48
Hoewel ik al ruim veertien jaar niet meer met iemand naast me had geslapen, werd ik tot mijn verbazing pas wakker toen ik een voorzichtige por tegen mijn schouder voelde en Floriano van bovenaf naar me zag kijken, al helemaal aangekleed.
‘Ik heb koffie voor je gezet.’ Hij wees naar de mok op het nachtkastje.
‘Dank je,’ zei ik slaperig. ‘Hoe laat is het?’
‘Half negen. Ik moet naar het vliegveld. Over drie uur vertrekt mijn vlucht naar Parijs al.’
‘En ik moet naar mijn hotel om me om te kleden.’ Meteen maakte ik aanstalten om uit bed te komen. ‘Om tien uur moet ik al in het klooster zijn.’
Floriano legde zijn hand op mijn arm om me tegen te houden. ‘Hoor eens, ik weet niet wat je plannen zijn nadat je Beatriz hebt gesproken, maar vergeet niet wat ik gisteravond heb gezegd. Kom naar Parijs, querida. Ik wil dolgraag bij je zijn. Beloof je dat je erover zult nadenken?’
‘Ja, dat beloof ik.’
‘Mooi zo.’ Floriano krabde aan zijn neus en lachte wrang. ‘Ik zeg het niet graag, maar dit gesprek doet me denken aan Bel en Laurent. Hopelijk loopt het met ons beter af.’ Met zijn hand streek hij een verdwaalde haarlok van mijn voorhoofd en daarna drukte hij er een kusje op. ‘À bientôt, en succes straks. Nu moet ik echt weg.’
‘Goede reis.’ Ik keek hem na terwijl hij naar de deur liep.
‘Dank je. Trek de deur maar achter je dicht als je weggaat. Over een paar dagen is Petra er weer. Dag querida.’
Een paar tellen later hoorde ik de voordeur dichtklikken en sprong ik uit bed om me aan te kleden. Ik verliet het appartement en liep snel door de straten van Ipanema naar mijn hotel. Met opgeheven hoofd liep ik de lobby in en vroeg bij de balie naar de sleutel, zonder acht te slaan op de blik waarmee de receptioniste mijn verfomfaaide uiterlijk opnam. Ik vroeg haar of Pietro over twintig minuten tijd had om me naar het klooster te brengen.
In mijn suite nam ik een snelle douche, een beetje met tegenzin omdat ik Floriano’s geur niet van me af wilde spoelen. Daarna trok ik snel iets degelijkers aan en een kwartier later stond ik in de lobby. Ik zag dat Pietro buiten al op me stond te wachten en hij glimlachte naar me toen ik in de auto stapte.
‘Senhorita D’Aplièse, hoe gaat het met u? Ik heb u al een paar dagen niet gezien. We gaan naar het hospice in het klooster, toch?’ vroeg hij voor de zekerheid.
‘Ja,’ zei ik terwijl we wegreden. Daarna probeerde ik mijn hoofd leeg te maken voor het gesprek dat me te wachten stond.
Bij aankomst stond Yara me al nerveus op te wachten. ‘Hallo Senhorita Maia. Bedankt dat u gekomen bent.’
‘U bedankt, omdat u dit geregeld hebt.’
‘Eerlijk gezegd had ik er niets mee te maken. Senhora Beatriz heeft me zelf gevraagd contact met u op te nemen. Ze weet dat ze niet lang meer te leven heeft. Bent u er klaar voor?’ In haar ogen stond medeleven te lezen.
Ik zei van wel en ze ging me voor door een aantal brede, donkere gangen naar de vleugel waar het hospice gevestigd was. Zodra ze de dubbele deuren openduwde en we erdoorheen liepen, rook ik ontsmettingsmiddel, gecombineerd met een andere ondefinieerbare geur die ik kende uit elk ziekenhuis waar ik ooit geweest was. De laatste keer was toen ik moest bevallen van mijn zoontje.
‘Senhora Beatriz ligt daar.’ Ze wees naar een deur aan het eind van de hal. ‘Ik zal even vragen of ze in staat is om u te ontvangen.’
