.
Het was voorbij middernacht en ze waren waarschijnlijk de enigen die nog in het Instituut waren. Het ene raam in zijn kamer was gesloten, maar de geur van de op handen zijnde moesson hing in de lucht – een vleugje zout en vochtige aarde dat de geest in slaap suste of deed terugdenken aan oude regens. Acharya las een lange lijst laboratoriummaterialen die werden verwacht. Uiteindelijk wendde hij zijn blik af van de materialen om zijn ogen wat rust te gunnen. Hij zette zijn bril af, leunde achterover in zijn enorme zwarte stoel en rekte zich uit. Hij keek naar het meisje dat tegenover hem aan het bureau zat. Haar hoofd was gebogen in intense concentratie. Oparna las Elementaire beschrijvingen van non-culturele bacteria. Ze bood een geruststellend uitzicht, bijna een streling voor het oog. Ze had iets onopvallend voldaans over zich. Ze lachte ontspannen en haar lach had een vrouwelijke toegeeflijkheid over zich, alsof ze het grapje al eerder had gehoord, maar het nog steeds leuk vond. En als ze grinnikte, vooral toen de mannen geprobeerd hadden een naam voor het Ballonproject te bedenken, hield ze haar hand voor haar mond en boog zich een beetje naar voren. En dan had ze die geur van citroen om haar heen, een heel dure citroen. Ze was een centimeter of tien kleiner dan Lavanya, maar maakte op de een of andere manier toch de indruk vrij lang te zijn. Wat was ze gezond en sterk en lenig. En ook heel netjes. Ze haalde voortdurend papieren zakdoekjes uit haar grote olijfgroene tas tevoorschijn.
Meisje, dacht hij, en hij vond het raar dat hij aan haar dacht als een meisje, want het was zo overduidelijk dat ze een meisje was. Toch, als zij opeens zou sterven, waarschijnlijk als slachtoffer van een mysterieuze moord, dan zouden de kranten schrijven: ‘Een dertig jaar oude vrouw is onder verdachte omstandigheden dood aangetroffen.’ Ze beschreven een vrouw van dertig nooit als meisje. Hij vroeg zich af waarom dat was. Zelfs zij zou ooit komen te overlijden en dat stemde hem droevig. Ze had zoveel leven in zich, en zoveel schoonheid. Ze had een verrassend gezicht dat hij nu niet kon zien. Hij keek verontschuldigend naar de beschaafde rondingen van haar borsten. Haar slanke vingers speelden met een dun gouden kettinkje dat om haar lange hals hing. Hij richtte zich op om haar voeten te kunnen zien, maar dat lukte niet vanuit die hoek. Hij hield van de manier waarop haar slanke tenen op haar dunne slippers rustten. Haar teennagels waren altijd rood en haar vingernagels roze. Hij concentreerde zich op haar hoofd, dat nog steeds naar voren gebogen was. Haar dikke natuurlijk zwarte haar was strak achterover getrokken in een strenge paardenstaart. Dat vond hij leuk staan.
‘Als ik op je hoofd tokkel dan hebben we muziek,’ zei hij.
Oparna keek op. Toen hun blikken elkaar kruisten, wist hij niet waarom hij het gevoel had dat hij haar niet in de ogen behoorde te kijken. ‘Ik bedoel er niets mee, hoor,’ zei hij tegen de presse-papier.
‘Sorry, zei je iets?’
‘Ik zei niets. Niets belangrijks in ieder geval.’
Ze glimlachte en boog zich opnieuw over de Elementaire beschrijvingen van non-culturele bacteria. Maar ze las niet. Ze las al een poosje niet. Tokkel dan, wilde ze zeggen. Onwillekeurig speelde haar vinger met een lok haar die langs haar wang viel. Ze wist dat hij naar haar had zitten kijken. En haar hart bonsde in haar keel die koud aanvoelde. Ze moest heimelijk toegeven dat ze totaal in de war was en dat er geen enkele hoop voor haar was. Er waren zoveel mooie mannen tegenwoordig in dit land, die allemaal goede smalle schoenen waren gaan dragen, en hier zat ze te hopen dat een reusachtige astronoom, wiens overhemdknoopjes ronddraaiden onder de spanning van zijn buik, wat meer aandacht aan haar zou besteden en iets meer zou verzinnen wat hij met haar haar zou kunnen doen. Maar hij had een prachtig gezicht en pure stralende ogen die soms rondkeken met de verbazing van een kind. Ze wist hoe gek een man haar kon maken en daar was ze bang voor. Maar wat moest ze anders?
