Hoofdstuk 9
Vlak naast zich hoorde Max Lous zware voetstappen stilhouden. Ze wist dat hij, net als zij, de wolf tegen Stormy op zag staan. Zelf kon ze haar ogen niet van de aanblik losrukken.
Ze voelde dat Lou zijn revolver tevoorschijn haalde. Vanuit haar ooghoeken zag ze zijn gestrekte arm en de vaste hand waarmee hij het wapen op het dier richtte.
‘Blijf staan, Stormy. Verroer je niet,’ zei ze. Ze probeerde luid genoeg te spreken om verstaanbaar te zijn voor Stormy en kalm genoeg om de wolf niet te laten schrikken. God, het beest kon Stormy elk moment naar de keel vliegen.
Blijkbaar had Stormy haar gehoord, want Max zag de blik in haar eigenaardige ogen van de wolf naar Lou en haar gaan. Toen werden die ogen groot en riep Stormy met een stem die helemaal niet als de hare klonk: ‘Nu! Cine scoate sabia de sabia va pieri!’
‘Wat krijgen we nou?’ zei Lou.
Stormy tilde haar arm op. Met trillende hand aaide ze de hals van de wolf en liet haar vingers door zijn vacht glijden. ‘El nu e asa de negru cum îl zugrãvesc oamenii,’ mompelde ze.
De wolf liet zich op zijn vier poten vallen, draaide zich om en verdween met soepele sprongen het bos in.
Roerloos en met wijd open ogen bleef Stormy staan. Ze staarde Max aan alsof ze even bang voor haar was als voor de wolf.
Lou liet zijn revolver zakken.
Langzaam liep Max op Stormy af. Met haar uitgestoken arm richtte ze haar zaklantaarn iets naast Stormy’s gezicht. In het schijnsel was het moeilijk te zien, maar ze was er zeker van dat Stormy’s ogen niet langer hun eigen kleur hadden. ‘Stormy, lieverd? Ik ben het, Max. Gaat het?’
Stormy fronste verward. Even leek het alsof ze haar hand wilde uitsteken naar Max. Toen zakte ze ineen.
‘Jezus!’ Max liet zich op haar knieën vallen en raakte voorzichtig het gezicht van haar beste vriendin aan.
Binnen een paar tellen stond Lou naast haar. ‘Is ze gewond? Zie je ergens bloed of –’
‘Nee. Volgens mij heeft de wolf haar niets gedaan.’
‘Hemel, Max, er móét iets zijn. Ze is bewusteloos.’ Eveneens geknield zocht hij in het schijnsel van zijn zaklamp Stormy’s lichaam af, op zoek naar verwondingen.
‘Volgens mij… Het is haar hoofd. Geen verwonding of wolf.’
‘Hoe bedoel –’
‘Dit is al eerder gebeurd, Lou.’
Hij hield op met Stormy betasten en keek Max vorsend aan. ‘Onderweg naar Maine, toen ze van de weg af raakte?’
Ze knikte. ‘En in het motel ook nog een keer. Ze hoort stemmen en ze ziet lichtflitsen, en soms ook beelden. Volgens mij zijn het visioenen, maar daar gelooft ze niet in. En nu is het weer gebeurd.’
‘Doe me een lol, Max. Visioenen? Ze is net uit een coma ontwaakt. Een paar maanden geleden zat er een kogel in haar hersenen. En jij komt aan met visioenen?’
Ze sloot haar ogen en boog haar hoofd.
‘Ze moet naar een ziekenhuis, Max.’
Met een ruk keek ze op. ‘Nee. Het is geen hersenschade, Lou. Het is iets anders.’
Hoofdschuddend rolde hij met zijn ogen, voordat hij Stormy in zijn armen tilde. ‘Dit gaat niet over jou, Max. Dit gaat over Stormy.’
‘Denk je dat ik dat niet weet?’ Ze moest rennen om hem bij te houden.
Hij beende door de bossen, terug naar de rots, Stormy met zich meedragend alsof ze niet meer woog dan een kind. ‘Hou op met aan jezelf denken en aan hoe vreselijk het voor jou zou zijn als haar iets mankeert. Denk aan wat het beste is voor haar. Ze is ziek. We moeten ervoor zorgen dat ze geneest.’
‘Ik steek echt mijn kop niet in het zand. Ik weet gewoon zeker dat dit niet lichamelijk is.’
