.
Niet iedereen in de menigte wist waarop men stond te wachten, maar men stond verwachtingsvol te mompelen bij een van de uitgangen van de bdd chawl. Sommigen vroegen wat er te gebeuren stond. Velen bespaarden zich de moeite. Opgewonden jongens renden tussen de mensen door en kleine meisjes speelden een geheimzinnig spelletje waarbij ze allemaal op één been rondsprongen. Aan het hoofd van de menigte stonden Ayyan Mani en een man met een dikke guirlande van rozen die de nek van de begunstigde zou kunnen breken.
Op het plaveisel aan de kant van de weg stond een twee verdiepingen hoog spandoek. Zelfs op de vergroting maakte de beroemdheid een onvolgroeide indruk. Hij stond in een safaripak, zijn handen ter begroeting gevouwen. Zijn gezicht was zachtroze omdat affichekunstenaars niet de vrijheid hadden zijn gezicht zwart te schilderen. Zijn dunne haar lag bijna plat over zijn schedel gespreid. En zijn dikke snor had scherpe punten. Vlak boven zijn hoofd stond in grote letters een introductie in het Engels – dynamic personality. In kleinere letters volgde de mededeling dat hij de achtenswaardige minister S. Waman was. Het leek passend dat de auteur bij Wamans zwarte schoenen erkenning vond in Marathi en in diplomatiek gekozen kleine letters – ‘Reclameborden verzorgd door P. Bikaji’. Bikaji was de man die de kolossale guirlande in zijn hand had. Zijn witte kurta was doorzichtig geworden van zijn zweet en hij bezweek bijna onder het gewicht van de guirlande.
‘Als hij komt,’ zei hij tegen Ayyan, ‘dan geef ik hem eerst de guirlande en dan neem jij het woord.’
‘Waarom wil je je tijd verspillen?’ vroeg Ayyan. ‘Hij zal je geen blik waardig keuren.’
Iemand schreeuwde: ‘Daar heb je hem.’ De menigte stroomde de weg op. Een jeep kwam met piepende remmen tot stilstand en daarachter stopte een lichtblauwe Mercedes die al snel omringd werd door mensen. Uit de jeep stapten vier bodyguards met machinegeweren die naar de Mercedes toe renden. (Zij beschermden de minister te allen tijde tegen het gevaar dat men mocht denken dat hij niet gewichtig genoeg was voor zo’n strenge bewaking.) Ze moesten duwen en trekken om het portier van de auto te kunnen openen.
Waman kwam, in een gesteven witte kurta, met gevouwen handen tevoorschijn.
Bikaji schreeuwde: ‘De Leider van het Volk’, wat door de menigte werd herhaald.
Toen hoorden ze Bikaji ‘Klootzak’ schreeuwen, omdat een opdringerige vriend de last van de guirlande met hem wilde delen.
‘Ik kom je alleen maar helpen,’ zei de vriend beledigd.
Bikaji duwde hem kwaad weg en liep op de politicus af om hem de guirlande om te hangen, voordat anderen van de rozen konden meeprofiteren. Waman hield de guirlande om zijn schouder totdat een bodyguard hem ervan verloste.
‘Ik heb dat spandoek voor u gemaakt,’ zei Bikaji wijzend op het onrechtmatige reclamebord op het plaveisel.
‘Mooi, goed,’ zei Waman en toen vroeg hij: ‘Waar is de vader van de jongen?’
Mannen begonnen te roepen: ‘Ayyan, Ayyan.’
Ayyan kwam uit de menigte naar voren, nam de hand van de minister in zijn beide handen en raakte toen zijn borst aan.
‘Laten we gaan,’ zei de minister.
Ayyan en Waman liepen over de kapotte klinkerpaden van de chawls met minstens driehonderd mensen achter zich aan. Fotografen renden voor hen uit om foto’s te maken en tussen het schieten van plaatjes door renden zij achterwaarts. De minister keek naar de rijen identieke grijze gebouwen die hem omringden.
‘Ik weet dat u ooit ook in een chawl hebt gewoond,’ zei Ayyan.
‘Ja, aan Grant Road. Heel lang geleden,’ zei Waman met een glimlach van iemand die trots was op zijn oude ontberingen.
‘We hebben geprobeerd te verkopen,’ zei Ayyan. ‘Projectontwikkelaars hebben interesse getoond.’
‘Dat spreekt. Dit land is zijn gewicht in goud waard.’
‘Ik wil ook verkopen,’ zei Ayyan, ‘maar een hoop mensen verzetten zich ertegen. Er wonen hier tachtigduizend mensen. Het is een hele klus om alle neuzen dezelfde kant op te krijgen. Projectontwikkelaars willen alles of niets.’
‘Dat ligt voor de hand,’ zei Waman hoofdschuddend. ‘De mensen zijn bang, hè? Ze hebben hier hun hele leven gewoond. Ze voelen zich thuis hier.’
‘Ja. Ze willen dezelfde buren, dezelfde leventjes.’
‘Hoeveel bieden de projectontwikkelaars, Mani?’