Een uur later liepen ze samen het voorvertrek in. (Ayyan was allang naar huis.) Ze liepen door de eindeloze gang in een stilzwijgen dat hun het gevoel gaf dat ze handlangers waren.
Acharya liep met haar mee naar haar zilvergrijze Baleno die naast de oprit stond. Ze stapte in met een uitdrukking van bestudeerde onverschilligheid. Toen ze wegreed, zwaaide hij haar na, en uit de verwarde uitdrukking van de nachtwaker bij het wachthokje begreep hij dat hij lang nadat ze door de donkere poort was verdwenen nog steeds stond te wuiven. Toen hij naar huis ging vroeg hij zich af of Oparna in haar achteruitkijkspiegel naar hem had geglimlacht.
Het was vreemd, zoals ze zonder een woord te zeggen in haar auto was gestapt. Waarschijnlijk was ze boos omdat hij een persoonlijke opmerking had gemaakt. Hij wilde haar opbellen en vragen of ze boos was, maar hij wist dat dat heel raar zou zijn. Hij draaide de sleutel om en opende zachtjes de deur van zijn huis om Lavanya niet wakker te maken en vond door de donkere gang op de tast zijn weg naar de slaapkamer. Hij kon Lavanya in bed zien liggen, met haar hand op haar voorhoofd. En de geur van Kerala’s geneeskrachtige oliën bereikte zijn neus.
Oparna reed met de raampjes open over Marine Drive. De weg was verlaten en in het citroengele licht van de straatlantaarns zag ze een zachte motregen waaieren in de wind. Ze dacht aan Acharya’s ogen.
Bij de poort van een wolkenkrabber in Breach Candy liet een bewaker haar binnen en in zijn boerenoogjes vonkte minachting voor een meisje dat nog zo laat naar huis terugkeerde. Toen de liftdeur zich sloot en een spiegel werd, bestudeerde Oparna zichzelf aandachtig. Haar haar zat door de war en haar lange blouse zag er zo belabberd uit dat ze zich een soort activiste voelde.
Toen ze haar flat binnenging, begreep ze niet waarom ze zo steels was geworden, alsof ze iets verrukkelijk verkeerds had gedaan. Ze liep op haar tenen naar de slaapkamer van haar ouders en gluurde om een hoekje van de deur. Ze lagen te snurken. Vader had de langste fluittoon. Ze ging naar haar kamer die in een zachtroze gloed was gehuld en de dunne gordijnen wapperden in de wind. Toen ze zich uitkleedde voelde ze zich verlegen. En ze glimlachte inwendig toen ze probeerde te lezen.
Een groot deel van de nacht lag ze wakker en dacht ze aan zijn kinderlijke gezicht en naïeve geestdrift. En aan het grote gemak waarmee hij de wereld van microben begreep. Gewoon een dwaze verliefdheid, dacht ze – de volgende ochtend zou die wel weggaan.
Zo gaat dat met allen die plotseling verliefd zijn en geloven dat hun kwellingen de volgende ochtend zouden verdwijnen, maar uiteindelijk is het altijd al ochtend voordat een dergelijke aangename troostrijke gedachte bij hen opkomt.
Ze werd gewekt door haar moeder die meestal een bijbedoeling had als ze dat deed. Na zich ervan te hebben verzekerd dat ze de slaap van haar dochter had verstoord, keerde ze terug met een kop thee en zei: ‘Er heeft zich een huwelijkskandidaat aangediend.’ Oparna’s ogen die net open waren gegaan werden weer stijf dichtgeknepen. ‘De jongen zit niet in de software,’ zei haar moeder bemoedigend, en toen voegde ze er op iets scherpere toon aan toe: ‘Ga me nu niet vertellen dat je lesbisch bent.’