‘Je weet helemaal niks. Je vermoedt het misschien of denkt het te voelen, maar wéten doe je het niet. Wéten doe je het pas als je bewijs hebt. En bewijs heb je pas als je haar door een gediplomeerd arts hebt laten onderzoeken. Misschien moeten we voor de zekerheid een aantal CT-scans laten maken.’
Ze kwamen aan bij het heuveltje met de rots.
Jason zat ertegenaan geleund. Zodra hij hen zag, sprong hij overeind. Zijn gezicht betrok bij de aanblik van Stormy. ‘Wat is er gebeurd?’
‘Ze is aangevallen door een wolf,’ begon Max. ‘Ze lijkt ongedeerd, maar is wel bewusteloos geraakt.’
‘Ze moet naar het ziekenhuis, Jason,’ ging Lou verder.
Jason knikte. Hij ging hun voor en verlichtte hun weg over het pad. ‘Ik kan de achterbank van mijn auto neerklappen. Dan kan ze daar liggen,’ zei hij. ‘Ik rij wel.’
‘Waar is het dichtstbijzijnde ziekenhuis?’ vroeg Max.
‘Geen idee.’
‘Langs de doorgaande weg stond een bord,’ zei Lou. ‘Een kilometer of zeven voor de afrit naar Endover, weet je nog?’
Ze knikte.
Ze liepen om het bezoekerscentrum heen naar de parkeerplaats. Jason haastte zich om de achterklep van zijn jeep te openen en de achterbank neer te klappen.
Voorzichtig legde Lou Stormy in de auto.
‘Ik regel het wel,’ zei Jason, die al plaatsnam achter het stuur.
Lou wierp Max een veelbetekenende blik toe.
Om hem te laten weten dat ze hem begreep, knikte ze. ‘Ik blijf bij haar, Jason,’ zei ze.
‘Er is geen plek –’
‘Dan máák ik plek,’ beet ze hem toe.
Met een ruk draaide Jason zich om, en hij keek haar bevreemd aan.
‘Ze is mijn beste vriendin, en ik blijf bij haar. Begrepen?’
‘Zeker. Jee, Max, ik sta aan jullie kant, hoor.’
‘Echt?’
Met een frons wendde hij zijn blik af. Hij wachtte tot ze op de passagiersstoel ging zitten.
Achterin bij Stormy was inderdaad niet genoeg ruimte, maar Max kon over haar stoel heen leunen om Stormy’s gezicht en haren te strelen en tegen haar te praten.
Lou startte Max’ donkergroene kever en ging voorop.
Al snel lieten ze Endover achter zich.
Vreemd genoeg voelde dat voor Max alsof er een last van haar schouders viel.
De vampier keek toe. Dat deed hij voortdurend. Hij had bezit genomen van de wolf om door de ogen van het dier te kijken, terwijl hij die vreemde vrouw achtervolgde, ernaar verlangend haar van dichtbij te zien en te voelen.
Hij was echter niets weten gekomen.
Behalve dan dat ze zijn taal sprak. En dat ze hem had beschermd, toen die man – Lou Malone – zijn revolver had getrokken, door te dreigen dat zijn geweld zich tegen hem zou keren. Daarna had ze de wolf aangeraakt en het dier diep in de ogen gekeken. In zíjn ogen gekeken. En in zíjn taal had ze gezegd: ‘Hij is niet zo slecht als men beweert.’ Alsof ze het wist.
En nu reed Jason Beck weg en nam haar mee naar een plek buiten het bereik van de vampier. Buiten het stadje dat hij in zijn macht had.
Waar denk je haar in vredesnaam mee naartoe te nemen?
Becks hoofd schoot omhoog, en hij gaf een ruk aan het stuur – ongetwijfeld geschrokken van de stem in zijn hoofd.
Tot dan toe had hij goed gehoorzaamd. Hij had zijn vrienden naar Endover gebracht. Hij had samen met hen gezocht, was meegegaan naar Fieldner en had zich met hen over de kaart gebogen. Voortdurend had hij het spelletje meegespeeld, om zijn vrienden in Endover te houden en de vampier die zijn zus gevangenhield tevreden te stellen.
‘Naar het ziekenhuis,’ zei hij. Hij sprak hardop, omdat hij niet wist hoe hij anders de stem in zijn hoofd moest beantwoorden.
Dat was prima, dacht de vampier. Zolang hij zichzelf maar niet verried.
De roodharige vrouw die Max heette, keek opzij. ‘Wat?’
‘Hoe ver was het naar het ziekenhuis, volgens Lou?’ vroeg Beck handig. Hij zweette. Als een otter.
