Hoofdstuk 13
EEN HOOGTIJDAG
Tegen het krieken van de dag, na een nacht die door iedereen die erbij betrokken was, zo goed als slapeloos was doorgebracht, kwam er overtuigend leven in het nerveuze en latente afwachten. Jacques ging mee en Vernon wilde beslist meerijden. Niemand probeerde ernstig hem er vanaf te brengen. Operatie Bungalow werd de overval op het terrein in de bergen nabij Teresopolis later genoemd. In de wagen met de hoofdcommissaris die erbij wilde zijn en een rechercheur reden Jacques en Vernon mee. Dicht in hun buurt reed nog een wagen met diverse politiemensen. Een paar kilometer achter hen reed weer een politiewagen en dat was zo op alle wegen die naar het knooppunt, de bungalow, voerden. Dat was ook op alle wegen en sluipwegen hetzelfde. Omdat het een verrassingsoverval moest worden, waarbij men vurig hoopte dat het meisje inderdaad in de bungalow verbleef, waren zoveel mensen ingezet als men missen kon, anders bracht men haar leven ernstig in gevaar.
‘Het is overwinnen of sterven,’ merkte de hoofdcommissaris grimmig op en Vernon vond het een minder geslaagde uitdrukking, hoewel hij wist dat het de simpele waarheid was.
De weg waarop de wagen met de hoofdcommissaris reed, was dezelfde weg die Borini had genomen om Wia naar de bungalow te brengen. Een gevaarlijke weg langs een afgrond en voorzien van talrijke niet verwachte kronkelingen, zo kwam het beeld van deze weg over op de twee Hollanders. De Brazilianen kenden de weg blijkbaar bijzonder goed en daar konden ze zich dan gelukkig mee prijzen, dacht Jacques, die toch niet gauw bang was. Op Vernon maakte het gevaar blijkbaar weinig indruk, het kon hem niet snel genoeg gaan.
‘Achter ons zit een andere wagen, die niet van ons is,’ merkte de hoofdcommissaris op. ‘Matig je vaart even.’
Hij keek om, bij een bocht in de weg werd de andere wagen zichtbaar. De hoofdcommissaris had in het Portugees tegen de andere politieman gesproken, nu herhaalde hij zijn woorden in het Engels.
‘Nu, dan zit hij mooi in de tang,’ begon Jacques. ‘Dan zit hij vast tussen onze wagen en de volgende politiewagen. Hoe kan dat?’
‘Ik denk dat hij nog een korte verbindingsweg weet, die ons ontgaan is tussen de volgende afgezette weg en deze weg,’ deelde de HC nogal grimmig mee. ‘Ik zou zeggen: Hou je vast, want hij zet vaart en het zal er hem wel om te doen zijn ons van de weg te werken, het liefst naar beneden.’
Het werd de meest adembenemende rit die een van allen ooit had meegemaakt. Drie wagens joegen achter elkaar langs de kronkelende weg omhoog. Uit de achterste wagen werd geschoten op de banden van de wagen waarin de tomeloze De Plessier voortjaagde.
‘Hij haalt in,’ zei de rechercheur met fatalistische rust, die ongewoon aandeed bij de levendige Braziliaan. ‘Als er geen wonder gebeurt, dan komen wij beslist niet bij de bungalow aan en hij wel.’
Het wonder gebeurde, een lieflijk wonder was het beslist niet maar wel afdoende. Een knal, een zwarte wagen die als een speelgoedautootje omhoog sprong, over de rand verdween en de berg afbotste, daarna een enorme steekvlam. De Plessier zou nooit meer een ander mens naar het leven staan.
De tocht naar omhoog werd zwijgend voortgezet en langs alle wegen kropen de wagens tegen de berg op, tot een tevoren afgesproken punt. Het had hen geen moeite gekost om dat punt te bepalen, want de door Amazato en Da Costa gemaakte kaartjes, benevens hun eigen kennis van de omgeving, waren zo prima en zo ter zake kundig, dat Jacques er de grootste bewondering voor had.
Stil en behendig als woudlopers die het wild proberen te naderen, kropen de mannen door het struikgewas. Het was Wia, die het eerst bespeurde dat daar buiten iemand was maar ze bleef doorpraten, gaf zelfs door geen ogenknippen te kennen dat ze iets ongewoons bemerkte. Ze had het sterke gevoel dat het op de een of andere manier hulp betekende. Op het ogenblik dat haar ogen opnieuw en schijnbaar toevallig langs het raam achter Borini dwaalden, zag ze duidelijk dat de man daar buiten haar beduidde stil te zijn.
