.
Het was opwindend. Oja Mani’s haar werd bijeengehouden door een dunne witte handdoek. De achterkant van haar rode nachtjapon was nat. Haar zilveren enkelbanden lagen stil rond haar kurkumagele enkels. Als Ayyan haar zo zag, keek hij altijd schichtig om zich heen om te zien wat zijn zoon uitspookte. Toen ze pas getrouwd waren, drong hij er bij haar op aan dat ze al haar kleren zou uittrekken behalve die handdoek. Na verloop van tijd vertikte zij het nog om hem zijn zin te geven. Maar zijn opwinding werd er niet minder om. Dat beeld van zijn vrouw na het baden dat hem zo gemakkelijk in vervoering bracht was tevens het duurzaamste symbool van een huisvrouw. Hij had het gezien in de Tamil-soaps waar Oja zo verslaafd aan was. Huisvrouwen met hun haar in een handdoek gewikkeld. Werkende vrouwen gebruikten een föhn.
Oja opende de stalen kast, terwijl ze wist dat hij naar haar keek. De hiërarchie in de kast was sinds ze die had ingesteld nooit veranderd. De laagste plank was voor de granen. Daarboven stonden de kruiden en het tafelzuur en de speciale borden voor als ze gasten hadden. De bovenste drie planken waren voor kleding. In een blauwe plastic doos lagen haar erfstukken die haar er voortdurend aan moesten herinneren dat ze het goed had getroffen. ‘Het doet er niet toe of ik ze in bezit heb of jij, mijn kind,’ had haar moeder vóór haar huwelijk gezegd, ‘als hij dreigt je in brand te steken zijn ze voor hem.’
Oja haalde vier van haar mooiste sari’s tevoorschijn en liet ze hem zien. Hij ging naast haar staan om haar beter te kunnen bekijken. Ze was verbaasd dat hij het zo serieus opvatte. Hij wees op de enige sari die niet glom. Het was een blauwe katoenen sari met kleine witte blokjes.
‘Er komen een hoop rijke mensen,’ zei hij, ‘en rijke vrouwen lachen om vrouwen die overdag glimmende kleren dragen.’
‘Hoe komt het dat jij zoveel weet over rijke vrouwen?’
‘En geen zware gouden ketting. Die je om hebt is goed. Dat is een dunne. Dat is goed.’
‘Maar je zei dat het een belangrijke dag is.’
‘Belangrijk betekent tegenwoordig niet meer dat je goud om moet.’
Ze fronste haar voorhoofd, maar legde zich erbij neer. In dit soort zaken had hij gewoonlijk gelijk. Ze keek haar man vorsend aan. Hij droeg een hagelwit overhemd met lange mouwen dat hij keurig in zijn grijze broek had gestopt. Zijn zwarte zondagse schoenen waren pas gepoetst. En hij had zijn horloge om. Dat droeg hij alleen bij bijzondere gelegenheden. En hij rook lekker.
‘Je zou die jas moeten aantrekken die je hebt,’ zei ze. ‘Daarin lijk je wel een held.’
‘Nee, nee. Bij zo’n soort gelegenheid hoor je geen jas te dragen. Je moet eruitzien alsof het je weinig kan schelen.’
‘Adi,’ schreeuwde Oja, ‘kom onder de douche uit.’
Adi stond in het matglazen hokje in een hoek van de keuken. En hij zong uit volle borst: ‘d-i-s-c-o. Disco, Disco.’
‘Adi, kom er nu meteen uit.’
De jongen kwam tevoorschijn met een handdoek om zich heen. Oja liep haastig naar het hokje en keek hem kwaad aan. ‘Disco, disco,’ zei Adi tegen haar.
Ayyan droogde hem af en keek af en toe in de richting van het hokje dat hij ooit uit liefde had gebouwd. De jongen liet het gehoorapparaat aan zijn vader zien. Ayyan hielp hem het in te doen. Hij bond het kleine witte kastje op Adi’s buik. Er kwam een wit draadje uit. Hij blies in het linkeroor van de jongen om het te drogen. Adi giechelde. Dus deed Ayyan het nog een keer. Toen propte hij het dopje in Adi’s oor.
