voor de zoveelste keer de inscriptie te ontcijferen, maar gaf het al snel op. Wat had het voor zin? Het enige wat ik had waren een paar onleesbare, vervaagde woorden en een datum. Een moment in de tijd op de achterkant van een driehoekig stukje steen.
Om wat afleiding te hebben pakte ik mijn laptop. Tussen mijn e-mails was een bericht van de Braziliaanse uitgever voor wie ik had gewerkt en met wie ik contact had gehad toen ik op vliegveld Parijs-Charles de Gaulle drieënhalf uur op mijn transit had moeten wachten.
Beste Senhora D’Aplièse,
Het verheugt ons zeer dat u hebt besloten Brazilië te bezoeken. Onze kantoren zijn gevestigd in São Paulo, dus misschien is het voor u wat lastig om hierheen te komen voor een bezoekje, maar mocht u dat toch doen dan zouden we het geweldig vinden om met u persoonlijk kennis te maken. We hebben echter uw e-mail doorgestuurd aan Floriano Quintelas, de schrijver zelf, aangezien hij in Rio woont. Ik weet zeker dat hij u heel graag zal ontmoeten en u gedurende uw verblijf in ons mooie land met alle plezier zal willen bijstaan. Mocht u iets nodig hebben, aarzelt u dan alstublieft niet om het ons te vragen.
Hartelijke groeten,
Luciano Baracchini
Ik glimlachte spontaan vanwege de vriendelijkheid en warmte die het e-mailbericht uitstraalde. Door mijn vorige bezoek wist ik dat er hier een totaal andere cultuur heerste dan in het veel formelere Zwitserland. Ik twijfelde er ook geen moment aan dat deze mensen, die me niet eens kenden, me hartelijk zouden ontvangen en me op alle mogelijke manieren zouden helpen als ik een probleem had.
Ik ging weer achterover liggen en keek naar buiten, waar de zon boven de zee opkwam en het vroege ochtendverkeer al over de brede boulevard raasde. De stad ontwaakte.
Na gisteren was de vraag: moest ik wel dieper graven om de geheimen die Rio voor me verborgen hield te achterhalen?
Het enige alternatief was teruggaan naar Genève, en dat was op dit moment gewoonweg onmogelijk. Daarom besloot ik in elk geval nog een paar dagen te blijven en de toerist uit te hangen. Ik was wat mijn afkomst betreft dan wel op een doodlopend spoor beland, ik kon in elk geval de stad waar ik misschien geboren was ontdekken.
Ik kleedde me aan, nam de lift naar beneden en liep het hotel uit, stak de weg over en stond op het strand van Ipanema. Vanwege het vroege uur was het strand verlaten, en terwijl ik de golven tegemoetliep die stuksloegen op het zachte zand onder mijn voeten, draaide ik me om en bekeek ik Rio vanuit de zee.
Een massa gebouwen, allemaal verschillend van hoogte en omvang, verdrongen elkaar om een plek aan zee; boven de skyline van de stad waren nog net de toppen van de heuvels te zien. Rechts van me eindigde de uitgestrekte reep zand van de baai in een rotsachtige landtong. Links van me had ik een schitterend uitzicht op de tweelingberg Morro Dois Irmãos.
En terwijl ik daar stond, helemaal alleen, voelde ik de energie door mijn aderen stromen en overviel me een gevoel van lichtheid en bevrijding.
Dit is een deel van mij, en ik maak er deel van uit, ging het door me heen.
Intuïtief begon ik langs het strand te rennen, met mijn tenen gespannen voor houvast en steun in het gladde zand, en in een opwelling van intense vreugde strekte ik mijn armen wijd uit. Even later bleef ik hijgend staan, voorovergebogen, en ik moest lachen om mijn eigen, ongewone gedrag.
Ik verliet het strand, stak de weg over en liep een eind de stad in. Opvallend was de mengeling van koloniale en moderne gebouwen, die dankzij veranderende modes in de architectuur gedwongen waren als goede buren naast elkaar te leven.