Terwijl ik op het bankje bij de deur ging zitten, nam ik me voor om me niet van de wijs te laten brengen, wat Beatriz ook tegen me te zeggen had. Het verleden was voorbij en gisteren was mijn toekomst eindelijk begonnen.
De deur van Beatriz’ kamer ging open en Yara gebaarde dat ik binnen mocht komen. ‘Ze is vanmorgen heel helder. Tegen de verpleegster heeft ze gezegd dat ze geen medicijnen wil totdat ze u gesproken heeft, omdat ze goed wil kunnen nadenken. U hebt ongeveer een uur totdat de pijn te erg wordt.’ Ze loodste me mee de kamer in, die ruim en licht was en een prachtig uitzicht bood op de bergen en de oceaan beneden. Op het ziekenhuisbed na leek het net een gewone slaapkamer.
‘Goedemorgen, Maia,’ begroette Beatriz me verrassend hartelijk, vanuit een stoel bij het raam. ‘Bedankt dat je gekomen bent. Ga zitten.’ Ze wees naar een houten stoel tegenover haar. ‘Laat ons maar even alleen, Yara.’
‘Ja, senhora. Druk maar op de bel als u iets nodig hebt.’ Ze liep de kamer uit.
Tijdens het gesprekje tussen bazin en werkneemster had ik de tijd genomen om Beatriz eens goed te bekijken. Na wat Yara me over haar verteld had, probeerde ik haar in een ander licht te zien. Qua uiterlijk leek ze in ieder geval niet op Izabela, haar moeder. Ongetwijfeld had ze de blekere, Europese trekken van haar vader geërfd. Nu zag ik pas dat haar ogen nog steeds felgroen waren. In haar ingevallen gezicht staken ze enorm af.
‘Maia, allereerst wil ik je mijn excuses aanbieden. Toen ik je de tuin in zag lopen, het evenbeeld van mijn moeder, schrok ik me een hoedje. En dan die ketting die je draagt... Net als Yara herkende ik die ogenblikkelijk. Mijn moeder, Izabela, heeft hem aan me nagelaten en ik heb hem aan mijn eigen dochter gegeven, op haar achttiende verjaardag.’ Opeens kreeg ze tranen in haar ogen, van de pijn of van verdriet, dat wist ik niet zeker. ‘Neem me niet kwalijk, Maia, ik had tijd nodig om na te denken over wat ik aan moest met je plotselinge komst hierheen, zo kort voordat ik dit leven moet verlaten.’
‘Senhora Beatriz, zoals ik al eerder heb gezegd, ben ik niet uit op geld of een erfenis of...’
Ze stak een bevende hand op om me het zwijgen op te leggen. ‘Ten eerste, zeg maar Beatriz. Jammer genoeg is het een beetje laat om nog “oma” te gaan zeggen, vind je niet? En ten tweede, hoewel je timing bijna geen toeval kon zijn, maakte ik me daar niet zo druk om. Tegenwoordig is het heel gemakkelijk te achterhalen of er een verwantschap bestaat. Trouwens, je gezicht spreekt boekdelen.’ Ze zuchtte. ‘Nee, mijn twijfels hadden een andere oorzaak.’
‘En die is?’
‘Maia, elk kind dat geadopteerd is of op jonge leeftijd een ouder verliest, heeft de neiging om zijn biologische ouders op een voetstuk te plaatsen. Dat deed ik in ieder geval wel bij mijn eigen moeder. In mijn hoofd was Izabela een madonna, een perfecte vrouw. Al zal ze in werkelijkheid heus wel haar tekortkomingen hebben gehad, net als iedereen.’
‘Ja, dat zal wel,’ zei ik.
Even keek ze me onderzoekend aan. ‘Dus toen ik je wanhoop zag om meer te weten te komen over je eigen moeder en de redenen waarom ze je heeft afgestaan, wist ik dat ik niet zou kunnen liegen als ik ermee zou instemmen om je vragen te beantwoorden. En dat als ik je de waarheid vertelde, ik het beeld kapot zou maken dat je van haar hebt.’