Toen Oja het hokje uit kwam keek ze hen aan om te zien of ze hun goedkeuring weg kon dragen. Dit is een beeldschone jonge vrouw, dacht Ayyan. Hij tuitte zijn lippen hitsig naar haar. Ze glimlachte. Ze had niets tegen smerige gedachten want daar hoefde ze toch niet op te reageren. Ze liep naar de manshoge spiegel van de kast. Ayyan en Adi keken aandachtig naar haar toen ze grote ogen opzette en er met een zwart potlood streepjes rond aanbracht.
In de taxi kregen ze een meningsverschil. Oja had met de bus of te voet willen gaan. Ayyan wilde met de taxi.
‘Er zit regen in de lucht,’ zei hij tegen haar.
Adi werd op de achterbank tussen zijn ouders in geperst.
‘In een bus regent het niet,’ zei ze boos.
‘En van de bushalte naar de school?’
‘We hebben paraplu’s, toch? En trouwens, ik geloof niet dat het gaat regenen.’
‘Het kost maar twintig roepies.’
‘Alle kleine beetjes helpen,’ zeiden Oja en Adi tegelijkertijd en daar moesten ze om lachen.
Tegen de tijd dat de taxi de poort naderde, was Oja stil geworden. Ze was zenuwachtig. De linkerkant van de oprit stond volledig vol met geparkeerde auto’s en in de buurt van de poort was het een chaos. Chauffeurs die geen parkeerplaats konden vinden probeerden te keren en dat zorgde voor een opstopping. De bewaker nam Oja van het hoofd tot de voeten op en keek Ayyan stralend aan.
‘Alle rijke mensen zijn van de partij,’ zei de bewaker.
‘Ik moet naar mijn klas,’ zei Adi, zijn vinger losmakend uit de vuist van zijn vader. ‘Ouders moeten naar de aula. Leerlingen komen in een rij,’ zei hij. Toen gaf hij snel een paar instructies. ‘Ouders hoeven niet in een rij te lopen. Die mogen lopen zoals ze zelf willen.’ Hij wees op het grote gebouw rechts van hem. ‘De grote aula is hier. Noem het niet de “zaal”. Het heet “De Grote Aula”.’
Hij liep kordaat over het pad naar de trap. Na een paar passen keerde hij zich om en glimlachte veelbetekenend naar zijn vader. Oja zwaaide naar hem en probeerde er heel even achter te komen wat die steelse glimlach tussen vader en zoon te betekenen had. Samen met Ayyan liep ze snel naar het grote gebouw. Twee kleine meisjes in blauwe schortjes, die veel jonger waren dan Adi, liepen voor hen uit en spraken geanimeerd in het Engels. Oja lachte. ‘Wat spreken die kleintjes al goed Engels,’ zei ze.
Voor de achterdeur van de aula stonden ouders wier gebabbel het geroezemoes dat van binnen kwam overstemde. Ze wierpen terloopse blikken op de leerlingen die in keurige rijen aan kwamen lopen en door de voordeur verdwenen.
‘Moeten we nu al naar binnen gaan of later?’ vroeg Oja op fluistertoon aan haar man.
‘Waarom fluister je?’
‘Ik fluister niet,’ fluisterde ze.
Ze stonden op nauwelijks een meter afstand van een groepje ouders, een stuk of twaalf, die het hadden over de paardrijlessen in een nieuw internationaal internaat dat in een van de buitenwijken was geopend. De moeders droegen t-shirts en jeans en broeken die maar net tot de knie reikten en lange rokken. Sommigen droegen een salwar. Ze zagen er allemaal heel chic uit. Oja ging wat dichter bij haar man staan.
Ayyan bestudeerde de vaders. Zijn eigen overhemd was in orde, wist hij. Het had hem vijfhonderd roepies gekost, maar de overhemden en broeken van deze mannen hadden iets wat maakte dat hij er toch uitzag als hun chauffeur. Toen hij zichzelf die ochtend in de spiegel had bekeken, wist hij zeker dat hij zich met hen kon meten, maar nu, nu hij naast hen stond, voelde hij zich op de een of andere manier kleiner. En Oja leek wel hun keukenmeid.
‘Laten we een praatje met hen gaan maken,’ zei Ayyan.