Jacques en Vernon stonden in de schaduw. De HC had kort en goed gezegd: ‘Wegblijven! Als ze jullie ziet gaat ze meteen overstag, ze moet geen bekende zien.’
Hij nam niet het risico, dat de deur misschien op slot was, maar tikte met één felle klap de ruit kapot en richtte zijn pistool op Borini.
‘De partij is verloren, Borini. Steek je handjes maar op!’ zei hij kort.
Met verbazingwekkende rust stak Borini zijn handen omhoog en grijnsde spijtig tegen Wia.
Op hetzelfde ogenblik stortte Vernon letterlijk naar binnen en Wia vloog op hem af, ze omklemden elkaar met zoveel intense blijdschap en opluchting na de oneindige uren van spanning, dat Jacques het gevoel had te gluren en hij wendde zijn ogen af.
‘Wia, Wia… mijn schat… is alles goed met je?’ Hij nam haar gezicht tussen zijn handen en zijn gretige ogen zochten haar gezicht af. ‘Lieveling, ik ben zo intens bang geweest, voor het eerst in mijn leven heb ik doodsangst leren kennen om jou. Hoe kom je aan die plek op je gezicht!’
Hij streek voorzichtig met een vinger over haar wang, nam haar dan weer in zijn armen en kon zijn geluk niet geloven of onder woorden brengen. ‘Alles is goed met me, jongen. Alleen een mep op mijn wang, vandaar die plek, hindert ook niet!’ Wia huilde en lachte tegelijk. ‘Ik heb me willens en wetens streng beheerst, zodat de emoties niet met me op de loop konden gaan maar nu kan ik niet meer, laat me maar huilen!’
Borini stond op het punt om weggevoerd te worden, maar voor hij ging, vroeg hij of hij nog iets tegen Wia kon zeggen.
‘Het hoeft niet als je niet wilt,’ zei Jacques. Hij glimlachte tegen het jonge stel, dat met de armen om elkaar heen stond en elkaar telkens weer aankeek. Ze konden nog niet bevatten, dat ze weer bij elkaar waren.
‘Ik wil graag nog even met hem praten, ik heb hem ook iets te zeggen.’ Wia keek eerst naar Vernon, daarna naar Jacques en de HC.
‘Ga uw gang!’ De hoofdcommissaris wuifde van haar naar Borini. ‘U kunt met hem praten, maar wij blijven erbij.’
‘Weet je, wat je beloofd hebt?’ vroeg Borini.
‘Ja, dat weet ik.’ Wia keek hem ernstig aan maar beslist niet onvriendelijk. ‘Luister, Pierre, we hebben heel wat afgepraat in de laatste uren. Ik dacht dat we een beetje begrip voor elkaar hebben gekregen. Jij hebt me goed behandeld, ofschoon jij het brein achter deze ontvoering bent geweest. Het is mijn taak niet om tegen jou te gaan zedenpreken, je bent nou niet bepaald een brave jongen en dat zul je dan ook wel nooit worden, maar ik weet één ding zeker: Marion, om wie je toch zoveel geeft, is niet erg gediend met een vriend die het ernstig met haar meent, als hij voortdurend ingesloten zit als zij loskomt. Ze zal dan weer niet weten, waar ze aan toe is en uiteindelijk ben jij degene geweest die haar zo sterk heeft beïnvloed, omdat ze van je houdt, dat ze je gevolgd is als hulpje bij al je louche praktijken. Als je echt om Marion geeft, probeer er dan iets aan te doen. Het kan nu nog. Het toeval heeft er je van weerhouden om daadwerkelijk een mensenleven, of meer levens, op je geweten te hebben. Tot twee keer toe is Juliet ontsnapt, tegelijk met Juliet is de baby aan het gevaar ontsnapt en Vernon. Het had een enorme ramp kunnen worden. Goed, dat is jouw zaak om te overdenken, maar als je wilt dat ik naar Marion ga en haar help zoveel ik kan, dan eis ik iets van je.’
‘Dus toch een eis?’ Pierre haalde de schouders op en hij glimlachte vaag. ‘Ik waardeer je, Wia, en als Vernon, gezien jullie begroeting, je toekomstige man is, dan wens ik hem geluk. Je bent een prachtmeid. Wat is je eis?’ Ze stonden heel stil, Vernon met zijn arm om Wia’s schouders, Jacques tegen de muur geleund. Naast Borini stond de HC en luisterde intens, zijn vlugge ogen sprongen van Borini naar Wia en dan weer terug.
