49

 

Terug in het hotel kroop ik meteen in bed en viel in slaap. Toen ik wakker werd, bleef ik nog een poosje liggen nadenken over Beatriz en wat ze me verteld had en vroeg ik me af wat ik daarbij moest voelen. Verrassend genoeg deed het me niet echt verdriet, ook al had mijn grootmoeder een vreselijk beeld geschetst van mijn moeder.

Daarna dacht ik terug aan de diepe ontroering die ik had gevoeld voor de kinderen in de favela, die hadden gedanst voor hun leven. Misschien kwam dat doordat ik me verbonden met hen voelde op een manier die ik op dat ogenblik nog niet begreep. Dankzij Beatriz wist ik nu immers vrijwel zeker dat ik ook in een favela was geboren. Wat mijn moeder had gedaan, ongeacht haar motivatie daarvoor, had me ongetwijfeld behoed voor een onzekere toekomst. Trouwens, wie mijn ouders ook waren geweest, ik had een biologische grootmoeder gevonden die oprecht om me leek te geven.

Ik vroeg me af of ik moest proberen mijn moeder op te sporen. Vrijwel meteen besloot ik echter dat niet te doen. Uit wat Beatriz me had verteld, bleek duidelijk dat ik puur het biologische gevolg was van haar manier van leven en dus ongewenst was. Toch liet het me maar niet los dat ik in wezen hetzelfde had gedaan met mijn eigen kind. Hoe kon ik nou hard over mijn moeder oordelen of geloven dat ze nooit van me gehouden had, zonder dat ik precies wist onder welke omstandigheden ze die beslissing genomen had?

De gebeurtenissen van vandaag hadden me echter wel duidelijk gemaakt dat ik iets voor mijn zoon wilde achterlaten wat verklaarde waarom ik had besloten hem af te staan. Hij had geen ketting met een maansteen of een grootouder die hem wanhopig graag wilde adopteren. Geen aanwijzingen over waar hij vandaan kwam. Zoals Floriano had gezegd, was het goed mogelijk dat zijn adoptieouders hem het ware verhaal over zijn geboorte niet hadden verteld. Maar voor het geval ze dat wel hadden gedaan of later alsnog zouden doen, voor het geval dat hij naar me op zoek ging, wilde ik zorgen dat hij een spoor kon volgen.

Net zoals Pa Salt dat had gedaan voor zijn zes dochters.

Nu begreep ik waarom de coördinaten van Pa Salt me naar A Casa das Orquídeas hadden geleid en niet naar een weeshuis. Ook al was ik daar niet geboren, misschien had hij geweten dat ik Beatriz zou vinden, het enige biologische familielid dat genoeg om me had gegeven om me te zoeken.

Voor de zoveelste keer vroeg ik me af waarom Pa Salt in Rio was geweest rond de tijd dat ik werd geboren en waarom hij, van alle baby’s die hij had kunnen adopteren, voor mij had gekozen. Beatriz had niet gezegd dat ik een tegeltje van speksteen bij me had toen ik te vondeling werd gelegd. Dus hoe had Pa Salt dat in handen gekregen?

Nog een raadsel waar ik nooit antwoord op zou krijgen. Ik vond dat ik me niet steeds moest afvragen ‘waarom’ en me er gewoon bij neer moest leggen dat ik gezegend was met een geweldige mentor en liefhebbende vader, die er altijd voor me was geweest als ik hem nodig had. En dat ik moest leren vertrouwen op de goedheid van anderen.

Natuurlijk moest ik daardoor weer aan Floriano denken.

Automatisch keek ik uit het raam naar de lucht. Intussen vloog hij al ergens boven de Atlantische Oceaan. Nadat ik veertien jaar in een vacuüm had geleefd, zonder ergens over te willen nadenken, was het vreemd dat ik nu zo veel emoties te verwerken kreeg. Mijn gevoelens voor Floriano waren uit het niets gekomen, zoals de strakke knop van een roos ’s nachts op magische wijze tot bloei komt. Het was overweldigend, maar tegelijkertijd leek het heel vanzelfsprekend.

Ik kon niet ontkennen dat ik hem miste. Dit was geen bevlieging, hij was een deel van mij geworden. Op de een of andere manier wist ik dat hij het ook zo ervoer. In plaats van wanhoop voelde ik een soort berusting bij de wetenschap dat er iets tussen ons was opgebloeid dat gekoesterd moest worden zodat het niet verwelkte.

Ik pakte mijn laptop, klapte die open en schreef zoals beloofd een e-mail naar Floriano. Zo kort en bondig mogelijk legde ik hem uit wat Beatriz me vanochtend had verteld en dat ik morgen terugging naar het klooster om haar weer te zien.