De vampier wist hoezeer hij het haatte om tegen zijn vrienden te liegen. Tegen Max, en nog meer tegen de vrouw die zichzelf Stormy noemde.
Dat was een belediging van haar echte naam, Tempest, die veel beter bij haar paste.
De vampier wist zeker dat Lou Malone Becks spel doorzag. Ongetwijfeld voelde Beck dat ook, maar hield hij zich voor dat alles goed zou komen. Dat zijn vrienden ongedeerd zouden blijven. Dat hij zijn zus terug zou krijgen en Stormy en Max zou kunnen beschermen. In wezen was hij nog maar een jongen, die het moest opnemen tegen de machtigste man die hij ooit zou tegenkomen. Malone… Die zou nog wel eens een waardig tegenstander kunnen blijken. Beck was slechts een middel dat de vampier zou gebruiken om zijn doel te bereiken.
‘Volgens Lou was de afslag een kilometer of zeven terug,’ antwoordde Max.
Beck hoorde haar niet, want de vampier sprak hem opnieuw toe, liet zijn stem galmen als de klokken van de Notre Dame. Oorverdovend. Gekmakend.
Breng haar niet naar het ziekenhuis, maar naar mij.
‘Waarom?’
‘Waarom wat, Jason?’ vroeg Max.
Dwaas! Hoe haal je het in je hoofd om mij vragen te stellen? Ík heers over dit stadje. Het leven van je zus ligt in míjn handen. Doe wat ik zeg, of ik zal haar zonder pardon vermorzelen.
‘Dat kan ik niet.’
‘Jason, tegen wie heb je het in ’s hemelsnaam?’
‘Ik ben niet alleen,’ zei hij.
Max gaf hem een stomp tegen zijn schouder.
Uit alle macht verzette Beck zich tegen de macht van de vampier, en hij wendde zich tot Max. ‘Ik kan er niet meer tegen. Eerst mijn zus, en nu Stormy. Maar gelukkig ben ik niet alleen,’ zei hij.
Bevreemd keek ze hem aan, alsof ze vreesde dat hij aan het doordraaien was.
Beck vroeg zich af of dat soms waar was. Stemmen horen, dat was toch niet normaal? Maar een wolf die mensen aanviel, was ook niet bepaald gebruikelijk in het New England van de eenentwintigste eeuw. Misschien moest hij Max gewoon de waarheid opbiechten, dacht hij niet voor het eerst.
Waag het niet, Jason Beck. Als je dat doet, betaalt je zus de prijs.
Beck knikte. In gedachten gaf hij toe dat er niets anders op zat dan de stem gehoorzamen. Zelfs als hij daarmee zijn oude vrienden in gevaar bracht. Het ging om Delia’s leven. Hij was haar broer. Het was zijn taak om haar te beschermen.
Waar hij niet op had gerekend, was dat de stem hem om Stormy zou vragen. Stormy. Op wie hij ooit verliefd was geweest. En misschien nog wel was.
Verliefd op haar, dacht de vampier, die elke gedachte van de jonge man hoorde. Dus zo lagen de zaken. Wat mankeert haar? vroeg hij Beck.
‘Wist ik het maar,’ antwoordde Beck. Hij keek naar Max en voegde eraan toe: ‘Wat haar mankeert, bedoel ik.’
Max knikte.
De vampier wist dat ze zich weldra buiten zijn macht zouden bevinden. Hij kon hen tegenhouden, maar dat was niet nodig. Dat had hij wel gezien in Becks gedachten. Beck zou terugkomen. En hij zou Tempest meenemen, want zijn liefde voor zijn zus overtrof alles.
Neem haar dan maar mee naar het ziekenhuis. Maar ze mag er niet blijven! Voordat de nacht voorbij is, wil ik haar terug in Endover hebben. Begrepen?
‘Ja,’ antwoordde Beck. ‘Begrepen.’
Zijn hoofd begon weer helder te worden, merkte hij. Hij draaide het raam naar beneden om frisse lucht binnen te laten. De bries verkwikte hem.
Achter in de auto begon Stormy te kreunen.
Tegen de tijd dat Lou de parkeerplaats van het ziekenhuis op reed, was Stormy bijgekomen en aan het discussiëren. Door het achterraam van Jasons jeep zag Lou haar mond bewegen.