‘Dat moet een enorm dilemma voor u zijn geweest,’ probeerde ik haar gerust te stellen. ‘Misschien helpt het als ik zeg dat ik tot aan de dood van mijn adoptievader zelden over mijn echte moeder heb nagedacht. Of over mijn vader, trouwens. Ik heb een heel gelukkige jeugd gehad, was dol op mijn vader. En Marina, de vrouw die mij en mijn zussen heeft grootgebracht, was heel zorgzaam. Dat is ze nog steeds.’
‘Dat is een pak van mijn hart,’ beaamde Beatriz. ‘Want helaas is het verhaal over je adoptie geen prettig verhaal om te horen. Het is vreselijk om als moeder toe te moeten geven dat je moeite hebt om van je eigen kind te houden, maar tot mijn spijt heb ik dat met Cristina, je moeder. Vergeef me, Maia, ik wil je niet nog meer verdriet doen. Maar je bent duidelijk een intelligente vrouw en ik wil je al helemaal niet voorliegen. Daar zou je zo doorheen prikken, dat weet ik zeker. Denk erom, net zoals ouders hun kinderen niet voor het kiezen hebben, hebben kinderen hun ouders niet voor het kiezen.’
Ik begreep wat Beatriz me wilde vertellen en vroeg me even af of het misschien beter zou zijn om het niet te weten. Maar ik was nu al zo ver gekomen en ik vond dat Beatriz een kans verdiende om het uit te leggen. Dus haalde ik diep adem. ‘Vertel me maar over Cristina,’ zei ik zacht.
Beatriz zag dat mijn besluit vaststond. ‘Prima. Yara zegt dat ze al het een en ander over mij heeft verteld, dus je zult wel gehoord hebben dat mijn man – jouw grootvader – en ik heel gelukkig getrouwd waren. Als kers op de taart kwamen we erachter dat ik zwanger was. Onze zoon stierf een paar weken na de geboorte, dus toen Cristina een paar jaar later geboren werd, vonden we dat nog een groter wonder.’
Ik ademde diep in, want onwillekeurig dacht ik aan mijn eigen zoontje.
‘Na wat ik zelf als kind had meegemaakt,’ vervolgde ze, ‘was ik vastbesloten om ervoor te zorgen dat mijn kindje zo veel liefde zou krijgen als haar vader en ik haar maar konden geven. Maar bot gezegd was Cristina al vanaf de geboorte een moeilijk kind. ’s Nachts sliep ze zelden door en tegen de tijd dat ze een peuter was, kreeg ze last van enorme driftbuien die soms urenlang aanhielden. Later op school had ze voortdurend problemen. We kregen vaak brieven van de leraren omdat ze weer eens een meisje had gepest en aan het huilen had gemaakt. Het is vreselijk om toe te geven...’ Haar stem trilde omdat ze het pijnlijk leek te vinden om eraan terug te denken. ‘... maar Cristina leek er niet mee te zitten als ze mensen kwetste. Achteraf had ze er nooit spijt van.’ Ze keek me met een gekwelde blik aan. ‘Maia, liefje, zeg het alsjeblieft als je wilt dat ik ophoud.’
‘Nee, vertel maar verder,’ moedigde ik haar als verdoofd aan.
‘Natuurlijk liep het helemaal de spuigaten uit toen ze in de puberteit kwam. Haar vader en ik waren de wanhoop nabij omdat ze totaal geen respect voor gezag had, niet voor ons en niet voor andere mensen. Het trieste aan het verhaal is dat ze buitengewoon intelligent was, daar herinnerden haar leraren ons keer op keer aan. Op jonge leeftijd is haar IQ getest en dat was ver boven het gemiddelde. De afgelopen jaren is er veel onderzoek gedaan naar problemen met de mentale gezondheid en heb ik artikelen gelezen over het syndroom van Asperger. Heb je daar weleens van gehoord?’
Ik knikte.