Normaal gesproken zou ik aarzelen over hoe ik de mail moest afsluiten, nu volgde ik mijn instinct. Zonder er nog iets aan te veranderen klikte ik op ‘verzenden’. Daarna verliet ik het hotel en stak de straat over voor een duik in de golven bij het strand van Ipanema.

De volgende ochtend stond Yara me op te wachten in de hal van het klooster, net als de dag ervoor. Vandaag begroette ze me echter met een stralende glimlach en pakte verlegen mijn hand beet. ‘Bedankt, senhorita.’

‘Waarvoor?’

‘Omdat u de ogen van Senhora Beatriz weer laat sprankelen. Al is het maar voor even. Gaat het een beetje met u na wat ze gezegd heeft?’

‘Eerlijk gezegd was het niet wat ik ervan verwacht had, maar ik red me wel.’

‘Ze had niet zo’n dochter verdiend, en u niet zo’n moeder,’ mompelde Yara op verbeten toon.

‘Het gebeurt zo vaak dat we niet krijgen wat we verdienen. Hopelijk krijgen we dat in de toekomst wel,’ zei ik, bijna in mezelf, terwijl ik achter haar aan de gang door liep.

‘Senhora Beatriz ligt in bed, maar wil u toch graag zien. Zullen we naar binnen gaan?’

‘Ja.’

Voor het eerst liepen we samen de kamer in, zonder dat Yara eerst moest kijken of haar mevrouw klaar was om me te ontvangen.

Beatriz lag in bed en zag er ontzettend breekbaar uit. Zodra ze me zag, begon ze echter te glimlachen. ‘Maia.’ Ze gebaarde dat Yara een stoel bij het bed moest trekken. ‘Ga toch zitten. Hoe gaat het met je, liefje? Ik heb me vannacht zorgen om je gemaakt. Je zult wel geschrokken zijn van wat ik je allemaal te vertellen had.’

‘Het gaat wel, Beatriz, echt.’ Ik ging zitten en gaf aarzelend een klopje op haar hand.

‘Gelukkig maar. Je komt op me over als een sterke vrouw, daar heb ik bewondering voor. Maar goed, genoeg over vroeger. Ik wil het over jou hebben. Vertel eens, waar woon je? Ben je getrouwd? Heb je al kinderen? Werk je?’

Het half uur daarna vertelde ik haar alles over mezelf wat ik maar kon bedenken. Over Pa Salt, mijn zussen en ons prachtige huis aan de rand van het Meer van Genève. Over mijn carrière als vertaler. Bijna kwam ik in de verleiding om haar over Zed te vertellen en haar in vertrouwen te nemen over de zwangerschap en de baby die ik had afgestaan. Instinctief voelde ik echter aan dat ze alleen wilde horen dat ik gelukkig was, dus besloot ik er niet over uit te weiden.

‘Hoe zit het met de toekomst? Vertel eens over die knappe man met wie je naar A Casa kwam. Hij is een bekend figuur in Rio. Zijn jullie gewoon vrienden?’ Sluw nam ze me op. ‘Volgens mij is er iets meer tussen jullie.’

‘Ja, ik vind hem leuk,’ bekende ik.

‘Wat ga je nu doen, Maia? Ga je terug naar Genève of blijf je in Rio, bij je jongeman?’

‘Toevallig is hij gisterochtend naar Parijs vertrokken.’

‘Ah, Parijs!’ Verrukt klapte ze in haar handen. ‘Daar heb ik een aantal van de gelukkigste momenten van mijn leven beleefd. En zoals je weet is je overgrootmoeder er als jong meisje ook geweest. Je zult haar beeld wel in de tuin hebben zien staan, dat mijn vader als huwelijkscadeau uit Parijs heeft laten overkomen?’

‘Ja, dat heb ik gezien,’ antwoordde ik luchtig, benieuwd waar dit gesprek heen ging.