Toen ik een hoek omsloeg kwam ik op een plein terecht waar kooplui bezig waren met het opzetten van hun kraampjes voor de vroege groente- en fruitmarkt. Ik bleef bij een kraam staan en pakte een perzik. De jongeman achter de perziken glimlachte naar me.
‘Die mag u meenemen, senhorita.’
‘Obrigada,’ zei ik, zette mijn tanden in het zachte, sappige vruchtvlees, en liep door. Plotseling bleef ik staan om omhoog te kijken, en weer zag ik de witte figuur van de Cristo boven me zweven.
‘Dát ga ik vandaag doen,’ zei ik hardop tegen mezelf.
Ineens realiseerde ik me dat ik geen flauw idee had waar ik was of hoe ver ik van het hotel was afgedwaald. Ik besloot simpelweg op het geluid van de branding af te gaan, en net als een postduif, bij wie de weg naar huis zit ingeprent, vond ik uiteindelijk de weg terug.
Ik ontbeet op het terras boven en voor het eerst sinds Pa’s overlijden had ik trek. Terug in mijn kamer zag ik dat er een aantal berichten op mijn mobieltje stond. Ik besloot ze te negeren, ik voelde er niets voor om het opgetogen gevoel dat ik nog steeds had, door wat voor realiteit dan ook te laten bederven. Maar in mijn inbox zat een e-mail met een afzender die mijn aandacht trok: Floriano Quintelas.
Lieve Senhorita D’Aplièse,
Van mijn uitgever hoorde ik tot mijn verrassing dat u hier in Rio bent. Ik zou het heel fijn vinden u persoonlijk te ontmoeten en misschien kan ik u een keer mee uit dineren of lunchen nemen om u te bedanken voor uw vertaalwerk aan mijn boek. Mijn Franse uitgevers verwachten dat het boek erg goed zal verkopen. Of misschien wilt u gewoon mijn prachtige stad door de ogen van een echte carioca bekijken? Mijn mobiele nummer staat onderaan dit bericht. En eerlijk gezegd zou ik diep beledigd zijn als u tijdens uw verblijf geen contact met me opneemt.
Ik sta tot uw beschikking.
Met hartelijke groeten,
Floriano Quintelas
Ik moest grinniken. Tijdens de veelvuldige contacten in het afgelopen jaar over De stille waterval was me al duidelijk geworden dat Floriano overbodige woorden louter verspilling vond.
Zou hij ook contact met mij opnemen als hij in Genève was en ik hem had aangeboden de stad te laten zien? En zou ik beledigd zijn als hij dat niet deed?
Het antwoord op beide vragen was ‘ja’.
De beste en minst actieve manier leek me om hem te sms’en. Ik weet niet meer precies hoeveel minuten het me kostte om het bericht op te stellen, te veranderen, te herschrijven, maar uiteindelijk was ik tevreden met het resultaat en drukte ik op ‘verzenden’.
Beste Floriano, ik vind het heerlijk om hier in Rio te zijn, en het zou leuk zijn – ik had ‘fijn’ verwijderd – om een keer een afspraak te maken. Ik ga nu toeristje spelen en de Corcovado
bezoeken, maar u kunt me op dit nummer bereiken. Met vriendelijke groeten, Maia D’Aplièse.
Tevreden dat het me was gelukt om in één bericht zowel warmte als afstand over te brengen – ik was tenslotte óók schrijver – ging ik naar de conciërge in de lobby om te informeren naar de mogelijkheden van een bezoek aan Christus de Verlosser.
‘Senhorita, er zijn twee mogelijkheden: de luxe variant of de authentieke ervaring,’ zei hij. ‘Maar persoonlijk zou ik u de tweede aanraden. Neem op straat een taxi naar Cosme Velho en zeg dat u de Cristo gaat bezoeken, en ga dan met de trein omhoog naar de berg Corcovado.’
‘Dank u wel.’
‘Graag gedaan.’
Tien minuten later zat ik in een taxi op weg naar Cosme Velho en de Cristo. Ik hoorde mijn mobieltje in mijn handtas overgaan, zag dat het Floriano Quintelas was en nam op.
‘Hallo?’
‘Senhorita D’Aplièse?’
‘Ja.’
‘Met Floriano. Waar bent u?’