‘Blijkbaar hebben mensen die daaraan lijden vrijwel altijd een hoog IQ en beschikken ze over weinig inlevingsvermogen. Dat is de beste manier waarop ik je moeder kan beschrijven. Al zei Loen, de moeder van Yara, altijd dat Cristina haar deed denken aan mijn grootmoeder Luiza. Zelf kan ik me haar amper herinneren. Ze is gestorven toen ik bijna twee was, rond dezelfde tijd als mijn moeder.’
‘Ja, dat heeft Yara me verteld.’
‘Dus of het nou een kwestie van aanleg was, of dat er inmiddels een officiële diagnose gesteld zou kunnen worden, of een combinatie van beide, Cristina was behoorlijk onhandelbaar. En de deskundigen die we hebben geraadpleegd, konden ons niet helpen.’ Verdrietig schudde ze haar hoofd. ‘Op haar zestiende ging ze steeds vaker uit, naar louche bars in de stad waar ze met de verkeerde mensen in aanraking kwam. Je kunt je wel voorstellen dat dat in Rio, zeker vijfendertig jaar geleden, extreem gevaarlijk kon zijn. Meer dan eens werd ze naar huis gebracht door de polícia, dronken en verslonsd. Ze dreigden haar te vervolgen voor drankgebruik door een minderjarige en daardoor leek ze een tijdje iets te bedaren. Tot we erachter kwamen dat ze spijbelde en onder schooltijd met haar vrienden optrok. Veel van hen woonden in de favela’s en daar gingen ze dan heen.’
Beatriz aarzelde even en staarde uit het raam naar de bergen in de verte, alvorens haar blik weer op mij te richten. ‘Uiteindelijk moest de school haar wel wegsturen. Ze was betrapt met een fles rum in haar schooltas, waar ze de andere meisjes van had laten drinken. Die middag kwamen ze allemaal dronken in het klaslokaal aan. Haar vader en ik namen een privéleraar in dienst, zodat ze ten minste haar diploma kon halen en we haar beter in de gaten konden houden. Soms sloten we haar zelfs op in haar kamer als ze ’s avonds op pad wilde, maar dan werd ze woest. Trouwens, ze vond altijd wel een manier om te ontsnappen. Ze was volkomen losgeslagen. Liefje, wil je me dat glas water op mijn nachtkastje even aangeven? Van al dat gepraat heb ik een droge mond gekregen.’
‘Natuurlijk.’ Ik pakte het glas met het rietje van het nachtkastje en gaf het aan haar. Toen ze het probeerde vast te houden zag ik dat haar handen te erg trilden, dus stopte ik het rietje tussen haar lippen en hield het daar terwijl ze zoog.
‘Dank je.’ Met haar groene ogen keek ze me geëmotioneerd aan. ‘Weet je zeker dat je de rest wilt horen, Maia?’
‘Ja.’ Ik zette het glas neer en ging weer zitten.
‘Nou, op een dag kwam ik erachter dat de smaragden van mijn moeder, de halsketting en oorbellen die ze op haar achttiende verjaardag van haar ouders had gekregen en die een fortuin waard waren, uit mijn sieradenkistje verdwenen waren. Verder was er niets weg, dus leek het me sterk dat er was ingebroken in A Casa. Inmiddels bracht Cristina bijna al haar tijd door in de favela, haar vader en ik dachten dat dat iets met een man te maken had. Het viel me op dat haar ogen vaak wazig stonden en dat haar pupillen verwijd waren. Daarom raadpleegde ik een bevriende arts en die zei dat Cristina waarschijnlijk drugs gebruikte.’ Bij de gedachte daaraan moest Beatriz huiveren. ‘Toen hij zei hoeveel zulke middelen kosten, verklaarde dat natuurlijk meteen waar de smaragden waren gebleven. We dachten dat ze ze gestolen en doorverkocht had om haar verslaving te bekostigen. Het was zelfs zo erg dat haar vader en ik op het punt stonden om een scheiding aan te vragen. Evandro had er genoeg van en het was buigen of barsten. Een paar maanden daarvoor was Cristina achttien geworden. Ik herinner me nog goed dat ik haar op haar verjaardag de maansteen van mijn moeder gaf en dat haar gezicht betrok omdat ze wist dat die niet veel waard was.’ Voor het eerst kreeg Beatriz tranen in haar ogen. ‘Dat kwam bij mij misschien nog wel het hardste aan. Het was mijn dierbaarste bezit, omdat ik wist dat mijn vader de ketting ooit aan mijn moeder had gegeven en hij hem na haar dood weer aan mij had gegeven. Maar mijn dochter vroeg zich alleen af voor hoeveel reais ze het sieraad kon verpatsen om haar verslaving te bekostigen. Neem me niet kwalijk, lieve Maia.’ Ze tastte in de zak van haar kamerjas naar een zakdoek.