‘Toen ik in Parijs aan de Beaux-Arts studeerde, was de maker van dat beeld een van mijn professors. Op een dag na de les stelde ik mezelf aan hem voor en zei dat ik Izabela’s dochter was. Tot mijn verbazing zei professor Brouilly dat hij zich haar nog goed kon herinneren. Hij leek echt aangedaan toen ik hem vertelde dat ze was overleden. Daarna heeft hij me onder zijn hoede genomen, of in ieder geval leek hij oprechte interesse in me te hebben. Hij nodigde me uit in zijn prachtige woning in Montparnasse en nam me mee uit lunchen in La Closerie des Lilas. Volgens hem had hij daar ook een keer heerlijk geluncht met mijn moeder. Hij nam me zelfs mee naar het atelier van professor Landowski om me voor te stellen aan de grote man zelf. Tegen die tijd was Landowski natuurlijk al op leeftijd en werkte hij nog amper, maar hij liet me foto’s zien uit de tijd dat de mallen voor de Cristo werden gemaakt in zijn atelier. Blijkbaar is mijn moeder daar ook geweest toen Landowski en professor Brouilly eraan werkten. Hij liet me zelfs een mal zien die hij volgens hem van de handen van mijn moeder had gemaakt, als prototype voor de handen van de Cristo.’ Bij de herinnering verscheen er een warme lach op Beatriz’ gezicht. ‘Professor Brouilly was zo aardig voor me en stak zo veel tijd in me. Daarna zijn we elkaar blijven schrijven, tot aan zijn dood in 1965. Genegenheid uit onverwachte hoek,’ mijmerde ze. ‘Dus Maia, treed jij in de voetsporen van je overgrootmoeder en grootmoeder en ga je van Rio naar Parijs? Tegenwoordig is het een stuk eenvoudiger om er te komen. De overtocht kostte mij en mijn moeder bijna zes weken. Morgen rond deze tijd kun je al in La Closerie des Lilas aan de absint zitten. Maia? Luister je wel?’

Na wat Beatriz me zojuist verteld had, kon ik geen woord uitbrengen. Geen wonder dat Yara zo had getwijfeld of ze me over mijn verleden moest inlichten. Het was duidelijk dat Beatriz geen flauw benul had wie haar echte vader was.

‘Ja, misschien doe ik dat wel,’ zei ik snel.

‘Mooi zo.’ Beatriz leek in haar nopjes met mijn antwoord. ‘Nu moeten we het helaas over serieuzere zaken hebben, Maia. Vanmiddag heb ik een afspraak met een notário. Ik ben van plan mijn testament te herzien en het grootste gedeelte van mijn bezittingen aan jou na te laten. Helaas heb ik je niet veel te bieden, alleen een huis dat op instorten staat en waarvan de renovatie honderdduizenden reais zal kosten. Zo veel geld heb je vast niet, dus misschien verkoop je het liever. In dat geval moet je weten dat ik daar geen enkel bezwaar tegen heb. Alleen heb ik wel één voorwaarde: dat je zorgt dat Yara er tot aan haar dood kan blijven wonen. Ik weet hoe bang ze is voor de toekomst en ik wil dat ze zich nergens zorgen over hoeft te maken. A Casa is net zo goed haar huis als het mijne. Zelf erft ze ook iets, een geldbedrag waarvan ze de rest van haar leven zou moeten kunnen rondkomen. Mocht dat niet het geval zijn, dan vertrouw ik erop dat jij haar helpt. Ze is mijn beste vriendin, zie je. We zijn als zusjes met elkaar opgegroeid.’

‘Natuurlijk doe ik dat,’ zei ik, mijn tranen verbijtend.

‘Ik heb ook nog wat juwelen die van mij en je overgrootmoeder zijn geweest. En de Fazenda Santa Tereza, het huis waar mijn moeder is opgegroeid. Ik heb een kleine stichting die vrouwen uit de favela’s helpt. De plantage wordt tegenwoordig gebruikt als opvangcentrum voor hen. Als je dat draaiende zou kunnen houden, zou ik daar heel blij mee zijn.’

‘Natuurlijk wil ik dat, Beatriz,’ fluisterde ik met een brok in mijn keel. ‘Maar dit verdien ik helemaal niet. Je hebt vast wel vrienden of familie...’

‘Maia! Hoe kun je nou zeggen dat je het niet verdient?’ Ze klonk onverwacht heel fel. ‘Je moeder heeft je als baby afgestaan en je daarmee je erfdeel ontzegd, wat vroeger heel wat voorstelde in Rio. Jij bent een nazaat van de familie Aires Cabral en hoewel met geld niet goed te maken valt wat je bent kwijtgeraakt, is dit wel het minste wat ik kan doen. Ik moet dit doen,’ benadrukte ze.

‘Dank u, Beatriz.’ Ik zag dat ze geagiteerd raakte en wilde haar niet nog erger van streek maken.

‘Ik vertrouw erop dat je verstandig met je erfenis zult omspringen.’ Ze kromp weer in elkaar van de pijn.

‘Zal ik de verpleegster roepen?’