‘In een taxi op weg naar de Cristo. Ik ben nu vlak bij het treinstation.’
‘Mag ik met u mee?’
Hij hoorde mijn aarzeling.
‘Als u liever alleen gaat, begrijp ik dat best.’
‘Nee, natuurlijk niet. Het lijkt me prettig om een lokale gids te hebben.’
‘Oké, als u dan met de trein de berg opgaat, zie ik u bovenaan bij de trap, afgesproken?’
‘Oké,’ antwoordde ik. ‘Maar hoe herkent u me? Het zal daar wel druk zijn.’
‘Ik herken u echt wel, Senhorita D’Aplièse. Ik heb uw foto op internet gezien. Adeus.’
Ik betaalde de chauffeur en stapte uit voor het Estação do Corcovado, het piepkleine stationnetje aan de voet van de berg, en vroeg me af hoe Floriano Quintelas eruitzag. Ik had hem tenslotte nog nooit ontmoet en was alleen op zijn schrijfstijl verliefd geworden.
Ik kocht een kaartje en stapte aan boord van de uit twee rijtuigen bestaande trein. Hij deed me denken aan de fragiele bergtreintjes in de Alpen, die zich als een slang tegen de bergen op kronkelen. Ik ging zitten en hoorde een kakofonie aan talen om me heen, maar opvallend genoeg geen Portugees. Nadat de trein eindelijk in beweging was gekomen, keek ik uit op een dichtbeboste helling, vol bewondering voor het feit dat er vlak bij een grote stad zo’n wildernis kon bestaan. Zoiets zou in Genève nooit mogen.
Mijn hoofd werd steeds verder achterover gedrukt naarmate we hoger kwamen, en ik vond het indrukwekkend dat de mens in staat was een voertuig te ontwerpen dat mij en mijn medepassagiers over een vrijwel verticale berghelling kon vervoeren. Hoe hoger ik kwam, hoe spectaculairder het uitzicht werd, totdat we ten slotte bij een stationnetje tot stilstand kwamen, waar iedereen uitstapte.
Toen ik omhoogkeek had ik uitzicht op de hielen van Christus de Verlosser, die op een hoge sokkel waren vastgezet. Het beeld torende zo hoog boven me uit dat ik de rest nauwelijks kon zien. Mijn medepassagiers begonnen de trap naar het beeld te beklimmen, en ik begon te twijfelen of Floriano me bovenaan of onderaan de trap zou ontmoeten. Maar om niet nog meer tijd te verspillen begon ik maar gewoon te klimmen. En te klimmen. Een paar honderd treden hoger bleef ik hijgend van de hitte en de inspanning staan om op adem te komen.
‘Olá, Senhorita D’Aplièse. Het is me een genoegen u eindelijk persoonlijk te ontmoeten.’
Een paar warme bruine ogen keek me glimlachend en vanwege mijn verbaasde gezicht een tikkeltje geamuseerd aan.
‘U bent Floriano Quintelas?’
‘Ja! Herkent u me niet van mijn auteursportret?’
Ik nam het knappe, gebruinde gezicht in me op, de volle lippen die in een brede grijns witte, gelijkmatige tanden toonden. ‘Jawel, maar,’ zei ik terwijl ik naar de trap onder me gebaarde, ‘hoe is het mogelijk dat u hier eerder bent dan ik?’
‘Omdat ik hier al was, senhorita,’ zei hij grinnikend.
‘Hoezo, hoe kan dat nou?’ vroeg ik stomverbaasd.
‘U heeft duidelijk mijn biografie niet goed gelezen. Anders had u wel geweten dat ik historicus van beroep ben. En dat ik zo af en toe als gids kan worden ingehuurd door elk gedistingeerd persoon die mijn superieure kennis van Rio tot zich wenst te nemen.’
‘Ah, juist.’
‘Om u de waarheid te zeggen kan ik nog niet leven van de opbrengst van mijn boek, daarom vul ik hiermee mijn inkomen als schrijver aan,’ biechtte hij op. ‘Maar het is niet echt zwaar werk om bezoekers mijn prachtige stad te laten zien en ze erover te vertellen. En vanochtend had ik een groep rijke Amerikanen die hier vóór de grote stroom wilden zijn. U ziet dat het nu al erg druk is.’