‘Ja, een eis.’ Wia keek Borini recht en vast aan.’ Ik eis, dat je Juliet en allen die bij haar horen, en liefst ook andere mensen, met rust laat. Zie je, daar ga ik weer preken. Nee, mijn eis is deze: Neem geen wraak meer op Juliet, laat haar in vrede. Als Juliet ergens oversteekt en jij komt in de verte aanrijden, om maar een voorbeeld te noemen, dan laat je haar rustig oversteken en doet bijvoorbeeld geen poging om gauw even flink gas te geven, als je voelt, wat ik bedoel. Aan de manier waarop je mij hebt behandeld, weet ik dat je het kunt opbrengen. Beloof je me, dat je Juliet en haar familie voortaan volstrekt met rust laat?’
‘Ik beloof het, ook al ga je niet naar Marion.’ Borini haalde met een gebaar van overgave de schouders op.
‘Ik ga naar Marion,’ zei Wia, ze deed een stap terug. ‘Dag Pierre, ik wens je, ondanks alles, het beste.’
‘Ik ben alleen bang, dat De Plessier nog wel een probleem zal vormen.’ Pierre staarde nadenkend voor zich uit. ‘Er valt met hem niet te praten, maar dat heb je zelf al ontdekt.’
‘De Plessier is geen probleem meer,’ zei Jacques en het kon hem weinig schelen of hij dat wel of niet mocht zeggen. ‘Hij is met zijn wagen in de afgrond gereden.’
‘O…’ Wia schrok er toch wel even van terug maar Vernon zei keihard en meedogenloos. ‘Nou, ik kan niet zeggen, dat ik daar kapot van ben. Hij heeft het gewaagd om Wia te bedreigen en hij heeft haar geslagen en hij is de vent geweest, die Juliet tijdens het carnaval om had willen brengen. Hij was dan toch maar de uitvoerende macht en Borini… nou ja. Wia, het zal wel goed zijn zoals jij het hebt geregeld en misschien heeft Borini nog een kans, maar Ik kan het zo plotseling niet verwerken.’
‘Dat vraag ik ook niet van je, lieverd.’ Het ging Wia heel vanzelfsprekend af. ‘Kom, laten we nu maar gaan. Ik geloof niet, dat er momenteel nog veel te zeggen is.’
‘Neemt u haar voorlopig maar mee naar huis,’ zei de hoofdcommissaris met een zeer vriendelijke glimlach. ‘De rest komt later wel. Ze is nu aan rust en verblijf in eigen kleine kring toe.’
Noch Vernon noch Jacques keurden Borini een blik waard, maar Wia bleef nog even stil staan en knikte tegen hem, toen liep ze met Vernon mee, haar hand in de zijne geklemd.
De weg terug werd in een heel wat rustiger tempo aanvaard. Er werd weinig gezegd en Wia en Vernon zaten hand in hand, keken elkaar telkens weer aan en lachten tegen elkaar alsof ze nog nauwelijks konden geloven dat de nachtmerrie voorbij was. Vergeleken bij andere ontvoeringen had het maar kort geduurd, de verschrikking was er niet minder om geweest.
Thuis waren behalve Juliet en Lidi en Ronald, ook de Amazato’s en de behulpzame buurdame Campbell. Ook Da Costa kwam vragen of er al iets bekend was. Maria liep als zorgende geest rond, beladen met bladen vol koffie, dat vormde voor haar altijd een troost, het bezig zijn met het verzorgen van knorrende magen en dorstende kelen.
Toen kwam het verlossende telefoontje van de politie door en Lidi nam het gesprek aan. Ze gooide de hoorn op het toestel, zwaaide met haar armen en lachte en huilde tegelijk.
‘Ze zijn op weg naar huis met Wia en ze is volkomen in orde, o, God zij gedankt!’
Ze viel Ronald om de hals en daarna werkte ze alle aanwezigen af, tot Da Costa toe, die toch een grote rol als reddende engel had gespeeld. Hij bloosde er zowaar van en Lidi ook, toen lachte iedereen. Het deed er ook weinig toe, want iedereen deed gek en Maria stootte ter verhoging van de feestvreugde een blad met kopjes tegen de vlakte.
‘O, het hindert niet, hoor. Scherven brengen geluk!’ zei Lidi. Het had haar op dat ogenblik weinig kunnen schelen als haar hele servies aan scherven was gegaan.
