Hoofdstuk 1
PLAN VOOR DE TWEEDE REIS NAAR RIO
Zo onverwachts als de eerste reis naar Rio de Janeiro bij Juliet Jaspers was opgekomen als een vlucht uit het saaie leven bij een oudere tante, kwam de tweede reis naar Rio niet. In Rio woonde haar enige naaste familielid, haar broer, die getrouwd was met een jeugdvriendin van Juliet. Tante Ida was het niet eens geweest met die grote wijde wereld rondom haar onervaren nicht, maar deze had haar getroost met de lachende opmerking, dat ze maar een gewoon huistuin-en kamerkind was en echt niet eentje, waarop de avonturen af komen als een bij op de honing. Ze had zich nog nooit zo intens vergist, maar dat kon ze niet weten. Niets had erop gewezen dat de op zichzelf opwindende verre reis een groot en vrij gevaarlijk avontuur zou worden. Juliet had niets te klagen, want ze was heelhuids uit de strijd gekomen en had in Rio de man van haar leven gevonden, hoewel hij in Holland slechts enkele huizen van haar af woonde. Het vreemde aan de geschiedenis was, dat ze hem toen nooit had ontmoet en zelfs niet gezien. Hij was overigens wel met hetzelfde vliegtuig naar Rio gereisd en vanaf het begin had ze een band vermoed tussen hem en de mooie, eveneens aan boord zijnde Marion Dinne, die ook naar Rio reisde. De rol van Jacques in de gevaarlijke geschiedenis die gevolgd was, had Juliet aanvankelijk verkeerd geïnterpreteerd, in de war gebracht door de twijfelachtige Marion Dinne. Ieder mens heeft wel een groot of klein talent, maar bij de een springt dat meer in het oog en dringt het zich meer aan de buitenwereld op dan bij de ander. Ook Juliet, de rustige, had zo’n talent maar hoewel het erg nuttig was, wisten weinig mensen ervan. Ze had namelijk een fotografisch geheugen, er ontging haar niet veel, zelfs geen kleine gebeurtenissen waarvan anderen in hun onschuld dachten, dat Juliet ze niet opgemerkt had. Dat had de bende waar Jacques als politiefunctionaris achteraan zat gemerkt en vooral Marion Dinne. Juliet dacht daar overigens niet bepaald met genoegen aan. De rol die de mooie Marion in haar leven had gespeeld was beslist geen al te prettige, maar ze had toch altijd liever willen geloven, dat althans Marion het beslist niet eens was geweest met de aanslag op haar, Juliets, leven. Het feit dat ze Marion ten slotte schaakmat had gezet, louter door oplettendheid, en zo Jacques’ missie naar Rio de Janeiro had gered, zou haar nog genoeg zijn geweest. Dat Marion in handen van de politie was gevallen kon wel beschouwd worden als de straf na de zonde, die je gewoon als risico moest aanvaarden, maar Juliet vond de gedachte aan Marion in de gevangenis nog steeds afschuwelijk, hoe rechtvaardig het dan ook mocht zijn.
Bij hun terugkomst na de gedenkwaardige reis naar Rio hadden Jacques en Juliet zich voorgenomen hun trouwdatum zo vast te stellen, dat het heuglijke feit enkele weken voor de geboorte van het kind van Juliets broer Ronald en zijn vrouw Lidi zou plaats hebben. Juliet hing buitengewoon aan haar broer en schoonzus, nadat haar ouders destijds bij een vliegongeval om het leven waren gekomen. Ronald en Lidi hadden ook het hele gevaarlijke avontuur van zus Juliet meebeleefd, terwijl de reis toch eigenlijk alleen maar bedoeld was geweest als een vakantiereis, zorgeloos en ongestoord. Hoeveel vakantiereizen zich ooit werkelijk helemaal in de zorgeloze sfeer en probleemloos afspelen is natuurlijk een tweede vraag. Met de aanstaande ouders was de afspraak gemaakt dat, nu Ronald en Lidi onmogelijk de trouwerij bij konden wonen, Juliet en Jacques hun huwelijksreis naar Rio zouden maken, waarbij Juliet dan haar petekind ten doop zou kunnen houden. Als het een meisje werd, zou het naar Juliets moeder, Marie-Juliet genoemd worden en een jongen zou naar Juliets vader Oskar Johannes worden. Ze hoopten allemaal van ganser harte dat de reis in duplo, zoals Jacques het schertsend noemde, een rustige en prettige reis zou worden, een hernieuwde en vriendelijker nadere kennismaking met Rio.