‘Inderdaad.’
‘Dus, Senhorita D’Aplièse, ik sta tot uw beschikking.’
‘Dank u,’ zei ik, nog wat van slag doordat hij al direct en zo onverwacht voor me had gestaan.
‘Bent u klaar voor de geschiedenis van het meest iconische monument van Brazilië? En u hoeft me na afloop echt geen fooi te geven,’ grapte hij, terwijl hij me tussen de menigtes door naar het terras voor het beeld loodste. ‘Hiervandaan heb je het beste uitzicht op Hem. Is Hij niet ongelooflijk?’
Ik liet mijn blik omhooggaan naar het zachtaardige gezicht van de Cristo, terwijl Floriano over de geschiedenis van de oprichting van het beeld vertelde. Ik was zó vervuld van de aanblik van het beeld dat ik nauwelijks in staat was om die informatie te verwerken.
‘Het echte wonder is dat er tijdens de bouw niemand is omgekomen. Interessant is ook het feit dat de projectleider als jood aan de bouw begon, maar zich tegen het einde tot het christendom bekeerde. Senhor Levy heeft alle namen van zijn gezin opgeschreven en vastgelegd in het hart van de Cristo voordat het met beton in het standbeeld werd ingesloten.’
‘Wat een mooi verhaal.’
‘Er bestaan veel van dat soort ontroerende verhalen. Nog een voorbeeld,’ en hij wenkte me naar voren tot vlak bij het beeld, ‘de hele buitenkant van de Cristo bestaat uit een mozaïek van driehoekjes van speksteen. Societydames zijn maandenlang bezig geweest om ze op een netwerk van stof te plakken en die tot grote panelen te vormen, zodat de buitenste laag flexibel was en er geen scheuren over het hele standbeeld zouden kunnen ontstaan. Een oude dame die daar destijds aan heeft meegewerkt vertelde me eens dat veel vrouwen de namen van hun geliefden en een boodschap of gebed op de achterkant van die tegeltjes schreven. En daar zijn ze dan, voor altijd verbonden aan de Cristo.’
Mijn hart sloeg over, ik staarde hem stomverbaasd aan.
‘Senhorita Maia, is er iets? Is het iets wat ik heb gezegd?’
‘Dat is een lang verhaal,’ was het enige wat ik kon uitbrengen toen ik mijn stem weer terug had.
‘Nou, u kunt zich voorstellen dat ik een groot liefhebber ben van lange verhalen,’ zei hij ondeugend glimlachend. In afwachting van net zo’n glimlachje keek hij me nadrukkelijk aan, maar zijn gezicht kreeg ineens een bezorgde uitdrukking. ‘U ziet plotseling bleek, senhorita. Misschien te veel zon. We nemen een foto – en u moet natuurlijk net als de Cristo met uw armen wijd voor het beeld gaan staan – en dan gaan we naar het café om wat water voor u te halen.’
Dus volgde ik Floriano’s instructies op en poseerde ik voor het standbeeld, net als honderdduizenden toeristen voor me. Ik voelde me ontzettend dom zoals ik daar stond, met mijn armen uitgestrekt en mijn gezicht in een krampachtige poging tot een glimlach.
Toen dat gebeurd was bracht hij me terug naar de trap en naar een café in de schaduw en zei dat ik aan een van de tafeltjes moest gaan zitten. Hij kwam even later terug en ging tegenover me zitten, zette een fles water op tafel en schonk twee glazen vol. ‘En, vertel eens, wat is uw verhaal?’
‘Floriano, het is echt heel ingewikkeld,’ zei ik met een zucht, meer kon ik op dat moment niet zeggen.
‘En ik ben een vreemde voor u en u vindt het wat ongemakkelijk om het mij te vertellen. Dat begrijp ik,’ zei hij, met een onverstoorbaar knikje. ‘Zo zou ik dat ook ervaren. Mag ik u twee vragen stellen?’
‘Uiteraard.’
‘Ten eerste, is uw “heel ingewikkelde verhaal” de reden dat u in Rio bent?’
‘Ja.’