‘Bloemen… wie zorgt er voor bloemen!’ riep Juliet.
‘Ik wil het wel doen, maar dan mis ik de thuiskomst en daar voel ik, eerlijk gezegd, niets voor,’ bekende Ronald. ‘Die bloemen komen dan later wel.’
‘O, ik heb pas nieuwe bloemen staan, die haal ik wel,’ bood mevrouw Campbell aan, onder algemeen gelach en ze voerde het voornemen meteen uit. Vijf minuten later was ze terug met een paar takken prachtige orchideeën, die ze met liefde offerde voor de feestelijke thuiskomst van Wia en feestelijk was het zeker. De thuiskomst overweldigde Wia, die in twee dagen niet had gehuild, maar nu braken de traansluizen open. Iedereen kuste Wia en om het eenvoudig te houden kuste ze iedereen maar terug, ze was zo verschrikkelijk gelukkig, dat ze alleen maar huilen kon. Vernon, stilletjes maar kennelijk gelukkig, keek op de achtergrond toe, overweldigd door het bijna ongelooflijke feit dat hij zijn Wia terug had en ook door de enorme spontaniteit van deze begroeting. Nu pas bleek hoe ontzettend groot de spanning was geweest waaronder ze allemaal geleefd hadden.
Lichtelijk verfomfaaid dook Wia op uit de kluwen mensen.
‘Mijn lieve mensen allemaal!’ Haar lichte stem zong. ‘Wat zálig om thuis te zijn bij jullie… bij Vernon… ik dank jullie allemaal zo hartelijk! Bedankt voor jullie meeleven, bedankt voor de prachtige bloemen, bedankt voor alles! Mag ik nu even gaan douchen en me verkleden?’
‘Ja…’ Lidi greep haar bij de schouder en haar stem klonk verschrikt: ‘Wat heb je op je wang?’
‘O, dat.’ Wia voelde aan haar wang. ‘Dat trekt wel weg. De enige schade die ik opgelopen heb, een fikse dreun op mijn wang van… wijlen… De Plessier. Laat Vernon jullie alles vertellen, nou, en Jacques natuurlijk, zij weten eigenlijk meer dan ik, tot straks!’
Er viel zoveel te vertellen, dat Wia in de badkamer met intens genoegen luisterde naar het drukke praten in de grote kamer. Heerlijk, ongelooflijk heerlijk om weer thuis te zijn. Het huis van Lidi en Ronald voelde ze absoluut als thuis aan en Vernon… hier gingen haar gedachten werkelijk over in een soort zwevende geluksdroom, wat in deze omstandigheden ook wel begrijpelijk was. Vernon hield van haar en zij van hem, dat wist ze zeker en voorlopig was dat voldoende.
Jacques vertelde hoe zich alles had toegedragen en ook, hoe De Plessier aan zijn einde was gekomen. Op dat ogenblik kwam Wia fris en stralend, weer binnen. Ze keken haar allemaal aan, zoals ze daar stond en vlug ging ze op de armleuning van Vernons stoel zitten. Hij sloeg onmiddellijk zijn arm om haar heen en keek zo stralend blij naar haar op, dat vooral de overgevoelige Maria tot tranen geroerd was.
‘Jullie zullen het vreemd vinden,’ zei Wia zacht. ‘Maar met Borini kon ik het vrij goed vinden. Ik weet wel dat hij een misdadiger is, maar laten we niet moraliseren. Ik zeg ook niet, dat ik hem nu opeens zo graag mag omdat hij mij goed heeft behandeld en beschermd tegen die afschuwelijke De Plessier, maar toch… ik heb uren met hem gepraat en praten is vaak erg belangrijk. Hij heeft nog wel het vermogen om lief te hebben. Hij houdt oprecht van Marion Dinne en hij wilde haar vrij hebben. Nu dat is mislukt heb ik hem beloofd dat ik Marion zal gaan opzoeken. Ja, eigenlijk heb ik hem dat al beloofd voor hij gearresteerd werd maar hij wist toen voor zichzelf waarschijnlijk al, dat de zaak niet zou lukken, omdat hij niet van plan was mij leed te doen. Uit het hele gebeuren is één ding bijzonder positief geworden: Pierre heeft me beloofd, dat hij nooit meer iets zal ondernemen tegen Juliet of de mensen die bij haar horen, dus wij allen. Ik hoop alleen oprecht, dat hij ook nooit meer zijn handen naar het leven van anderen uitstrekt, direct of indirect, maar ja… als je dan bedenkt, hoe gewetenloos drughandel is, en daar heeft hij zich altijd mee beziggehouden, dan weten we allemaal drommels goed, dat hij indirect aan heel veel ellende schuldig is. Die lui zien alleen geld en nog eens geld.’