‘Even wachten nog. Misschien kom je nu in de verleiding om tegen me te zeggen dat je tot het einde toe bij me wilt blijven, maar ik zeg je alvast dat ik niet wil dat je na vandaag nog bij me op bezoek komt. Ik weet wat me te wachten staat en wil niet dat je me ziet wegkwijnen, zeker niet nu je de dood van je adoptievader nog niet verwerkt hebt. Yara is bij me, meer heb ik niet nodig.’

‘Maar Beatriz...’

‘Niks te maren, Maia. De pijn is inmiddels zo heftig dat ik de verpleegster vanmiddag voor het eerst om morfine ga vragen. Dan zal het einde niet lang meer op zich laten wachten. Dus...’ Ze dwong zichzelf om te glimlachen. ‘Ik ben gewoon blij dat ik mijn laatste heldere momenten met mijn prachtige kleindochter heb kunnen doorbrengen. Want prachtig ben je, lieve Maia. Ik wens je het allerbeste toe voor de toekomst. Maar ik hoop vooral dat je liefde zult vinden. Dat is het enige wat het leven draaglijk maakt. Onthoud dat alsjeblieft. En laat nu die verpleegster maar komen.’

Even later omhelsde ik Beatriz en namen we definitief afscheid van elkaar. Terwijl ik de kamer uit liep zag ik dat haar oogleden al dicht begonnen te vallen, al zwaaide ze nog wel zwakjes voordat ik de deur achter me dichttrok. Ik liet me op het bankje zakken, sloeg mijn handen voor mijn gezicht en begon zachtjes te snikken. Even later voelde ik dat er een arm om me heen werd geslagen en zag ik dat Yara naast me was komen zitten.

‘Ze heeft nooit geweten dat Laurent Brouilly haar vader was, hè?’

‘Nee, Senhorita Maia.’

Yara pakte mijn hand beet en zo bleven we zitten, allebei verdrietig om de tragiek van de situatie.

Nadat ik mijn adres, telefoonnummer en e-mailadres voor Yara op een velletje papier had geschreven, liep ze met me mee naar de auto die stond te wachten. ‘Dag senhorita. Ik ben blij dat jullie alles hebben uitgepraat voordat het te laat was.’

‘Dat heb ik aan u te danken, Yara. Beatriz boft maar met iemand als u.’

‘En ik met haar.’

Ik stapte in de auto. ‘Laat u het me weten als ze...’ Ik kon me er niet toe zetten de woorden hardop uit te spreken.

‘Natuurlijk. Ga nu maar verder met uw leven, senhorita. Zoals u wel uit het verhaal van uw eigen familie hebt kunnen opmaken, is elk moment heel kostbaar.’

Ik nam Yara’s wijze raad ter harte en bekeek in het hotel mijn

e-mails met veel meer enthousiasme dan gewoonlijk. Toen ik zag dat Floriano had gereageerd, moest ik glimlachen. Hij schreef dat Parijs heerlijk was, maar dat hij een tolk nodig had omdat zijn Frans zo slecht was.

Ik heb ook iets ontdekt wat je moet zien, Maia. Laat me alsjeblieft weten wanneer je komt.

Ik moest lachen toen ik dat las, want hij vroeg niet óf ik kwam maar wanneer. Meteen belde ik naar de receptie om te vragen of ze konden checken of er nog plaats was op een vlucht van Rio naar Parijs. Tien minuten later belden ze terug om te zeggen dat er alleen plaats was in de first class. Hoewel ik bij het horen van de prijs even moest slikken, zei ik dat ze mochten boeken. Ik dacht dat Pa Salt, Beatriz en Bel dat wel zouden kunnen waarderen.

Nadat ik had opgehangen liep ik het hotel uit, naar de markt in Ipanema, en kocht een paar ‘ongepaste’ jurken waar de oude Maia van gegruwd zou hebben. Maar dit was de nieuwe Maia, die dacht dat er misschien, heel misschien, een man van haar hield en die er alles aan wilde doen om er voor hem op haar best uit te zien.

Geen verstoppertje meer, hield ik mezelf voor terwijl ik ook twee paar schoenen met hakken kocht en naar een drogisterij liep om een paar geurtjes uit te proberen, iets wat ik al jaren niet meer had gedaan. Ook kocht ik een nieuwe rode lippenstift.

Die avond ging ik naar het dakterras van het hotel om een laatste glimp van de Cristo op te vangen voordat de zon onderging. Nippend van een glas koele witte wijn dankte ik Hem en de hemel omdat ik mezelf weer gevonden had.

Toen ik de volgende ochtend vroeg met Pietro uit Rio vertrok, keek ik achterom naar Hem, hoog boven me op de Corcovado. Op de een of andere manier wist ik heel zeker dat Hij me binnenkort weer met open armen zou verwelkomen.