‘En ten tweede, wat heb ik gezegd waardoor u zo geschokt was?’
Ik nam een slokje water en dacht ondertussen over die vraag na. Het probleem was dat als ik dat vertelde, het erop zou neerkomen dat ik alles moest uitleggen. Maar aangezien hij waarschijnlijk een van de weinige mensen was die me kon vertellen of de gladde, driehoekige tegel met die vage woorden aan de achterkant ooit bedoeld was voor de Cristo, had ik niet veel keus.
‘Ik zou u iets willen laten zien,’ zei ik ten slotte.
‘Laat maar zien,’ moedigde hij me aan.
‘Het ligt in mijn kluisje in het hotel.’
‘Is het kostbaar?’ Floriano trok een wenkbrauw op.
‘Nee, althans niet in geld uitgedrukt, maar voor mij wel.’
‘Nou ja, ik zit nu al drie lange uren bij de Cristo, dus ik stel voor u naar uw hotel te rijden en dat u het voorwerp, wat het ook moge zijn, ophaalt en aan me laat zien.’
‘Heus, Floriano, ik wil je niet tot last zijn.’
‘Senhorita Maia,’ zei hij, terwijl hij opstond. ‘Ik moet toch naar beneden, de berg af, dus dan kunt u net zo goed meegaan. Kom, we gaan.’
‘Oké, dank je.’
Tot mijn verrassing liep hij niet naar de trein maar naar een minibusje dat bij het café geparkeerd stond. Hij stapte in, groette de chauffeur en gaf hem een amicale klap op zijn rug. Er zaten al passagiers in het busje, we namen plaats en reden even later over een kronkelende, door dichte jungle omgeven weg naar beneden. Een paar minuten later kwamen we aan op een parkeerterrein. Floriano liep naar een rood Fiatje en deed het portier van het slot.
‘Soms willen mijn klanten niet via de pittoreske route, dus dan breng ik ze rechtstreeks hierheen,’ legde hij uit. ‘En, senhorita, waar gaat de reis naartoe?’
‘Het Caesar Park Hotel in Ipanema.’
‘Perfect, want mijn favoriete restaurant ligt daar net om de hoek, en mijn maag zegt dat het tijd wordt voor de lunch. Ik ben dol op eten,’ verklaarde hij, toen we met grote snelheid de rest van de steile en slingerende weg omlaag aflegden. ‘Ik moet bekennen dat ik het heel spannend vind om te ontdekken wat je me wilt laten zien,’ zei hij, toen we van de Corcovado af kwamen en ons in de eindeloze verkeersstroom van Cosme Velho naar het centrum voegden.
‘Het stelt waarschijnlijk niks voor,’ zei ik.
‘Dan is er ook niks verloren als je het mij laat zien,’ zei hij nuchter.
Tijdens de rit wierp ik af en toe een steelse blik op mijn nieuwe vriend. Ik vond het altijd een aparte ervaring om iemand te ontmoeten met wie ik alleen nog had gecorrespondeerd of gemaild. Maar eigenlijk was Floriano precies zoals ik me hem, afgaande op zijn romans en e-mails, had voorgesteld.
Hij was ontzettend knap en in het echt véél aantrekkelijker dan op zijn auteursportret, en dat kwam door zijn losse charme en zijn energie. Alles aan hem – van zijn dikke zwarte bos haar en zijn zongebruinde huid tot aan zijn gespierde en sterke lijf – straalde zijn Zuid-Amerikaanse afkomst uit.
Maar de ironie wilde dat hij mijn type niet was. Ik voelde me elke keer weer aangetrokken tot het andere uiterste: het westerse type met zijn blonde uitstraling en lichte huid. Misschien omdat dat ook de tegenpool was van mijn mediterrane uiterlijk, bedacht ik.
‘Zo,’ zei hij, toen hij op het voorplein van het hotel stopte, ‘loop jij maar naar boven om dat waardevolle voorwerp op te halen, ik wacht hier wel.’
In mijn suite haalde ik snel een kam door mijn haar en deed wat lipstick op, haalde het tegeltje uit de safe en stopte het in mijn handtas.