Toen Max en Jason haar meetroonden naar de ingang, viel het schijnsel van zijn koplampen op haar boze gezicht. Erg harmonieus zag het er niet uit. Toch besloot hij zich bij hen te voegen. Hij liep naar het ruziënde gezelschap toe en was bij hen ergens tussen ‘Toe nou, Storm. Het is gewoon verstandig om je te laten onderzoeken’ en ‘Nog één dokter, en ik ben rijp voor de psychiater’.
Ondanks zichzelf moest hij glimlachen. Toen Stormy hem een vuile blik toewierp, zei hij: ‘Je moet mij niet aankijken. Ik ben alleen maar meegereden.’
‘Je wordt bedankt, Lou,’ snauwde Max. ‘Geloof hem maar niet, Stormy. Hij heeft me overgehaald.’
‘Ik mankeer niks,’ zei Stormy tussen haar opeengeklemde kaken door.
‘Waarschijnlijk heb je gelijk,’ zei hij, ‘en is er niets aan de hand. Weet je wat? Als jij me vertelt wat je daarstraks zei, hoef jij vanavond geen enkele dokter te bezoeken. Goed?’
Ze fronste haar wenkbrauwen en keek hem vol achterdocht aan. ‘Hoe bedoel je, wat ik daarstraks zei?’
‘Wacht, ik heb het opgeschreven.’ Met een onschuldig gezicht doorzocht hij zijn zakken. Hij zag Max’ nieuwsgierige blik en meende een glimp van bewondering te zien voor zijn tactiek. Nou, zo goed was hij anders ook weer niet.
Hij was opgelucht geweest toen hij haar Beck had horen afsnauwen vlak voordat ze naar het bezoekerscentrum waren gereden. Kennelijk vertrouwde ze hem toch niet onvoorwaardelijk.
Uiteindelijk vond hij de benzinebon waarop hij aan de achterkant Stormy’s woorden had neergekrabbeld. ‘Het is fonetisch genoteerd.’ Hij schraapte zijn keel. ‘Nieuw! Kien-ee sko-a-tee sa-be-a, de sa-be-a va pie-eer-ee.’ Hij keek naar Max. ‘Dat was het toch?’
‘Het klonk meer als “kien-uh sko-oe-tee”,’ antwoordde ze, ‘maar voor de rest was het goed. Niet om aan te horen, maar het klopte min of meer wel.’
In haar ogen las hij dankbaarheid, humor en een zweem van de genegenheid die hij gewend was daar te zien. Die had hij de afgelopen dag gemist. Hij had geen idee van wat hij zou moeten beginnen zonder zijn vreemde vriendschap met Mad Maxie. Eerder was hij bang geweest dat hij alles had verpest, maar de blik die ze zojuist hadden gewisseld, gaf hem de hoop dat hun vriendschap nog te redden was.
Max wendde zich tot Stormy, die achterdochtig van de een naar de ander keek.
Zoals ze met zijn vieren op een kluitje stonden te wauwelen op de ziekenhuisparkeerplaats, boden ze vast een vreemde aanblik, dacht Lou.
‘Waar heb je het over?’ vroeg Stormy. ‘Wanneer heb ik dat gezegd?’
‘Je hebt nog veel meer gezegd. Maar het was donker toen ik het opschreef,’ zei hij. ‘Ik zal de rest maar niet proberen te herhalen. Het was in de bossen, toen die wolf je tegen een boom aan had gedreven.’
‘Wolf? Was er een wolf?’
‘Maar ze zei het pas toen jij je wapen trok, Lou,’ vulde Max aan. ‘Het leek wel alsof ze het beest wilde beschermen en jou wilde tegenhouden om te schieten.’
‘Dat verzinnen jullie.’
Max deed een stap naar haar toe, haar gezicht ernstig en bezorgd. ‘Kijk eens naar je blouse, Stormy.’
Stormy keek naar beneden. Ze zag de scheur in haar blouse en de afdruk van een wolvenpoot op haar borst, en fronste. Haar lippen begonnen te trillen. ‘Mijn hemel.’
‘Je stak je arm uit en aaide die wolf,’ vertelde Max haar. ‘Het was het vreemdste schouwspel dat ik ooit heb gezien. Toen je het beest aaide, stopte het met grommen. Het liet zich op de grond vallen en rende weg.’
Met betraande ogen keek Stormy haar aan. ‘Waarom weet ik dat niet meer?’
‘Ik heb geen idee, lieverd. Daarom zijn we ook hier: om dat uit te zoeken.’ Ze sloeg haar armen om Stormy heen en trok haar tegen zich aan. ‘Het zal heus wel meevallen. Wij zijn bij je.’