‘Ik ga nu als particulier,’ had Jacques tevreden gezegd. ‘De vorige keer heb ik me een ongeluk gehold tussen een bende misdadigers en jou en je familie, die beschermd moesten worden. Meestal had ik het wanhopige gevoel, dat ik op vier plaatsen tegelijk moest zijn, dat had ik nooit eerder zo gevoeld. Het kwam in hoofdzaak omdat ik zo bang voor Juliets veiligheid moest zijn.’ Na de opwinding werd het leven weer normaal. Tante Ida voelde zich tegenwoordig veel gelukkiger, nu Jacques’ moeder haar uit haar isolement had verlost. Het verloofde paar had het druk. Het had voor Juliet weinig zin om nog een vaste kantoorbaan te zoeken, ze ging bij een uitzendbureau werken. Zo had ze weinig last met het vragen om vrije dagen. Tijd had ze wel nodig, omdat Jacques, die ieder vrij uur opspaarde en ook nog drie keer voor kortere of langere tijd op reis was, zich nauwelijks bemoeien kon met de inrichting van hun overigens voorlopig helemaal niet zo bijzondere huis. Een trouwpartij en een dure reis in het vooruitzicht eisten wel enig overleg, hoewel Jacques zeer behoorlijk verdiende en ook gespaard had, tenslotte was hij wel enige jaren ouder dan Juliet en hij had de kans gehad om te sparen. Bovendien wilden tante Ida en mevrouw De Bruine het jonge stel wel helpen met de aankoop van een eigen huis maar dat hadden ze beleefd, dankbaar en beslist geweigerd.
‘Ik hoef niet direct in een dure bungalow, omdat mijn man inspecteur van politie is,’ had Juliet vrij vinnig tegen Jacques opgemerkt. ‘Een zeer achtenswaardige baan met toekomst… als je jouw capaciteiten bezit!’
‘Nou ben je bevooroordeeld!’ Jacques schoot in de lach en kuste Juliet. ‘Mijn grootste succes heb ik overigens te danken aan een zekere jongedame op de achtergrond. Ondanks al mijn inspanningen zou de zaak nog verloren zijn geweest als jij niet met twee buisjes aspirine in je tas had rondgelopen!’
Ze schoten beiden in de lach en waren even afgeleid van het onderwerp ‘het Huis’ maar dat duurde niet lang.
‘Ik vind het machtig, dat je niet voortdurend aan m’n hoofd zeurt voor iedere kleinigheid!’ bekende de heer De Bruine met een tedere, dankbare klank in zijn stem. ‘Je kunt de dingen zo prettig zelf regelen als het nodig is.’
‘Ja, als het nodig is!’ Juliet ging op de armleuning van zijn stoel zitten en keek hem streng aan. ‘Ik vind dit maar een verdachte opmerking en een dubieuze liefdesverklaring, dierbare! Ik ben echt niet van plan een soort zeemansvrouw te worden die haar hele leven regelt, omdat pa op de wilde baren zwalkt. Het kan best zijn dat je het erg druk hebt… enfin, de inrichting van dat huis neem ik dan wel helemaal op me. Ik kan goed knutselen en organiseren en de hele zaak is, dat jij daar gewoonweg geen zin in hebt. Als het huis klaar is vind jij het prachtig en dat is het dan!’
‘Juliet, ik verheug me geweldig op een gezellig huisje waarin we samen zullen wonen. Ik ben niet onverschillig maar ik heb heus geen tijd,’ begon Jacques zich te verontschuldigen. ‘Je bent er toch niet echt boos om?’
‘Schat, ik ben blij dat je geen uitgestreken politieman bent zonder één kreukje!’ bekende Juliet met een kwajongensgrijns. Ze gleed van de leuning op zijn knieën en sloeg haar armen om zijn hals. ‘Ik zie politiemensen niet als superwezens, gelukkig niet! Ik zou niet graag met een soort James Bond getrouwd zijn!’