‘U hoeft zich niet te verontschuldigen, Beatriz. Ik weet hoe moeilijk het voor u moet zijn om dit te vertellen. Vergeet alleen niet dat ze voor mij een onbekende is, of ze nou goed of slecht overkomt. Ik kan geen liefde voelen voor iemand die ik nooit gekend heb,’ troostte ik haar zachtjes.
‘Nou, ik kan je wel vertellen dat mijn man en ik besloten om Cristina erop aan te spreken en haar te waarschuwen. Als ze niet stopte met de drugs en met stelen, dan zagen we geen andere mogelijkheid dan haar te vragen A Casa te verlaten. Tegelijkertijd wilden we haar steunen waar het maar kon, als ze maar bereid was om hulp te zoeken. Tegen die tijd was ze al te erg verslaafd en speelde haar leven zich ergens anders af, in de heuvels bij haar vrienden uit de favela. Dus uiteindelijk pakten we haar koffer in en vroegen haar ons huis te verlaten.’
‘Wat erg, Beatriz. Dat moet vreselijk voor u zijn geweest.’ Ik stak mijn hand naar haar uit en gaf een troostend kneepje in haar hand.
‘Nou en of,’ verzuchtte ze. ‘We maakten haar duidelijk dat als ze ooit wilde afkicken, we haar met open armen zouden verwelkomen. Ik weet nog dat ze van de trap af kwam met haar koffer en dat ik bij de voordeur stond. Ze liep zó langs me heen en draaide zich nog even om, een seconde maar. De hatelijke blik waarmee ze me toen aankeek laat me nog steeds niet los. En...’ Nu liet Beatriz haar tranen de vrije loop. ‘Ik durf het haast niet te zeggen, maar dat is de laatste keer dat ik mijn dochter gezien heb.’
We bleven een tijdje zwijgend zitten, allebei in gedachten verzonken. Hoewel ik had gezegd dat ik niet van streek zou raken door wat Beatriz me te vertellen had, bleek dat een onmogelijke opgave. Want het bloed van Cristina stroomde door mijn aderen. Was ik net zo verknipt als mijn moeder?
‘Maia, ik weet wat je denkt,’ zei Beatriz plotseling, waarna ze haar tranen droogde en mij aankeek. ‘En nu ik jou heb gezien en door wat Yara over je heeft verteld, kan ik je verzekeren dat je me in de verste verte niet aan je moeder doet denken. Ze zeggen weleens dat erfelijke dingen een of meer generaties overslaan en je bent echt het evenbeeld van mijn moeder. Door wat anderen me over haar verteld hebben, denk ik dat je qua karakter ook op haar lijkt.’
Ik wist dat Beatriz het goed bedoelde. En ja, al vanaf het begin, sinds ik voor het eerst over mijn overgrootmoeder had gehoord en had gezien hoeveel we uiterlijk op elkaar leken, voelde ik sympathie voor haar. Dat deed er echter niets aan af hoe mijn biologische moeder was geweest.
‘Als je Cristina nooit meer hebt gezien, hoe weet je dan dat ik haar kind ben?’ vroeg ik, me vastklampend aan de hoop dat het allemaal een vergissing was. Dat ik toch geen familie was van deze mensen. Van Cristina.