‘Nee,’ zei Oja, maar hij liep al naar hen toe. Ze slofte achter hem aan. Ze stonden aan het randje van de groep. Ayyan glimlachte alsof hij deelnam aan hun gesprek en probeerde oogcontact te maken met een man die hij zich van een vroegere vergadering herinnerde. De vrouwen sloegen Oja oppervlakkig gade. Een van haar keek naar haar voeten en Oja krulde haar tenen.
Toen er even een stilte viel in het gesprek zei Ayyan tegen zijn kennis in het Engels: ‘Wij hebben elkaar al eens eerder ontmoet. Ik ben de vader van Aditya Mani.’
De kennis keek hem vriendelijk aan en zei: ‘Maar natuurlijk, dat herinner ik me.’ Hij wendde zich tot de anderen en zei: ‘Jongens, dit is de vader van het genie.’ Oja was het zich niet bewust, maar ze stond te knikken als een ledenpop, terwijl ze de vrouwen glimlachend aankeek.
‘Het genie?’ vroeg een man op hese toon.
‘Ja. Hij is net elf of zoiets. En hij praat over relativiteit en van die dingen.’
‘Is het werkelijk?’
‘Aditya, ja.’ Het gezicht van een van de vrouwen klaarde op. ‘Ik heb verhalen over hem gehoord. Hij bestaat dus echt.’ Ze zei in Hindi tegen Oja: ‘Uw zoon is heel bijzonder.’
Oja keek haar man koket aan en giechelde. Ze zei op fluistertoon tegen haar man, maar toch zo dat iedereen het kon verstaan: ‘Kom, laten we gaan.’
Op het podium stonden zes tafeltjes in een halve cirkel opgesteld. Tegen een blauwe achtergrond hing een thermocol bord met daarop: ‘St. Andrew’s School. Eerste Interscholaire Wetenschapsquiz’. De deelnemers waren er nog niet, maar de zaal zat afgeladen vol. Aan beide zijden van het met een rode loper gestoffeerde middenpad zaten leerlingen op houten banken. Zij vulden het grootste deel van de aula. Adi zat ergens op de zesde rij. Helemaal achterin zaten jongens die al een pluizig snorretje hadden.
‘Wat zijn die jongens groot,’ zei Ayyan tegen zijn vrouw. ‘En de meisjes hebben al borsten.’
Ze zaten achter in de zaal op stoelen met kussentjes, samen met de andere ouders en de docenten. Het groepje ouders waarmee Ayyan buiten had gesproken zat vooraan. Oja speelde met de hanger aan haar dunne gouden kettinkje en bestudeerde de nekken van de moeders.
De lichten werden gedimd en het geroezemoes van de leerlingen werd luider. Op het donkere podium verschenen zes tweetallen leerlingen. Er waren ook twee mooie pubermeisjes bij in olijfgroene rokjes en witte blouses. De anderen waren puberjongens in verschillende uitmonsteringen. Ze namen achter de tafeltjes plaats en wachtten af. De podiumverlichting ging aan en het publiek applaudisseerde. Er klonk ook wat gefluit. Zuster Chastity verscheen en liep kordaat met een draadloze microfoon in haar hand naar het midden van het podium.
‘Wie heeft er gefloten?’ was het eerste wat ze zei. Dat zorgde ervoor dat het doodstil werd in de zaal. ‘Leerlingen van St. Andrew’s fluiten niet.’ Toen glimlachte ze naar haar toehoorders en zei: ‘Goedemorgen, ouders, leraren en leerlingen. Welkom bij de eerste interscholaire wetenschapsquiz van St. Andrew’s.’
Ze sprak over de school, de recente prestaties, de plannen en toen stelde ze de quizmaster voor. Het was de oudste wiskundeleraar van de school, een van de mannen die Ayyan een week tevoren in de kamer van het schoolhoofd had gezien.
Er werd luid geapplaudisseerd toen hij het podium betrad. Hij zag er gelukkiger uit nu en ook knapper, in zijn zwarte pak met de blauwe das. Ook hij had een draadloze microfoon in zijn hand. Hij had een sympathieke manier van spreken en hij sprak heel snel alsof hij de risicofactoren opsomde in een reclamefilmpje voor een beleggingsmaatschappij. Hij legde de regels uit en vroeg de deelnemers zichzelf voor te stellen. Zuster Chastity liep door het gangpad en ging tussen de ouders en de docenten zitten. Ze zat in dezelfde rij als Ayyan, maar aan de andere kant van het gangpad.