‘Nee? Nou, ik geloof niet, dat die kerel getrouwd is en ook niet, dat hij overvloeit van trouw,’ zei Jacques aarzelend. Blijkbaar kende hij niet veel van de boeken noch van de films die over James Bond handelen.
‘Tja…’ zei Juliet peinzend en ze frunnikte aan Jacques’ dikke donkere haar, met ondeugend plezier, omdat ze wist dat hij er een hekel aan had. ‘Mensen in films en op tv wonen altijd in krankzinnige huizen, zo mooi dat je razend jaloers wordt, of in een krot. Een normale tussenweg schijnt daar nooit te bestaan. Voorlopig ben ik niet ontevreden met een driekamer flat, ofschoon ik er niet voorgoed zou willen wonen. Ik vind een flat, en zeker een waar geen normale speelruimte dicht in de buurt is, fnuikend voor kinderen. Het spijt me als dat overdreven lijkt, maar zo voel ik het toch. Aan de andere kant vind ik het fijn om een beetje gewoon te beginnen, zodat je iets hebt om naartoe te werken. Zie je, het zou gekund hebben… een aardige bungalow, geld van jou, geld van je moeder en van mijn tante… het beetje geld dat ik van m’n ouders heb, maar nee, dat hoeft voorlopig van mij niet. Ik ben zo blij dat jij er ook zo over denkt!’
‘Ja, en bovendien ben ik als was in jouw handen!’ verzuchtte Jacques met een ondertoon van licht sarcasme in zijn stem en ze wist, waar hij op doelde. Met de in zwang zijnde nostalgie naar alles wat aan een vroeger herinnerde dat ze nooit gekend had, evenmin als de rest van haar leeftijdgenoten, had Juliet net zo lang aan Jacques’ hoofd gezeurd, tot hij er in toestemde te trouwen in een oldtimer, een beeldschoon glanzend en van veel nikkel voorzien autootje van een vriend van Jacques. Hij wilde zijn goed onderhouden schat wel voor de trouwdag uitlenen, mits hij het zelf mocht rijden. Juliet was meteen helemaal weg van de oude auto en Jacques verwenste het ogenblik waarop zijn vriend zijn kostbare bezit aan de enthousiaste Juliet had laten zien. Jacques wilde namelijk helemaal niet showrijden in een oldtimer en hij weigerde vastbesloten. Juliet had haar zinnen echter op trouwen in de oldtimer gezet en hoewel zij beslist geen type was dat tranen als wapen koos, perste ze deze keer, zij het met enige moeite, twee zilte tranen tevoorschijn, die uiterst decoratief over haar wangen parelden.
‘Je huilt, Juliet!’ Het klonk zo ongelovig en verschrikt, dat Juliet hem verbaasd en berouwvol aanstaarde.
‘J… jáá… maar ik meende het niet… ik wilde m’n zin hebben!’ Ze sloeg haar armen om Jacques’ hals en deze keer huilde ze werkelijk. ‘Het was gemeen van me!’
‘Nou, stil dan maar, kindje!’ Jacques kuste liefdevol de echte en onechte tranen weg. ‘Liefje, waar is je zakdoek? Je snottert! Hier, neem de mijne maar! Goed hoor, we trouwen in die ouwe rammelkast, als jij dat nou zo leuk vindt! Het is tenslotte ook jouw trouwdag!’
‘O, dank je… je bent een schat… niet alleen daarom, hoor!’ Ze propte zijn zakdoek in de zak van haar lange broek, geen al te fraai effect. ‘Heus, en niémand vindt zoiets gek, iedereen vindt zo’n oldtimer leuk!’
‘Ja, ik ook, maar niet om… enfin, laten we niet opnieuw beginnen.’ Jacques kuste haar liefdevol, maar voegde toch nog kribbig aan zijn woorden toe: ‘Kies in vredesnaam iets wat bij die ouwe auto past om aan te trekken en geef die zakdoek terug, het is geen gezicht!’