‘Dat had ik nooit geweten als een vriendin van me in die tijd niet als vrijwilligster in een van de vele weeshuizen in Rio had gewerkt. De meeste baby’s kwamen uit de favela’s en mijn vriendin was toevallig aan het werk op de dag dat Cristina je kwam brengen. Ze gaf geen naam op, liet de baby gewoon achter en ging ervandoor, zoals veel van de moeders deden. Pas een paar dagen later realiseerde mijn vriendin zich waar ze Cristina van kende. Kennelijk was ze sterk vermagerd en was ze een paar tanden kwijtgeraakt.’ Beatriz’ stem sloeg over van de emoties. ‘Maar uiteindelijk ging haar een lichtje op. Ze kwam me vertellen dat je was achtergelaten met een ketting met een maansteen eraan. Door haar beschrijving wist ik direct dat het de ketting was die ik aan mijn dochter had gegeven. Ik ging linea recta met Evandro naar het weeshuis om je op te halen, zodat we voor je zouden kunnen zorgen alsof je ons eigen kind was. Maar ook al was je nog geen week daarvoor binnengebracht, je was al weg. Dat verbaasde mijn vriendin, want volgens haar verbleef er op dat moment een groot aantal pasgeboren baby’s in het weeshuis. Vaak duurde het weken voordat een kindje werd geadopteerd, als dat al gebeurde. Misschien kwam het doordat je een heel mooi baby’tje was, liefje.’ Ze glimlachte.
‘Dus...’ zei ik met trillende stem, in de wetenschap dat ik de vraag moest stellen die op mijn lippen brandde. ‘... wil dat zeggen dat je vriendin mijn adoptievader heeft gezien?’
‘Ja,’ beaamde Beatriz, ‘en ook de vrouw die erbij was toen hij je kwam ophalen. Volgens mijn vriendin kwamen ze allebei heel vriendelijk over. Natuurlijk hebben Evandro en ik haar gesmeekt ons te vertellen waar je naartoe was gebracht, maar als vrijwilligster beschikte ze niet over die informatie.’
‘Ik begrijp het.’
‘Eén ding kon ze ons wel geven, Maia.’ Ze wees naar een kastje. ‘In die lade ligt een envelop. In het weeshuis maakten ze een foto van elke baby die werd binnengebracht, voor in hun dossier. Omdat je was geadopteerd en het dossier was gesloten, heeft mijn vriendin de directrice van het weeshuis gevraagd of ze de foto aan mij mocht geven, bij wijze van aandenken. Kijk zelf maar.’
Ik liep naar de lade en haalde de envelop eruit. De foto in kwestie bleek een wazige zwart-witfoto te zijn van een baby met een volle bos donker haar en enorme, verschrikt kijkende ogen. Ik had een aantal foto’s van mezelf als baby gezien waarop ik tevreden in Marina’s armen lag of werd vastgehouden door Pa Salt. En ik wist honderd procent zeker dat dit een foto van mij was.
‘Zijn jullie er nooit achter gekomen wie me geadopteerd heeft?’ vroeg ik.
‘Nee. Al kun je je hopelijk wel indenken hoe hard we dat geprobeerd hebben. We hebben de directrice uitgelegd dat wij je grootouders waren en dat we je wilden adopteren om je als ons eigen kind op te voeden. Ze vroeg of we konden bewijzen dat je ons kleinkind was. Helaas konden we dat niet.’ Beatriz zuchtte diep. ‘Toen ik haar een foto van mezelf liet zien waarop ik de ketting met de maansteen droeg, zei ze dat dat geen wettig bewijsmateriaal was. Ik heb haar gevraagd, gesmeekt zelfs, om me ten minste in contact te brengen met het gezin dat je had meegenomen. Dat weigerde ze, omdat ze er geen goede ervaringen mee had als de oude familie contact opnam met de nieuwe. Daar waren ze heel streng in,’ verzuchtte ze. ‘Dus liefje, ondanks al onze pogingen liep het spoor dood.’
‘Bedankt dat u het geprobeerd hebt,’ fluisterde ik.