Stormy rechtte haar rug. Haar eerdere opstandigheid was uit haar gezicht en houding verdwenen. In haar blauwe ogen was nu angst te lezen. Angst en verwarring.
‘Ik vraag me af welke taal dat was,’ merkte Max op, terwijl ze naar de ingang van de Spoedeisende Hulp liepen.
Hij haalde zijn schouders op. ‘Volgens mij was het geen taal. Gewoon gebrabbel. Spreekt Storm überhaupt een vreemde taal?’
‘Nee,’ antwoordde ze.
‘Wel waar,’ protesteerde Stormy, met een zweem van humor in haar stem. ‘Ik spreek Spaans.’
Allemaal wisten ze dat haar Spaans op zijn best abominabel was.
‘Was dat Spaans daarnet, Storm?’ vroeg Max.
Met een zucht boog Stormy haar hoofd. ‘Nee. Het is een taal die ik niet ken. Ik kan me niet herinneren dat ik iets heb gezegd, en van een wolf weet ik ook niets meer. Hemel, je zou denken dat een wolf me toch wel bij zou blijven.’
Max knikte. ‘Meteen daarna ben je bewusteloos geraakt. En dat ben je bijna de hele weg hierheen gebleven. Het zou best kunnen dat je daarom zo gedesoriënteerd bent.’
‘Laat je gewoon nakijken, Storm,’ zei hij. ‘Al is het maar voor ons.’
‘Ik ben het met ze eens,’ viel Jason hen bij. ‘Het lijkt me alleen maar logisch om je ervan te verzekeren dat niets hebt overgehouden aan die kogel en dat coma. Zoals een bloedprop of een nabloeding of zoiets.’
Stormy sloot haar ogen. Toen knikte ze. ‘Goed. We zijn er nu toch. Dus kan ik net zo goed een scan laten maken. Laat ze die opsturen naar mijn dokter in White Plains, voor het geval dat, goed? Laten jullie me dan met rust?’
‘Absoluut,’ antwoordde Lou. Hij liep langs haar heen en hield de deur bij de ingang open.
Stormy en Max gingen naar binnen, en Jason volgde hen.
Het was niet druk op de Spoedeisende Hulp: al na vijf minuten in de wachtkamer werd Stormy een behandelkamer in geleid.
Max vulde de benodigde formulieren in. Ze was net klaar, toen Jason verscheen met drie bekertjes muffe ziekenhuiskoffie. Hij gaf er een aan Lou en een aan haar.
Nadat Max de koffie had aangenomen, keek ze naar Jason op. ‘Het spijt me dat ik je heb afgesnauwd, Jay. Ik was gewoon van slag.’
‘Dat snap ik. Ik was de afgelopen dagen zelf ook flink van slag. Ik ben het alweer vergeten, oké?’
Ze greep zijn hand om er even in te knijpen. ‘Oké.’
Lou deed alsof hij moest grimassen van de koffie, hoewel hij nog geen slok had gedronken.
Twee uur en verscheidene bekertjes slootwater later kwam Stormy terug, met een gespannen glimlach en een gezondheidsverklaring.
Max was opgelucht, maar niet verbaasd.
Lou had moeite om te geloven dat alles in orde was.
Onderweg naar de auto’s liep Max naast hem. Ze boog zich naar hem toe en fluisterde: ‘Ik zei toch dat het niet lichamelijk was.’
‘Daar kun je niet honderd procent zeker van zijn. In elk geval niet totdat haar dokter in White Plains de resultaten heeft bekeken.’
Ze haalde haar schouders op. ‘Heb je dat briefje bewaard waarop je hebt genoteerd wat ze in het bos zei?’
Vorsend keek hij haar aan. ‘Ja. Hoezo?’
‘Mag ik het hebben?’
Hij diepte het papiertje op uit zijn zak.
Na een snelle blik op Jason en Stormy pakte ze het aan en stopte het weg.
‘Wat ben je van plan, Maxie?’ vroeg hij.
‘Ik ga kijken of ik het kan laten vertalen.’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Het is gebrabbel.’
‘Misschien. Maar stel dat het niet zo is?’
‘Hoe kan het iets anders zijn? Je hebt zelf gezegd dat Stormy geen vreemde taal spreekt. Zelfs het beetje Spaans dat ze op school heeft geleerd, stelt niks voor. Ze kan niet ineens hele zinnen spreken in een taal die ze niet kent. Dat is onmogelijk.’
Hoofdschuddend keek ze hem aan. ‘Lou, heb je nou nog steeds niet begrepen dat niets onmogelijk is?’