‘Ja, maar ik ben heel erg gelukkig met je afspraak om naar Marion te gaan,’ zei Juliet zacht. ‘Weet je, dat het me altijd heeft dwarsgezeten? We konden niet anders maar ik heb haar nooit opgezocht. Ik wist niet dat Marion eigenlijk zo’n verschrikkelijk eenzaam meisje is, omdat ze een vreselijk armoedige en moeilijke jeugd heeft gehad. Ze leek altijd zo zeker van zichzelf, een meisje dat altijd luxe had gekend.’
‘Nee, het was erg triest.’ Wia glimlachte tegen Juliet, een wijze, zachte glimlach.’ Ik hoop zo, dat Borini’s oprechte liefde voor Marion nog eens hun redding betekent en dat de weegschaal niet doorslaat naar de verkeerde richting voor Marion. Ik weet het gewoonweg niet en niemand weet het, want wie kent zijn toekomst?’
Ach, er was zoveel te bepraten. Het was een vreemde, feestelijke en roezig drukke dag. Waar Wia ging, daar volgden Vernons ogen haar, een glimlach en een knikje af en toe, meer tijd hadden ze niet voor elkaar, maar dat kwam later wel.
Het was ver na middernacht, toen Vernon naar zijn hotel ging en Wia met hem meeliep naar de hal, met haar arm door de zijne.
‘Oudergewoonte!’ Ze lachte helder en in Vernons oren klonk het alsof er zilveren belletjes klingelden. ‘Toch wel heerlijk, die vertrouwde marmeren hal, Vernon! Mag ik… alsjeblieft… mijn Jumbo terug?’
‘Dag mag je, mijn allerliefste, want dat ben je en ik neem aan, dat je dat intussen wel begrepen hebt.’ Met Jumbo in zijn hand geklemd, trok hij Wia in zijn armen en kuste haar heftig. ‘Ik hoop nooit van m’n leven nog eens zo intens angstig te worden als ik geweest ben vanaf het ogenblik dat ik besefte dat je ontvoerd was.’
‘Ik wilde voor al het andere jou terugzien.’ Het lachje eindigde in een vreemd, snikkend geluidje, ze verborg haar gezicht tegen zijn borst.
‘Ik hield al mijn emoties doelbewust aan de oppervlakte, ik wilde niet dieper nadenken. Dat was gevaarlijk… denken. Dat wist ik, sinds ik aan de rand van de afgrond over moest stappen in de wagen van Borini. Ik… ik dacht toen één ogenblik… wat staat me nog te wachten… zou ik de afgrond in lopen. Borini voelde dat en ik kreeg de kans niet.’
‘In vredesnaam, Wia!’ Ze hoorde hoe scherp Vernon zijn adem inhield en de armen om haar heen klemden zo, dat ze nauwelijks kon ademhalen.’ God zij dank, ik heb je terug. Laten we er nu niet verder over praten. Praten doen we morgen. Dan gaan we er samen vandoor. Het kan, we zijn morgen nog allebei vrij van werk.’
De maatschappij had overal van geweten, ingelicht door Ronald, en een van de directieleden had zijn opwachting nog gemaakt in de middaguren maar Wia had niet gehoord dat ze een dag vrij hadden gekregen.
‘We konden vervangen worden. Ja, en dan gaan we weer samen vliegen.’ Vernon kuste haar deze keer luchtig op haar wang. ‘Dan kunnen we ook ons onbetaalbare taxichauffeurtje begroeten. Hij gaf de eerste tip en ik zou ook hem wel in goud willen zetten. Wat een enorme medewerking we van alle kanten hebben gekregen, dat is bijna niet te geloven als je denkt hoe onverschillig de mensen in normale omstandigheden langs elkaar heen draven, allemaal op weg naar morgen, dan is het moedgevend als je beleeft, dat ze tenslotte toch nog helemaal mens blijven in de goede betekenis van het woord.’
‘Ja, nu het allemaal goed is afgelopen kan ik er dankbaar om zijn dat het gebeurd is, hoe vreemd dat ook klinkt.’ Wia keek peinzend naar hem op. ‘Buiten alle angst zijn er zoveel positieve dingen gebeurd, misschien ook voor dat meisje, Marion Dinne… misschien voor Borini… ach, ik weet het niet, maar wat geen misschien is: Veiligheid voor Juliet en de anderen. Het is beloofd en ik vertrouw Borini daarin. Hij mocht mij.’
