Hoofdstuk 14

 

 

Lou volgde het schijnsel van Jasons zaklamp de trap af tot hij niet verder kon: onder aan de trap versperde een celdeur met tralies hun de weg.

‘Jezus,’ mompelde Jason.

Lou nam de zaklamp van hem over en richtte die op de deur. Toen hij eraan trok, ging die piepend open. Hij bescheen het slot, dat eruitzag alsof het nog werkte. Als de deur op slot was, zou een normaal mens nooit kunnen ontsnappen, dacht hij. Daarvoor waren die tralies te dik.

Hij stapte naar binnen en liet langzaam de lichtbundel door de cel glijden. Het vertrek was rond, net als de vuurtoren zelf, en klein: hooguit vier meter in doorsnee. De muren waren van baksteen en de vloer bestond uit aarde en zand. Nauwkeurig bekeek hij de muren en vervolgens de vloer, op zoek naar een aanwijzing. Hij was enorm opgelucht dat ze geen lijken hadden aangetroffen, maar het zou hem niet verbazen om sporen van geweld te vinden, al hoopte hij vurig dat die er niet waren. Traag bewoog hij de lichtbundel over de vloer.

‘Stop!’ zei Jason. ‘Ga eens terug. Ik zag iets.’

Lou richtte de zaklamp op een punt iets terug. In het schijnsel weerkaatste iets. Hij kneep zijn ogen samen. Het leek wel…

Jason vloog eropaf, liet zich op zijn knieën vallen en griste het van de vloer. ‘Het is een haarspeld. Een vlinder,’ zei hij zacht.

Hij keek Jason aan, en Jason keek terug.

‘Van Delia.’ Even sloot Jason zijn ogen. ‘Mijn hemel, ze is gevangengehouden in dit… hol. Ze moet doodsangsten hebben uitgestaan.’

‘Er is geen reden om aan te nemen dat ze niet meer leeft, Beck.’ Al mocht en vertrouwde hij Jason niet, op dat moment voelde hij medelijden met hem.

‘Lou!’ klonk Max’ schreeuw van boven.

Onmiddellijk om draaiden beide mannen zich. Lou zette het op een rennen. Jason krabbelde overeind en volgde hem.

Boven aan de donkere trap troffen ze Max aan, achteruitdeinzend voor Stormy, die met een van woede vertrokken gezicht overeind kwam.

‘Ce ti-e scris, în frunte ti-e pus!’ schreeuwde ze voordat ze met een krijs Max aanvloog, haar handen als klauwen uitgestoken.

‘Wat is er in godsnaam aan de hand?’ riep Jason.

Het volgende moment sprong Lou voor Max, en hij greep Stormy’s schouders beet. Hij deed zijn best haar op een afstand te houden, terwijl ze naar hem uithaalde, in zijn gezicht krabde, schopte en krijste.

Plotseling hield ze op. Haar lichaam werd slap; haar ogen draaiden omhoog in hun kassen, en ze stortte ineen, tegen hem aan.

Hij tilde haar op, geschokt door hoe ze aanvoelde: levenloos en slap. Roerloos en zwaar lag ze in zijn armen. ‘Ze moet hier weg,’ zei hij. Toen hij zich omdraaide, zag hij Max verschrikt naar hem kijken. ‘Wat is er?’

‘Mijn hemel, Lou. Ze heeft je helemaal opengekrabd.’

‘Het is niks.’ Om haar schok te temperen, voegde hij eraan toe: ‘Ik mankeer niks, Max. Laten we teruggaan naar de auto.’

Ze knikte – een houterige beweging – en ging hem voor naar de deur. ‘Ik weet niet wat er gebeurde. Ze zat wezenloos voor zich uit te staren. Alsof ze misschien pijn had, ik weet het niet. Opeens stond ze op en viel me aan, schreeuwend in die taal die ze niet eens spreekt.’

‘Wat heb je met haar vorige gebrabbel gedaan, dat ik had genoteerd?’ vroeg hij.

‘Ik heb het naar een taalkundige van de University of Pennsylvania gemaild. Tot nu toe heb ik nog geen reactie gezien, maar het valt ook niet mee om buiten Stormy om in de computer te kijken, want het ding staat op háár kamer.’

Hij knikte. Stormy hing als een lappenpop in zijn armen toen hij haar over de zandweg terug naar de auto droeg. ‘Zodra we terug zijn, moet je die taalkundige maar zeggen er vaart achter te zetten. Desnoods in Stormy’s aanwezigheid. Als het haar niet bevalt, heeft ze pech gehad.’

‘Mee eens. Wat hebben jullie in de kelder gevonden?’

‘Een gevangenis,’ zei Jason voordat Lou antwoord kon geven. ‘Een kleine, stikdonkere gevangenis. Een cel met tralies en een zandvloer. En Delia’s haarspeld.’

‘O, mijn God,’ fluisterde ze. ‘Dus ze is hier geweest.’