Juliet lachte als een cherubijn, zo lief en zo zacht, ook al meende ze dat niet helemaal. Ze had echter in haar vrij uitgebreid pakket intelligentie ook de wetenschap, dat je nooit te lang moet doorrammen, omdat zoiets alleen maar prikkelbaarheid of, wat nog erger was, ruzie tengevolge had.
Tien dagen voor de trouwdag van Juliet en Jacques arriveerde het verwachte telegram uit Rio de Janeiro: ‘Marie Juliet gearriveerd. Alles wel! Kom gauw! Lidi-Ronald.’
Jacques, die toevallig bij Juliet thuis was toen het telegram in de avonduren werd bezorgd, had waarschijnlijk juichende blijdschap verwacht maar tot zijn intense schrik en verwondering barstte Juliet in tranen uit en beslist geen tranen van blijdschap.
‘Kind… kindje toch!’ Hij nam haar verschrikt in zijn armen. ‘En ik dacht nog wel dat je zou dansen van blijdschap omdat je tante bent geworden!’
Tante Ida glipte de kamer uit en stond wat doelloos in de keuken kopjes te verzetten. Ze had Juliet nooit goed begrepen en ze voelde zich, ondanks de hulp van Jacques’ moeder die overal veel rustiger en reëler tegenover stond, nog vaak hulpeloos, zoals nu.
‘Dom van me,’ zei Jacques zachtjes. ‘Ik geloof dat ik het nu pas begrijp. Je denkt aan je… je ouders en hoe graag zij dit meegemaakt zouden hebben. Is dat het?’
‘Ik mis ze af en toe, bij vlagen, nog zo intens… zo afschuwelijk… dan kan ik het me opeens weer niet voorstellen dat ze er echt niet meer zijn!’ Juliet duwde hem zachtjes van zich af en ze glimlachte door haar tranen heen. ‘Dit was zo’n ogenblik. Soms is er geen aanwijsbare aanleiding voor zo’n vlaag verdriet, soms… zoals nu… is dat wel zo. Het gaat wel weer en… ik bén blij. Vertel dit maar nooit aan Lidi en Ronald. Trek het je niet aan, Jacques!’
‘Natuurlijk doe ik dat wel. Het is niet de bedoeling dat we, als we voorgoed elkaars leven delen, onze moeilijkheden alleen oplossen en de ander zich daar niet druk over hoeft te maken. Ik houd namelijk van je, voor zover je dat nog niet goed weet. Vergeten doe je je ouders nooit, maar de tijd verzacht de scherpe kanten en op een dag ben je in hoofdzaak dankbaar dat die mensen jouw ouders waren en kun je weer aardige kleine dingen van vroeger ophalen zonder dat je hart samenkrimpt van pijn. Ik weet het, Juliet, omdat ik het zelf heb meegemaakt. Ik ben erg gek op mijn vader geweest, we trokken altijd samen op, zeilden samen, zwommen samen, gingen samen vissen… toen ik achttien jaar was, stierf hij. Het viel niet mee en ik wilde wel stoer doen, omwille van mijn moeder. Ach ja, het zijn dingen waaraan geen mens ontkomt, maar ik geef toe, dat jij natuurlijk wel als heel jong meisje een enorme schok hebt geïncasseerd.’
Jacques bleef de hele avond, ook in zijn werk, in een stille, nadenkende stemming. Met dreinerige vasthoudendheid moest hij alsmaar denken aan het grappige kop-en-schoteltje, dat Juliet zo leuk had gevonden dat hij het geval, dat een paar gulden had gekost, spontaan voor haar kocht. Op het kopje stond een klein, dikbuikig engeltje… of was het geen engeltje… ‘Liefde is…’ stond er onder dat grappige amorfiguurtje.
Liefde is… ja, wat eigenlijk? In de loop der tijden hadden waarschijnlijk talloze dichters en schrijvers en ook nog anderen geprobeerd dat te beschrijven of te ontleden of dichterlijk te bezingen.
‘Maar al die ontboezemingen buiten beschouwing gelaten,’ filosofeerde Jacques in een rustig ogenblik.’ Voor mij zou onze drukbevolkte, roerige wereld, met alles erop en eraan, een kaal, stoffig en dood maanlandschap worden, zodra Juliet er niet meer zou zijn. Niet erg poëtisch gezegd, of gedacht, maar ik ben nou eenmaal geen dichter.’