‘Een prachtmeid, dat zei hij!’ Vernon kuste haar opnieuw en weer op de mishandelde wang, want die zat hem wel bijzonder dwars. ‘Die De Plessier heeft je wel flink geraakt,. enfin, dat is nu allemaal voorbij.’
‘Morgen zie je er niets meer van,’ troostte Wia Vernon. ‘En ga nu, Vernon, want anders schieten we hier beslist wortel en daar vind ik de hal nou weer niet gezellig genoeg voor!’
Vernon stond al bij de lift maar hij kwam weer terug.
‘Jumbo, ik heb ’m nog in m’n hand, die onschatbare Jumbo.’ Hij hing het kettinkje om haar hals en knipte het slotje dicht, waarna hij haar in haar hals kuste. ‘Tot morgen allerliefste. Mijn hemel, wat heb ik er een hekel aan om afscheid van je te moeten nemen!’
‘Ja, ik begrijp hoe je je voelt. Dacht je dat het bij mij anders is?’ Wia nam zijn gezicht tussen haar handen, de lieflijke lachgroefjes waar Vernon zo van hield vielen in haar wangen. ‘Weet je, ik wilde jou terugzien, ik verlangde daar zo verschrikkelijk naar en daarom wilde ik sterk blijven, me niet door de angst laten overmeesteren. Dat lukte alleen als ik sterk aan jou bleef denken, dat hielp me ook over mijn afschuw voor De Plessiers toenaderingspogingen heen en dat De Plessier geen enkele kans heeft gehad heb ik toch aan Borini te danken. Wat hij allemaal op zijn kerfstok heeft en de misdaden waar hij het brein van was, terwijl hij de vuile karweitjes door anderen liet afwikkelen, is en blijft verschrikkelijk. We hebben alleen geluk gehad, omdat hij mij mocht en met me kon praten, ik weet het gewoonweg niet. Het is zeker dat Juliet in mijn omstandigheden bij Borini geen enkele kans zou hebben gehad er levend af te komen. Het was allemaal zo voorbeschikt en voor iedereen is het zo het beste geweest. Juliet en de haren zijn veilig en misschien groeit er ooit nog eens iets goeds uit dit alles voor Marion en Borini. Wat ons betreft heeft deze beproeving ons heel erg helder getoond wat we voor elkaar betekenen en ik weet nu, dat we ons vanaf het begin tot elkaar aangetrokken hebben gevoeld zonder elkaar te kunnen begrijpen. Het ging hard tegen hard, maar ik geloof wel, dat ik mijn les goed heb geleerd. Ik kan het me nog niet helemaal realiseren, dat ik weer bij je ben.’
‘Ik geloof dat het veel beter is als je elkaar eerst helemaal niet kunt begrijpen en naar elkaar toegroeit, in plaats van meteen dolverliefd op elkaar te zijn, elkaar meteen te zien als een onwaarschijnlijk foutenloos wezen en dan naderhand met de stukken te zitten. Wia, ik heb zo’n onnoemelijke ellende meegemaakt, toen ik wist dat je in handen van De Plessier was, daar kan ik gewoonweg niet meer over praten.’ Vernon trok Wia in zijn armen en omklemde haar zo stijf alsof hij bang was dat iemand haar nu nog van hem af kon nemen, hij kuste haar nog steeds beschadigde wang, het zachte bruine haar en de lachende, wat onverschillig lijkende Vernon was zo totaal verdwenen dat het Wia de adem benam.
‘Kalm maar, schat, ik ben er nog!’ fluisterde ze. ‘Ik weet dat het erg was. Hoe heb ik ooit zo dom kunnen zijn om te denken, dat jij voor niemand dieper kon voelen. O, Vernon toch, geen wonder dat je af en toe razend op me werd. Ik neem het mezelf nu erg kwalijk.’
Vernon kuste haar deze keer verrassend teder en ze zou door de jaren heen steeds weer de verrassing ondergaan van deze trek in zijn karakter, de absolute tederheid die haar omhulde als een warm zijden gewaad waarin ze zich warm, gelukkig en ontspannen kon voelen en dankbaar voor de liefde van deze man, die ze in haar onnozelheid had aangezien voor een lachende, gewetenloze veroveraar.