‘Laten we beginnen met de eerste ronde,’ zei de quizmaster. ‘De eerste ronde is de natuurkunderonde.’ Hij keek naar team A en vroeg: ‘Zijn jullie klaar voor de eerste vraag van de eerste jaarlijkse interscholaire wetenschapsquiz van de Engelse St. Andrew’s School?’
De barse jongens van team A knikten.
‘Mooi. Daar gaat-ie dan,’ zei de quizmaster en hij keek op een kaartje dat hij in zijn hand hield.
‘Deze twee heren wilden het bestaan bewijzen van iets dat ether wordt genoemd. In plaats daarvan ontdekten ze bij toeval dat licht zich met een constante snelheid verplaatst, ongeacht de snelheid van de waarnemer. Wie zijn deze mannen?’
De jongens keken beduusd en onzeker. Ze bleven het antwoord schuldig. Het volgende team dacht ook diep over de vraag na en wist het evenmin. Het derde team was het team dat alleen uit meisjes bestond. Zij gaven onmiddellijk te kennen het niet te weten. Geen van de zes teams kwam met het juiste antwoord op de proppen.
‘Niemand?’ vroeg de quizmaster op enigszins triomfantelijke toon. Hij keek de zaal in. ‘Dan vraag ik het aan het publiek.’
Er viel een stilte die zwaar was van verlegenheid. Oja keek haar man verontschuldigend aan, alsof ze zich schaamde voor het feit dat ze het antwoord niet wist.
‘Albert Michelson en Edward Morely,’ zei de quizmaster en de jongens op het podium lieten een pijnlijk gesis horen. Een van de jongens spreidde zijn handen van openlijke ergernis.
‘Michelson en Morley,’ zei de quizmaster, ‘wilden de oude theorie bewijzen die inhield dat het universum gevuld was met een onzichtbare stof die ether heette. Zoals we allemaal weten is het universum niet gevuld met ether. Maar bij toeval ontdekten ze via hun experimenten dat licht zich verplaatst met dezelfde snelheid ongeacht hoe snel of hoe langzaam de waarnemer zich verplaatst.’
De quizmaster keek team B aan.
‘Zijn jullie zover? Mooi. Hier komt de tweede vraag. Om welke ontdekking is Sir James Chadwick bekend?’ Een klein stemmetje verbrak de stilte in de zaal.
‘Het neutron,’ zei het stemmetje.
Er viel een verblufte stilte en toen klonk er gemompel op. Iedereen op het podium leek in verwarring gebracht. Team B keek kwaad.
‘Wie zei dat?’ vroeg de quizmaster terwijl hij de zaal in keek. De ouders keken elkaar zachtjes grinnikend aan.
Oja’s handen beefden. Ze had de mouw van haar man vastgepakt en vroeg met bange stem: ‘Was dat Adi niet?’
Ayyan ademde een beetje zwaar en zei: ‘Ja.’
Een man in de rij voor hem draaide zich om en keek Ayyan en Oja onbewogen aan. Zuster Chastity’s hoofd keek van dezelfde rij aan de andere kant van het gangpad hun kant op en haar blikken kruisten die van Ayyan.
‘Wie zei dat?’ vroeg de quizmaster.
De kinderen op de eerste rijen wezen op een jongetje dat tussen hen in zat.
‘Jij, meneer, heb jij dat gezegd?’ vroeg de quizmaster, geamuseerd en ongelovig. ‘Aditya, wil je alsjeblieft even opstaan?’ Adi ging staan, zijn handen gevouwen op zijn rug. Onder de ouders klonk geroezemoes. Diverse hoofden werden omgedraaid en keken naar Ayyan en Oja.
‘Dus dat was u, meneer?’ vroeg de quizmaster.
‘Ja, meneer,’ zei Adi bijdehand.
‘Tja, ik weet niet wat ik daarop moet zeggen,’ zei de quizmaster, met een onthutste uitdrukking op zijn gezicht. ‘Maar je hebt het helemaal goed. En vertelt u me nu maar eens hoe u heet, meneer.’
‘Aditya Mani.’
‘En hoe oud ben jij?’
‘Elf. En elf is een priemgetal.’