‘Zo, en nu gaan we lunchen,’ kondigde Floriano aan, toen ik weer in zijn Fiatje stapte en we snel wegreden. ‘Het is hier net om de hoek, maar het kan even duren eer we een plekje voor de auto hebben.’ Een paar minuten later wees hij naar een wit huis in koloniale stijl, waar op een fraai terras tafels waren gedekt. ‘Daar gaan we heen. Stap jij maar vast uit en regel een tafeltje. Ik ben zo terug.’
Een serveerster bracht me naar een plekje in de schaduw. Ik keek naar de mensen om me heen en checkte mijn mobieltje op berichten. Mijn hart begon weer te bonzen toen ik de stem van Zed hoorde, die meldde dat hij Atlantis had gebeld en van de huishoudster te horen had gekregen dat ik in het buitenland zat. Hij vond het jammer dat hij me gemist had, want hij zou de volgende dag naar Zürich vertrekken.
Dat betekende dat ik nu veilig naar huis kon gaan…
‘Meu Deus! Ik laat je een paar minuten alleen en je hebt alwéér zo’n rare kleur,’ riep Floriano uit, die inmiddels tegenover me was komen zitten en me met een vorsende blik aankeek. ‘Wat is het déze keer?’
Het verbaasde me dat hij voor de tweede keer had aangevoeld dat ik gespannen was. En ik besefte dat ik voor deze man met zijn natuurlijke, feilloze intuïtie moeilijk iets zou kunnen verbergen.
‘O, niks,’ zei ik, en ik stopte mijn mobieltje in mijn handtas. ‘Ik ben juist erg opgelucht.’
‘Mooi. Nou, ik ga een Bohemia bestellen, doe je mee?’
‘Ik ben eerlijk gezegd niet zo’n bierliefhebber.’
‘Maar Maia, je bent in Rio! Je móét een biertje nemen. Een biertje of een caipirinha, en ik kan je verzekeren dat die heel wat sterker is.’
Dus ging ik maar voor het bier, en toen de serveerster kwam opnemen bestelden we allebei de sandwich met biefstuk die Floriano had aanbevolen.
‘Het is Argentijns vlees, en hoewel we die lui haten omdat ze veel te vaak van ons winnen met voetbal, eten we maar al te graag hun koeien,’ zei hij grijnzend. ‘Maar ik kan echt niet langer wachten tot je dat dierbare ding van jou laat zien.’
‘Oké.’ Ik haalde het tegeltje uit mijn tas en legde het voorzichtig op de schragentafel tussen ons in.
‘Mag ik?’ vroeg hij, en reikte er al naar.
‘Natuurlijk.’
Ik bleef naar hem kijken toen hij het voorzichtig pakte en bestudeerde. Hij draaide het om en keek naar de vervaagde woorden op de achterkant.
‘Oké,’ zei hij met een zucht. ‘Maar nou begrijp ik waarom je zo geschokt was. En je hoeft het niet eens te vragen, want het lijkt me zeker dat dit tegeltje ooit bedoeld was om het lichaam van de Cristo te versieren. Zo, zo,’ was zijn commentaar, en hij was er even stil van. Uiteindelijk vroeg hij: ‘Kun je me vertellen hoe je hieraan bent gekomen?’
Dus nadat het bier en de sandwiches waren geserveerd vertelde ik Floriano het hele verhaal. Hij luisterde geduldig en onderbrak me alleen als hij over een bepaald detail meer wilde weten. Toen ik eindelijk klaar was met mijn verhaal, was Floriano’s bord leeg en had ik mijn sandwich nauwelijks aangeraakt.
‘En nu draaien we de rollen om. Jij eet en ik praat.’ Hij wees naar mijn bord en ik volgde zijn bevel op. ‘Ik kan je met één ding zeker helpen, en dat is de naam van de familie die in A Casa das Orquídeas woont. De familie Aires Cabral is heel bekend in Rio, het is een aristocratische familie. Ze stammen af van de voormalige Portugese koninklijke familie. Heel wat Aires Cabrals hebben een rol gespeeld in de tweehonderdjarige geschiedenis van Rio.’