‘Twaalf lakh per veertien vierkante meter,’ zei Ayyan.
‘Voer de prijs op tot vijftien,’ zei Waman met overtuigingskracht. Hij keek naar het enorme blok onroerend goed en leek in gedachten een paar berekeningen te maken.
Het gezelschap ging naar het pleintje van Blok 41, waar zo’n honderd anderen al stonden te wachten. Een tafel bedekt met een wit laken stond aan het einde van het veldje. Waman baande zich glimlachend en buigend een weg tussen de verzamelde menigte door en doopte een omhooggehouden baby die al was gedoopt.
Toen hij plaatsnam aan de tafel vormden Bikaji en zijn mannen een menselijk kordon om de minister heen. Het kordon week uiteen om Ayyan door te laten, met zijn zoon en zijn vrouw. Oja vouwde haar handen samen en smolt haast van trots.
De minister vroeg: ‘En dit is de grote Adi?’
De jongen had meer oog voor de machinegeweren van de bewakers.
‘Mag ik hem vasthouden?’ vroeg hij aan de bewaker, maar die schudde zijn hoofd.
‘Doe de veiligheidspal erop en geef het die jongen,’ beval Waman. ‘Hij is helemaal niet zwaar,’ zei hij met genegenheid tegen Adi.
De bewaker deed wat hem gezegd was en Adi voelde de toverkracht van het vasthouden van een ak-47.
Het gezin ging naast de minister zitten. Het publiek zat op de grond of op de stoelen die ze van thuis hadden meegesleept.
De minister hield een toespraak waarin hij vertelde dat hij, toen hij net zo oud was als Adi nu, door brahmaanse priesters aan een boom was vastgebonden omdat hij de misdaad had begaan een tempel te betreden. ‘Zo hebben ze me de hele nacht laten staan,’ zei hij. De volgende ochtend ben ik weggelopen uit mijn dorp en met niets op zak, nog niet eens tien roepie, naar Mumbai gekomen. Ik had niet eens een zak.’
Ayyan had het verhaal vaker gehoord plus nog een heleboel andere die de minister hier niet vertelde. Dat hij ooit groenten had verkocht vanaf een kar op de Crawford Markt en zich, hoewel hij klein en krachtig gebouwd was, steeds meer als een boefje ging gedragen. Hij gooide met stenen en smeet winkelruiten in als protest tegen dingen die hij niet begreep en om te rouwen om de dood van leiders die hij niet kende. Hij bracht het tot coördinator van een freelance knokploeg en ging na verloop van tijd de politiek in. Zijn kracht lag in zijn vermogen om op korte termijn legers van woedende dalit-jongeren op de been te brengen die soms heel gewelddadig konden worden. De Onaanraakbaren hadden zich eindelijk het nutteloze recht verworven te worden aangeraakt door de hogere kasten, maar ze bleven de armsten van de stad. Elke keer als zij zich tekortgedaan voelden, bijvoorbeeld toen onverlaten op een keer het standbeeld van hun bevrijder Ambedkar met pantoffels overlaadden, leidden mannen als Waman bataljons woedende jongeren, die hele straten leegplunderden.
‘Ze gaan in woede en keren terug met Adidas,’ had Ayyan op een dag tegen Oja gezegd, toen hij vanuit het keukenraam plunderaars triomfantelijk met hele dozen vol naar huis terug zag keren.
‘Wie is Adidas?’ had Oja gevraagd.
Dat zo’n man zich mengde in het onschuldige spelletje met het voorgewende wonderkind joeg Ayyan angst aan. Hij keek naar het profiel van deze genadeloze volksmenner wiens loftuitingen aan het adres van Adi nu werden uitgespuwd in een regen van zilveren druppeltjes speeksel die heel even glinsterden tegen de schemerende hemel, als minuscule vuurvliegjes.
‘Wat een kind, een heel bijzonder kind,’ zei de minister, ‘Adi is een bijzonder kind.’
Het feit dat de minister de naam ‘Adi’ in zijn mond nam, ervoer Ayyan als morbide. Een man die in staat was tot moord kende nu de naam van zijn zoon en daar ging iets verontrustends van uit. Maar Ayyan bedwong zijn angst met andere verhalen over de minister die hij had gehoord, waarin hij als een innemender mens werd afgeschilderd. Toen Michael Jackson een paar jaar geleden een bezoek had gebracht aan de stad, had Waman deel uitgemaakt van de groep politici die hem mocht ontmoeten. Later had de minister tegenover de pers verklaard: ‘Hij is een heel beleefde man. Er is geen spoortje arrogantie in hem te bespeuren. Je hebt totaal niet het gevoel dat je met een blanke staat te praten.’
Aan het slot van zijn toespraak riep Waman Adi uit tot de toekomstige bevrijder van de dalits.
‘Ik heb al zoveel over hem gehoord,’ zei hij. ‘Hij is zo hoogbegaafd dat hij nu toestemming heeft gekregen om aan een van de moeilijkste examens op de wereld mee te doen. En hij is nog maar elf. Mogen er veel meer komen zoals hij. Laten wij gezamenlijk de wereld tonen welke krachten er in ons huizen.’