‘Dames en heren,’ zei de quizmaster, wijzend op Adi. En er werd geapplaudisseerd. Een voor een stonden de ouders op voor een staande ovatie en ze keken naar het vreemde echtpaar dat tussen hen in zat. Oja had tranen in haar ogen toen ze samen met haar man opstond en in haar handen klapte.
Zuster Chastity liep het gangpad door en bleef midden in de zaal staan. Het werd weer stil. Ze maakte een blije indruk, maar ze sprak op ernstige toon. Ze had geen microfoon nodig.
‘Hoewel ik bijzonder veel waardering heb voor de genialiteit van onze leerlingen wil ik toch iedereen in de zaal verzoeken niet op eigen houtje te antwoorden. Als geen van de mededingers het juiste antwoord weet, zal de vraag aan het publiek worden voorgelegd. U kunt dan uw hand opsteken en dan zal de quizmaster beslissen wie het antwoord op de vraag mag geven. Is dat duidelijk, Adi?’ Ze keerde, Ayyan vrolijk hoofdschuddend aankijkend, terug naar haar plaats.
Vervolgens wendde de quizmaster zich tot team B en stond op het punt het woord tot hen te richten. Toen keek hij Adi nog eens aan en schudde zijn hoofd. ‘Wacht tot het jouw beurt is,’ zei hij en daar moest iedereen om lachen. ‘Nu dan, team B, jullie krijgen een andere vraag.’
Team B was nog steeds kwaad. De twee jongens trokken een gezicht alsof ze het antwoord hadden geweten.
‘Zijn jullie er klaar voor?’ vroeg de quizmaster. ‘Daar komt-ie. Wat is het verband tussen Little Boy, Fat Man en Manhattan?’
Oja greep opnieuw de mouw van haar man. ‘Ik hoop dat hij deze keer zijn mond houdt,’ zei ze.
‘Dat doet hij wel,’ zei Ayyan zelfverzekerd.
De stilte was om te snijden. Team B wierp nerveuze blikken in de richting van Adi. Aanvankelijk keken ze alsof ze het antwoord wilden geven voor het jongetje de kans kreeg. Toen leken ze te hopen dat Adi het antwoord zou weten. Ook de quizmaster keek in de richting van Adi. Sommige kinderen in de zaal keken de jongen verwachtingsvol aan. Ouders strekten hun halzen om te kunnen zien wat Adi deed. Team B moest het antwoord schuldig blijven. De meisjes van team C sprongen erbovenop. Een van hen gaf het antwoord en de ander knikte verwoed: ‘Little Boy en Fat Man zijn de namen van de atoombommen die op Hiroshima en Nagasaki zijn geworpen. Het atoombomproject heette het Manhattan Project.’
‘Uitstekend,’ zei de quizmaster en er klonk een applaus op. Hij keek Adi aan en zei: Sorry, meneer, ze wisten het.’ En de zaal barstte in lachen uit.
Zo ging het nog met drie vragen, waarbij de teams bezorgde blikken in de richting van Adi wierpen, het publiek wachtte op een reactie van de jongen en iemand op het podium uiteindelijk met het antwoord op de proppen kwam. De spanning in de zaal nam af.
‘Team F, nu zijn jullie aan de beurt,’ zei de quizmaster. ‘Dit is de laatste vraag van de eerste ronde. Zijn jullie er klaar voor? Mooi. Dit is een interessante. De wetenschapper bracht zijn laatste dagen door met het pogen gewone metalen te veranderen in goud. Hij verspilde zijn laatste jaren in…’
‘Isaac Newton,’ zei de stem van Adi en de verblufte stilte daalde opnieuw neer over de zaal. Toen de stilte zich vulde met zacht gemompel, stelde zuster Chastity zich, met haar handen in haar zij, in het middenpad op.
Oja’s bevende vingers bedekten haar mond. Ze maakte een angstige indruk. Ouders keken haar met brede glimlachen van waardering en afgunst aan. Ayyan stond op van zijn plaats en zei op luide toon ‘sorry’ tegen het schoolhoofd. Hij liep door het gangpad naar zijn zoon toe. Alle ogen waren op hem gericht. Op de zesde rij tilden de kinderen die op de houten bank zaten hun benen op om Ayyan door te laten. Ayyan boog zich naar Adi’s goede oor, stak zijn wijsvinger streng omhoog en trok een gezicht alsof hij hem een standje ging geven. Toen fluisterde hij: ‘Prima gedaan, mijn jongen. Nog één keertje maar.’