Op dat ogenblik kwam er een collega van hem binnen en eiste de dienst weer zijn hele aandacht op.
De trouwdag van Juliet en Jacques verliep toch nog iets woeliger dan de bedoeling was geweest. In alle glorie kwam die morgen in de korte, brede straat de oldtimer aanrijden. Te midden van de chique sleeën die hem volgden, een waardige, niet zo snelle opa. Heel de straat deed mee aan het spelletje, waaraan geen mens kan ontkomen, namelijk bruidje kijken. Hoe zou ze eruitzien en o, wat een beeldschone oude auto! De eigenaar, achter het stuur, was niet doof voor al die opmerkingen en hij glunderde, meer dan Jacques die het nog altijd niet zo zag zitten. Bovendien had Jacques momenteel meer aandacht voor zijn bruid in witzijden voetvrije japon met een grote witzijden hoed op het opgestoken haar. Ze zag eruit als een plaatje en ze paste helemaal in de oldtimer, daar was iedereen het over eens. Heel eenvoudig maar stijlvol. Niemand weet waar in zo’n geval opeens al die mensen vandaan komen. Aan de arm van Jacques liep Juliet naar de oude auto en hij hielp haar galant instijgen, wat met het oog op de vrij nauwe deuropening nogal moeilijk bleek te zijn. De bruidegom stapte aan de andere kant in en de auto trok op om verderop te wachten tot de andere auto’s de in stijl langgerokte dames met hun heren hadden opgenomen. Bewonderende ogen sloegen de uittocht gade.
‘Zie je nu wel, hoe enig het is?’ Juliet keek met stralende ogen naar Jacques en hij wilde, alleen omdat hij zijn bruid zo lief vond, braaf bevestigen dat hij het toch erg leuk vond om in een oldtimer vervoerd te worden, toen de auto een enorme plof gaf. Het leek alsof er een revolver werd afgeschoten.
‘Wat is dat?’ Juliet zat verschrikt rechtop.
‘Dat is de auto!’ zei Jacques akelig kalm.
‘Niks aan de hand!’ schreeuwde Pierre, de bestuurder-eigenaar, boven het steeds erger wordend geknal uit.
Het leek nu alsof er een straatgevecht aan de gang was waar van twee kanten heftig geschoten wordt. De gasten voor de derde en vierde wagen stonden verstard te kijken en met hen alle toeschouwers, waarvan er een paar, op sensatie belust, naar de trouwauto kwamen rennen.
‘Kalm nou! Niks aan de hand!’ gilde Pierre, ofschoon het bruidspaar helemaal niets zei en hij de enige was die zich danig opwond.
Toen Jacques ten slotte wel iets zei was het meteen raak: ‘Zet die motor dan ook af, idioot. Dat ding kookt!’
‘Pfffff…’ siste de oldtimer, toen zijn baas de onvriendelijke raadgeving prompt opvolgde.
‘Hij… r… rookt!’ stotterde Juliet, die om had gekeken.
‘Ja, hij krijgt ’m ook niet meer aan het praten!’ deelde Jacques rustig mee. ‘Bij nader inzien geloof ik met, dat het zo’n erg best idee was om in een oldtimer naar het stadhuis te rijden.’
‘Maar zo komen we te laat!’ kreet Juliet overstuur.
Op dat moment werd het portier opengerukt en het hoofd van een voor ceremoniemeester spelende neef van Jacques dook het koetsje in: ‘Uitstappen jullie, dit ding moet uit de weg geduwd worden!’
Jacques kroop uit de nu zwijgende oldtimer en liep om, want hij wilde Juliet uit de mislukte trouwkoets helpen. Juliet zag hoe verbeten zijn gezicht stond en beet op haar lip om een nerveuze proestlach binnen te houden. De situatie was dan ook wel erg gecompliceerd, temeer daar het bruidspaar moeder De Bruine en tante Ida, mitsgaders nog enkele dames in avondtoilet uit de volgauto zag kruipen en achter mevrouw De Bruine aanrennen, zo goed en zo kwaad als je in avondtoilet kunt rennen.