De toehoorders applaudisseerden en de minister ging zitten en wreef met zijn vingers over zijn gezicht. Een bewaker naderde met een gigantische kartonnen doos.
‘Het is een computer,’ legde Waman uit aan de toeschouwers die opnieuw applaudisseerden. Sommige vrouwen in het publiek keken elkaar aan, trokken hun wenkbrauwen op en krulden hun lippen.
De minister overhandigde Ayyan de doos, terwijl de jongen tussen hen in stond als de ontvanger in naam. Fotografen schoten hun plaatjes onder een ovationeel applaus en Bikaji’s hysterische geschreeuw: ‘De leider van het volk.’
Toen de minister het pleintje verliet en recht tussen de menigte door wegliep, klonk er een gegons op van wanhopige stemmen die vroegen om baantjes, geld en sociale zorg. Hij knikte vele malen, keek alle kanten op, maar ontweek alle blikken. ‘Ga naar huis. Heb vertrouwen in de overheid,’ zei hij.
Voordat hij in zijn auto stapte wendde hij zich tot Ayyan en zei: ‘Kom me maar eens opzoeken op mijn kantoor. Dan vinden we wel een manier om deze boel te verkopen.’
Ayyan keerde terug naar huis, waarbij hij onderweg duizenden malen werd gegroet en aangestaard met ontzag en afgunst, wat hier op hetzelfde neerkwam. Adi was alleen thuis. Hij probeerde de monitor uit zijn doos te krijgen. Hij glimlachte uitgelaten naar zijn vader en zei: ‘Nu heb ik een computer.’
‘Ja dat is zo, maar pas op dat je hem niet stukmaakt. Laten we eerst de handleiding lezen voor we hem aansluiten. Waar is je moeder?’
‘Er kwamen een paar vrouwen langs en die hebben haar meegenomen.’
Ayyan deed de grendel op de deur en ging op de grond naast zijn zoon zitten. ‘Adi, ik wil dat je nu heel goed naar me luistert.’
‘De jongen probeerde het beeldscherm aan zijn plastic behuizing op te tillen.
‘Adi, ga zitten en kijk me aan,’ zei Ayyan op strenge toon.
Adi ging op de grond zitten en keek zijn vader aan.
‘Het is leuk geweest, vond je niet?’ zei Ayyan.
‘Het was leuk,’ zei Adi.
‘Nu is het voorbij. Ik weet dat ik dat al eens eerder heb gezegd, maar nu is het echt definitief voorbij,’ zei Ayyan.
‘Oké,’ zei de jongen.
‘Je gaat dat examen niet doen. Daar ben je niet slim genoeg voor. Dat weten wij allebei.’
‘Oké,’ zei Adi.
‘Begrijp je wat ik zeg?’
‘Ja.’
‘Dit zal niet nog eens gebeuren, Adi. Nu is het spel uit. Vanaf nu ben je net als andere jongens en dat is ook hartstikke leuk.’
‘Ik ben niet net als andere jongens. Ze noemen me dove.’
‘Als iemand jou een dove noemt, dan zeg je maar: “Maar ik kan jou horen, maar ik kan jou horen.” Dat blijf je gewoon zeggen totdat hij zijn mond houdt. Oké?’
Daar moest Adi om glimlachen. ‘Ik kan jou horen, ik kan jou horen, ik kan jou horen,’ zei hij.
‘Als hij dan nog steeds zegt dat je een dove bent,’ zei Ayyan, ‘dan zeg je: “Maar ik heb je moeder horen ruften, maar ik heb je moeder horen ruften.”’ Daarom moest Adi zo hard lachen dat hij over de grond rolde. Even was hij buiten adem en maakte alleen de angst dat hij dood zou gaan dat hij ophield met lachen.
Er werd op de deur geklopt. Toen Ayyan opendeed, zag hij Oja die heel gewichtig en gehaast stond te doen. Ze stond in de deuropening en maakte aanstalten om binnen te komen, maar gaf nog snel even wat laatste instructies aan vier vrouwen die gedwee in de gang stonden.
‘We kunnen niet toestaan dat de mensen nog langer vuilnis uit het raam gooien,’ zei Oja. ‘We moeten een boete instellen om dat tegen te gaan. Of we moeten het vuilnis ophalen en teruggooien in het huis van degene die het uit het raam heeft gesmeten. Als we zelf onze chawl niet verzorgen, wie doet het dan?’
Toen ging ze haar huis binnen en sloot de deur achter zich. Ayyan zag dat ze een schijfje citroen in haar hand had. Ze liep recht op Adi af en kneep het uit boven zijn hoofd. Hij probeerde weg te lopen, maar zij hield hem stevig vast en prevelde snel een gebed. En toen wreef ze met haar handpalmen over zijn wangen en kraakte haar knokkels tegen haar oren.
‘Boze ogen, alom,’ zei ze.