Ayyan liep terug naar zijn plaats en deed alsof hij zich opgelaten voelde. Nooit van zijn leven waren er zoveel ogen op hem gericht geweest. Hij bood opnieuw zijn verontschuldigingen aan tegenover zuster Chastity, die minzaam knikte. Ze riep vanuit het gangpad: ‘Gedraag je nu verder, Adi.’ Ayyan ging op zijn plaats zitten en een man in de rij voor hem keerde zich naar hem om.
‘Uw zoon is ongelooflijk.’ Oja had opnieuw de mouw van haar echtgenoot vast. Ze deed haar best niet meer om haar tranen te bedwingen en daardoor liep haar mascara door.
De quizmaster zei: ‘Maar was het ook het goede antwoord?’ Hij keek met een effen gezicht de zaal in. Toen knikte hij. ‘Het is natuurlijk inderdaad Isaac Newton.’ Het applaus hield lang aan maar ditmaal stond er niemand op.
‘Nu moet ik weer een andere vraag zien te vinden,’ zei de quizmaster boven het geroezemoes uit. ‘We raken door onze vragen heen. Adi, je moet je echt gedragen, hoor, zoals het hoofd ook al heeft gezegd. Als de vraag aan het publiek wordt voorgelegd, dan mag jij pas antwoord geven. Anders moeten we je misschien vragen de zaal te verlaten. Oké? Ben ik duidelijk? Team F. Zijn jullie er klaar voor?’ Team F keek zenuwachtig naar Adi.
‘Een eenvoudige vraag. Als jullie het antwoord weten, wees dan heel snel,’ zei de quizmaster en hij keek naar de jongen in de zaal.
‘Wie was de tweede man op de maan?’
‘Buzz Aldrin,’ schreeuwde Adi.
De quizmaster sloeg zijn ogen neer. Zuster Chastity stond op. Ayyan liep in een looppasje door het gangpad. De kinderen tilden opnieuw hun benen op om hem te laten passeren. Ze hadden er plezier in gekregen. Ayyan liep naar zijn zoon toe, nam hem mee uit de rij en door het smalle middenpad. Hand in hand liepen ze naar de uitgang. Ze hoorden de quizmaster zeggen: ‘Het was inderdaad Buzz Aldrin,’ en opnieuw was er een staande ovatie. Ayyan probeerde beschaamd te kijken. Adi straalde.
Ze stonden in de gang buiten de aula en lachten. Even later kwam Oja huilend de gang in rennen. Ze bleef plotseling stilstaan, fatsoeneerde haar haar, keek schaapachtig naar links en naar rechts en liep toen haastig door. Toen rende ze weer. Vanaf nu is het leven van deze vrouw niet gewoon meer, dacht Ayyan bij zichzelf. Hij wist dat het de moeite waard was, alleen voor dat ene moment al. Zou ze zich, toen ze opgroeide als dochter van een ober, toen ze als jong bruidje een klamme eenkamerwoning betrok of toen ze op een avond tot de ontdekking kwam dat haar zoon aan één oor doof was, ooit hebben voorgesteld dat ze nog eens een dag als deze zou meemaken? Maar hij voelde ook die vreemde verontrustende mengeling van angst en opwinding. Hij had de uiterste grenzen van het spel opgezocht. En er moest een punt achter worden gezet. Waarschijnlijk nu meteen. Het was dolle pret, we zijn ermee weggekomen, maar nu was het spel uit.
Oja ging voor haar zoon door de knieën en omvatte zijn hoofd. ‘Adi, hoe weet je dat toch allemaal?’ Ze omhelsde hem en hield hem, zijn armen stevig vastklemmend op een afstandje voor zich. ‘Wat ben jij toch intelligent, Adi. Je bent zo’n rare snijboon,’ zei ze, terwijl ze hem vol genegenheid een kusje op zijn neus gaf. Toen keek ze haar man kwaad aan en zei: ‘Ik ga een boos oog op zijn wang zetten.’
‘Dat soort dingen doet niemand meer,’ zei Ayyan.
‘Dat kan me niet schelen. Heb je gezien hoe die vrouwen naar mijn zoon kijken?’
‘Hoe keken ze dan?’