‘Waar gaan die…’ begon de bruid, maar de ceremoniemeester pakte hen bij de arm en dreef hen naar de nu verlaten grote wagen, waarbij hij siste: ‘Niet zeuren, instappen of we komen te laat! Die dames gaan met je moeders eigen wagen! Jullie moeten verder in deze wagen!’
Onder een waar hoeraatje duwde alles wat eerst toeschouwer had gespeeld, nu de oldtimer veilig de hoek van de eerstvolgende straat om. Jacques en Juliet ploften in de grote wagen neer. Eerst zwegen ze, toen vroeg Jacques en hij legde voorzichtig zijn hand op het gehandschoende handje van de bruid: ‘Huil je, Juliet? Doe dat maar niet, het is nu eenmaal zo en je bedoelde het goed. Ik vind het zo jammer voor je!’
‘N… nee… ik… ik… lach!’ Ze gierde het uit. ‘Bij mij kan blijkbaar nooit iets normaal verlopen! Ik kom het eerste halfuur niet meer bij!’
‘Ja, en dan moeder en die hele troep vrouwen in groot toilet in die ouwe eend van haar erachter!’ Jacques grijnsde breed. ‘Juliet, schei in vredesnaam uit met lachen, probeer het tenminste. Je komt zo verfomfaaid aan…’
‘G… goed… sch… schat!’ Haar stem beefde en ze beet opnieuw op haar lip, de mislukking liet haar koud, ze zag alleen het dwaze van de hele uit de hand gelopen situatie. En dan te weten dat ze wekenlang over die oldtimer had gedroomd, hoe beeldig het zou zijn! Trouwens, ze kon de gedachte aan de oude gedeukte blauwgrijze eend, waaruit dan vier dames in groot avondtoilet tevoorschijn zouden komen ook niet al te best verwerken en ze kreeg opnieuw lachkriebels.
Natuurlijk keken kennissen en collega’s heel vreemd op toen het bruidspaar helemaal niet in de beloofde oldtimer arriveerde en iedereen, ook wildvreemden, lachten om de ook nog stoffige oude eend, waaruit groot-gala stapte!
Het was gelukkig dat het alleen maar de formele trouwerij op het stadhuis betrof en de kerkelijke bevestiging ’s middags zou volgen, want Juliet had zich de sfeer natuurlijk wel enigszins anders voorgesteld. Misschien kwam het ook door de spanning die een trouwdag toch altijd meebrengt, maar Juliet kon er met de beste wil ter wereld met haar gedachten niet bijblijven en ze moest zich gewoonweg dwingen om niet meer aan de dwaze uittocht te denken. Jacques, hoewel kalmer, voelde haar onrust aan en hij begreep best waar die vandaan kwam. Van een plechtige stemming was geen sprake en dat was ook niet erg, omdat het burgerlijk huwelijk alleen een formaliteit betekende voor Juliet en Jacques.
Er zou worden koffiegedronken in het hotel waar ’s middags de receptie en het diner zouden worden gegeven en daar kon dan iedereen van harte uitpraten en lachen.
Pierre, die kwam vertellen dat de oldtimer het nu weer deed, had de lachers opnieuw op de hand.
‘Ik weet niet wat Juliet wil,’ zei Jacques met zijn arm om haar heen. ‘Ze heeft het vanmorgen zo te kwaad gehad met lachen, dat het me voor de sfeer vanmiddag niet juist lijkt om het nog eens met die oldtimer te proberen.’
‘Voor geen goud kruip ik weer in dat ding!’ zei Juliet. Ze vroeg zich af of Jacques’ oude schoolvriend, die beloofd had de uittocht te filmen, zijn belofte had gehouden.
Ja, dat bleek hij gedaan te hebben, bliksemsnel reagerend op de veranderde situatie en dat vonden ze allemaal toch wel bijzonder leuk.
‘Ook voor Lidi en Ronald,’ zei de bruid. ‘De films zullen nog niet klaar zijn als we vertrekken, maar dan krijgen ze toch beslist later een kopie.’