‘Maar ik heb geen enkel bewijs waarmee ik de oude vrouw kan laten zien dat ik gerelateerd ben aan haar familie,’ zei ik.
‘Nou, dat weten we nog niet. En dat geldt eigenlijk voor alles zolang we geen behoorlijk onderzoek hebben gedaan,’ zei Floriano. ‘Ten eerste is het voor mij heel makkelijk om via geboorteaktes en huwelijks- en overlijdensregisters hun geschiedenis te achterhalen. Ik ben ervan overtuigd dat bij zo’n prominente katholieke familie die registers altijd nauwkeurig zijn bijgehouden. En daarna moeten we de namen op het tegeltje zien te ontcijferen en kijken of die met een Aires Cabral matchen.’
Ik begon me wat licht in mijn hoofd te voelen door de combinatie van vroeg opstaan, mijn jetlag en het bier. ‘Is dat het waard?’ vroeg ik hem. ‘Ook al zouden de namen matchen, dan nóg vraag ik me af of die oude vrouw ook maar iets zou toegeven.’
‘Eén stap tegelijk, Maia. En alsjeblieft, probeer wat minder moedeloos te zijn. Je bent helemaal hierheen komen vliegen om je geschiedenis te achterhalen, dan kun je niet na een dag al opgeven. Dus met jouw toestemming ga ik detective spelen, en jij gaat terug naar het hotel om een dutje te doen. Oké?’
‘Heus, Floriano, ik wil je echt niet tot last zijn.’
‘Last? Voor een historicus als ik is dit een geschenk! Maar ik waarschuw je: het kan zomaar gebeuren dat een deel van je verhaal in mijn volgende boek terechtkomt,’ zei hij glimlachend. ‘En mag ik dit meenemen?’ vroeg hij, wijzend op het tegeltje. ‘Misschien wip ik even langs bij het Museu da República om te zien of daar een van mijn vriendjes met hun magische uv-apparatuur in het lab rondhangt. Die kunnen me vrijwel zeker helpen bij het ontcijferen van de inscriptie op de achterkant.’
‘Ja, natuurlijk,’ zei ik, want het leek me wat bot om te weigeren. Plotseling zag ik dat er achter Floriano twee jonge vrouwen van in de twintig een beetje verlegen ronddrentelden.
‘Neem me niet kwalijk, maar bent u Senhor Floriano Quintelas?’ vroeg een van de meisjes, terwijl ze dichterbij kwam.
‘Ja, dat ben ik.’
‘We wilden alleen maar even zeggen dat we uw boek heel mooi vonden. En mogen we alstublieft uw handtekening?’ Het meisje haalde een notitieboekje en een pen tevoorschijn en gaf ze aan Floriano.
‘Natuurlijk,’ zei hij glimlachend, en ondertussen met de meisjes babbelend zette hij zijn handtekening. Blozend van opwinding vertrokken de twee.
‘Zo, dus je bent beroemd?’ zei ik plagerig toen we opstonden van tafel.
‘In Rio, ja,’ en hij haalde zijn schouders op. ‘Mijn boek was hier een bestseller, maar alleen omdat ik mensen betaald heb om het te lezen,’ grapte hij. ‘Een aantal landen heeft het gekocht om te laten vertalen, daar komt het volgend jaar uit. Dus we zullen afwachten of ik straks mijn beroep als gids kan opgeven en fulltime kan gaan schrijven.’
‘Nou, ík vond het een mooi en ontroerend boek en ik denk dat het goed zal verkopen.’
‘Dank je, Maia,’ zei hij. ‘Nou, je hotel is hier vlakbij,’ vervolgde hij, en wees me hoe ik moest lopen. ‘Ik moet ervandoor voordat de afdelingen in het museum waar ik moet zijn, sluiten. Zullen we vanavond rond zeven uur afspreken in de lobby van het hotel? Misschien heb ik dan al een paar antwoorden voor je.’
‘Graag, als je tijd hebt.’
‘Heb ik. Tchau.’
Hij zwaaide naar me, en ik zag hem resoluut weglopen. Ik liep de andere kant op en realiseerde me dat deze man – historicus, schrijver, beroemdheid en deeltijdgids – een mens vol verrassingen was.