‘Het waren zulke duivelse vrouwen, allemaal. Heb je het niet gezien? Ze verfden hun haar.’
‘Wat heeft dat ermee te maken?’
‘Dat weet ik niet. Ik weet alleen dat mijn jongen elke ochtend voor hij naar school gaat een zwarte stip op zijn wang krijgt.’
‘Ik weet alleen dat mijn jongen niet met zo’n stomme stip op zijn wang gaat lopen. We zijn niet bijgelovig, toch, Adi?’
Er kwam een man de gang in lopen. Oja richtte zich weer op en streek de grote kreukels in haar gesteven sari glad. Ze vouwde haar handen en glimlachte naar de man toen hij naast hen kwam staan. Hij was een krachtige, verfomfaaid uitziende man met dik warrig haar en zijn overhemd hing uit zijn broek. Hij schudde Adi de hand.
‘Je was briljant,’ zei hij. ‘Ik ben Anil Luthra,’ zei hij tegen Ayyan terwijl hij zijn hand uitstak. ‘Mijn zoon zit in groep tien. Hij heet Amit. Ik had alleen nog maar van je zoon gehoord. Vandaag heb ik hem in actie gezien.’
‘Het is nog maar een kleine jongen die een beetje gekheid uithaalt,’ zei Ayyan.
‘Niet zo bescheiden… sorry, hoe heet jij?’
‘Ayyan.’
‘Ayyan, je bent een heel gelukkig man. Daarbinnen dacht ik nog heel even dat de school hem de vragen had toegespeeld,’ zei hij en toen begon hij te lachen om te benadrukken dat het maar een grapje was. Ayyan lachte sportief mee. Luthra gaf hem zijn kaartje. Metro Redacteur, The Times of India. Toen Ayyan niet met een kaartje op de proppen kwam, vroeg hij: ‘En wat doe jij voor de kost, Ayyan?’
‘Ik werk op het Instituut voor Theorie en Onderzoek.’
‘O,’ zei Luthra. ‘Jal is een goede vriend van me. Jana Nambodri ook. Ik heb Acharya één keer ontmoet. Lastige man, is het niet?’
‘Ja. Maar hij is een goede man,’ zei Ayyan, omdat hij vreemden niet vertrouwde.
‘Dat is hij zeker, dat is hij zeker,’ zei Luthra zonder overtuigingskracht. Hij monsterde Adi. ‘Ik weet zeker dat die jongen binnenkort heel beroemd zal zijn. Wat zei hij daarnet ook alweer? “Ik ben elf. En elf is een priemgetal”?’ Luthra lachte.
‘Hij is geobsedeerd door priemgetallen,’ zei Ayyan. ‘Zal ik je eens wat zeggen? Hij kan de eerste duizend priemgetallen zo opsommen.’
Oja keek met een grimas naar haar zoon.
Luthra werd ernstig. ‘Echt waar?’ vroeg hij.
‘Echt waar. Maar hij is zo verlegen als er vreemden bij zijn. Maar ik kan kijken of ik hem zover kan krijgen.’
‘Ik weet wat ik ga doen,’ zei Luthra opgewonden. ‘Hier is mijn mobiele nummer. Als je denkt dat hij klaar is om de eerste duizend priemgetallen op te sommen, bel me dan. Dan stuur ik een verslaggever. Wat vind je daarvan?’
‘Dat is heel vriendelijk van je.’
In de taxi vroeg Oja: ‘Wat is een piemgetal?’
‘Een priemgetal,’ verbeterde Adi haar, terwijl hij zijn hand op haar hoofd legde. ‘Een priemgetal is een getal dat uitsluitend deelbaar is door zichzelf en door één.’
‘Nou en?’ vroeg ze bezorgd.
‘Nou niks.’
‘Ik begrijp er helemaal niets van. Vertel eens, Adi, ken jij de eerste duizend priemgetallen?’
‘Nee,’ zei Adi.
‘Dat weet hij best,’ zei Ayyan. Adi keek hem aan en toen glimlachten ze.
‘Wat is dat toch voor een geheimtaal tussen jullie tweeën?’ vroeg ze kwaad. ‘Soms geven jullie me het gevoel dat ik word buitengesloten.’
‘Ik heb honger,’ zei Adi tegen zijn moeder. Op de een of andere manier beurde dat haar op.