Voor de vier dames werd die middag toch een iets meer bij de gelegenheid passend vehikel gevonden.
Ze kregen hun wagen terug en voor het bruidspaar was er een fraaie zeer moderne wagen, waarin men haastig twee slingertjes bloemen gehangen had. Zo dwaas en rommelig als de morgen was verlopen en zo weinig als Juliet en Jacques er op het stadhuis de aandacht bij hadden kunnen bepalen, zo rustig en goed was de dienst in de kerk. Voor Juliet en Jacques een ware verademing. Zij hadden het Huwelijkslied van de dichter Huub Oosterhuis gekozen:
God die in het begin
uit aarde, naar zijn beeld,
de mensen voor elkaars
geluk geschapen heeft.
Hij doet u samen zijn,
Hij maakt u man en vrouw,
elkanders brood en wijn,
elkanders woord van trouw.
Zoals van meet af aan
een mens geen antwoord vindt,
als hij niet door een mens
ten diepste wordt bemind,
zo zult gij nu voortaan
in liefde en in leed
elkanders antwoord zijn,
één lichaam en een geest.
Zoals ten einde toe
de mensen twee aan twee
hun lange wegen gaan,
en God gaat met hen mee,
zo zal Hij met u zijn
in leven en in dood,
Hij wordt uw brood en wijn
en dit geheim is groot.
‘Misschien…’ dacht Jacques en zijn hand klemde onwillekeurig vaster om die van Juliet. ‘Misschien is de inhoud van dit lied het antwoord op mijn vraag: Wat is liefde?’
Juliet keek even naar hem op, hij had de sterke indruk dat ze, door de druk van zijn hand bij die intens levende woorden, begreep in welke richting Jacques’ gedachten gingen.
Vele uren later, toen ze, na de drukte van een deels woelige en deels heel mooie dag, samen waren in hun eigen huis, zei Juliet spontaan op Jacques’ vraag, wat haar op deze dag het meest had getroffen: ‘Het ogenblik, waarop je, toen dat lied gezongen werd, mijn hand opeens heel vast omklemde. Ik weet niet, of ik goed gedacht heb, maar ik meende dat je… allereerst… naar de betekenis van het woord ‘liefde’ zocht.’
‘Dat heb je weer eens goed aangevoeld!’ Ze hoorde Jacques zachtjes lachen, met zijn armen stijf om haar heen en zijn gezicht in haar haren verborgen. ‘Je dacht toch zeker niet dat ik op zoek was naar de betekenis van het dolgedraaide woord ‘seks’?’
‘Nee, eigenlijk niet. Het is vanzelfsprekend gewoon, het hoort erbij, tenminste… normaal!’ Haar stem klonk een beetje dromerig en toch nadenkend. ‘Ik geloof alleen niet, dat het een moderne vergaarbak moet zijn van alles wat goed gaat en alles wat slecht gaat. Er wordt mee geadverteerd alsof het een soort… soort badschuim of weet-ik-wat is. Liefde heeft met m’n zielenleven te maken en seks op z’n eentje is… nou ja, een biologisch verschijnsel. Ik zeg nadrukkelijk dat ik op het laatste niet gesteld ben als het eerste niet aanwezig is. Tot liefde kan niemand een ander dwingen, dat hoeft ook niet, want ik heb van je gehouden vanaf het ogenblik waarop ik, op het vliegveld, begonnen ben met alsmaar mijn tas voor jouw voeten te laten vallen.’
‘Je was een lieve, onervaren reizigster maar allesbehalve dom, en vreselijk lief en zou je nu… alsjeblieft… reizen naar Rio, toestanden met tassen en oldtimers en weet-ik-wat voor problemen willen vergeten? Ik vind het alleen belangrijk dat jij en ik samen zijn… van elkaar houden…’
Tassen en toestanden met oldtimers, de aanstaande reis en de hele trouwdag, mitsgaders Juliets zachte, wat filosofische stemming over wat is liefde, verdwenen geruisloos en plotseling voor de werkelijkheid, in de armen van Jacques, want achter de woorden ‘Liefde is…’ kunnen miljoenen geschreven en ongeschreven geschiedenissen schuilgaan.