‘Maia, geloof me als ik zeg dat wanneer je adoptievader niet zo snel had toegehapt, ons leven er heel anders had uitgezien.’
Ik stopte de foto weer in de envelop, om iets omhanden te hebben. Daarna maakte ik aanstalten om de envelop weer in de lade op te bergen.
‘Nee, liefje, hou hem maar. Ik heb hem niet meer nodig nu mijn kleindochter in levenden lijve voor me staat.’
Ik zag haar ineenkrimpen van de pijn en wist dat de tijd drong.
‘Dus u bent er nooit achter gekomen wie mijn echte vader was?’ vroeg ik.
‘Nee.’
‘En Cristina? Weet u wat er van haar geworden is?’
‘Jammer genoeg heb ik nooit meer iets van haar gehoord. Dus ik kan je niet eens vertellen of ze nog leeft. Nadat ze je naar het weeshuis heeft gebracht, is ze spoorloos verdwenen. Dat gebeurde in die tijd wel vaker in Rio.’ Ze zuchtte weer. ‘Als je het verder wilt uitzoeken, heb je misschien meer geluk dan ik destijds. Tegenwoordig zijn de autoriteiten een stuk behulpzamer tegenover mensen die op zoek zijn naar een ouder die al lang verdwenen is. Mijn moederinstinct, als zoiets echt bestaat, geeft me in dat Cristina dood is. Mensen die zichzelf kapot willen maken, slagen daar meestal ook in. Maar mijn hart breekt nog steeds elke keer als ik aan haar denk.’
‘Dat geloof ik graag,’ zei ik zacht, omdat ik heel goed wist hoe dat voelde. ‘Maar Beatriz, troost u met de gedachte dat ze de ketting heeft meegenomen toen ze uit A Casa vertrok. En dat ze die aan mij heeft meegegeven. Kennelijk hechtte ze toch waarde aan wat die ketting voor u betekende, ongeacht wat er daarvoor en sindsdien gebeurd is. Misschien is dat een teken dat ze diep vanbinnen toch van u hield.’
‘Misschien wel.’ Beatriz knikte langzaam, er speelde een flauw lachje om haar lippen. ‘Wil je nu alsjeblieft de verpleegster voor me bellen, liefje? Ik vrees dat ik zo’n akelige pil nodig heb. Daardoor raak ik helemaal van de wereld, maar in ieder geval maken ze de pijn wel wat draaglijker.’
‘Natuurlijk.’ Ik drukte op de bel en zag dat Beatriz zwakjes haar hand naar me uitstak.
‘Maia, zeg alsjeblieft dat je dit alles je toekomst niet laat beïnvloeden. Ook al hebben je vader en moeder je laten stikken, vergeet niet dat ik en je grootvader altijd aan je zijn blijven denken en van je zijn blijven houden. Nu je hier weer bent, heb ik eindelijk rust.’
Ik liep naar haar toe en sloeg mijn armen om haar heen – mijn eerste omhelzing met een bloedverwant. Ik wilde alleen dat we nog iets meer tijd met elkaar hadden. ‘Bedankt dat u me wilde zien. Ook al heb ik mijn moeder niet gevonden, u heb ik wel. En dat is genoeg,’ zei ik zacht.
Op dat moment kwam de verpleegster binnen.
‘Maia, ben je morgen nog in Rio?’ vroeg Beatriz plotseling.
‘Daar kan ik wel voor zorgen, ja.’
‘Kom dan nog eens bij me op bezoek. Ik heb je nu alle narigheid verteld en als het jou uitkomt, kunnen we de tijd die me nog rest gebruiken om elkaar beter te leren kennen. Je moest eens weten hoe erg ik ernaar heb uitgekeken om te ontdekken wie je bent.’
Ik zag dat Beatriz haar mond gewillig opendeed om de pillen van de verpleegster in te nemen. ‘Dan zie ik je morgen rond dezelfde tijd,’ zei ik.
Toen ik de kamer uit liep, wuifde ze zwakjes.