‘Ja,’ bevestigde Jason, die kwader keek dan ze hem ooit had gezien. ‘Ik vermoord die schoft.’

Ze slikte. ‘We moeten naar het eiland toe. Daar worden de meisjes vast gevangengehouden.’

‘Niet vanavond,’ zei Lou.

‘Maar, Lou –’

‘Wat weten we tot nu toe? Nou? We hebben met een vampier te maken die de gewoonte heeft om vrouwen te ontvoeren en hun geheugen te wissen voordat hij ze weer vrijlaat. De politiecommissaris is waarschijnlijk zijn handlanger, en de rest van het stadje is óf medeplichtig óf op een of andere manier geknecht. Laten we ons gezond verstand gebruiken. We zijn in de minderheid, en het begint donker te worden. Als we de strijd willen aanbinden met die schoft, moeten we dat niet in het donker doen. We zijn al in het nadeel en zullen alles moeten inzetten om hem te slim af te zijn. Dus moeten we terug naar het motel. Nu meteen.’

Ze wilde niet wachten. De hemel wist wat die arme meisjes doormaakten. Als ze daar inderdaad waren. En als ze nog leefden, dacht ze er somber achteraan.

‘Ik begrijp het niet,’ zei Jason. ‘Als die vent echt… een vampier is… Wat doet hij dan met de vrouwen die hij daar vasthoudt?’

Ze keek Lou aan en zag zijn donkere blik. Hij was net zo kwaad als zij, besefte ze. Kwaad omdat zij was aangevallen. Kwaad omdat twee tienermeisjes overgeleverd waren aan een schurkachtige vampier.

‘Het enige wat we weten, is dat ze ongedeerd zijn wanneer hij ze laat gaan, Jay.’

‘Maar… Wat doet hij in de tussentijd met ze?’

Lou sloot zijn ogen.

Zij wendde haar blik af.

‘Jezus, denk je dat hij… zich met ze voedt?’

‘Ik vermoed van wel,’ gaf Lou toe.

Jason vloekte en zag eruit alsof hij klaar was om iemand om te brengen.

‘Het is niet zo erg als je denkt, Jason,’ zei Lou. ‘Ze voelen geen pijn. Het feit dat hij het geheugen van de vrouwen wist en ze ongedeerd vrijlaat, betekent dat je zus waarschijnlijk niet in gevaar is. Dat ze minder van hem te vrezen hebben dan Max op dit moment van haar beste vriendin.’

Ze legde een hand op zijn schouder. ‘Stormy zou me nooit iets hebben aangedaan, Lou.’

Hij keek haar aan met een blik alsof hij wel beter wist. ‘Ze was zo sterk als een kerel, daarnet. Ik weet niet wat er aan de hand is, maar volgens mij was dat Stormy niet. Het was totaal iemand anders.’

Ze keek hem in de ogen en stemde zwijgend met hem in. Die vrouw die haar zo-even woedend had aangestaard en in een vreemde taal had toegeschreeuwd, was Stormy niet geweest. Dat was onmogelijk. ‘Haar ogen waren weer van kleur veranderd,’ zei ze.

Zijn mond verstrakte, en hij zei niets meer.

‘Laat mij haar een tijdje dragen,’ bood Jason aan. ‘Als ik moe word, kun je haar weer overnemen.’

Lou knikte. Hij bleef staan om Stormy behoedzaam in Jasons armen te leggen, waarna hij naast Max kwam lopen en zijn arm om haar schouders sloeg.

‘Je bloedt,’ zei ze.

‘Beter ik dan jij.’

‘Bedankt, Lou. Je staat altijd voor me klaar, weet je dat? Je weet me altijd te beschermen.’

Hij keek haar aan. ‘En dat zal ik altijd blijven doen.’ Met zijn hand betastte hij zijn gehavende gezicht, en hij bekeek het bloed aan zijn vingertoppen.

‘Ik heb een antibioticumzalf in het motel,’ zei ze. ‘Die heeft de dokter me gegeven voor mijn hoofd. Zodra we terug zijn, zal ik die wonden verzorgen.’

Lou overwoog te zeggen dat hij het prima alleen afkon, maar bedacht zich.

Ze legde haar arm om zijn middel en liet haar hoofd op zijn schouder rusten. ‘Ik begin bang te worden, Lou. Ik weet niet met wat voor een vampier we te maken hebben, maar hij moet ongelooflijk sterk zijn om een heel stadje in zijn macht te hebben. Misschien heeft hij Stormy’s geest ook op een of andere manier in zijn macht.’

‘De vraag is: waarom Stormy wel en ons niet?’

Ze schudde haar hoofd.

In de verte doemde het hek op. De hemel werd steeds donkerder.

Hij liet haar los. ‘Mijn beurt.’

Op het moment dat Jason Stormy terug in zijn armen legde, deed ze haar ogen open. Knipperend met haar wimpers tilde ze haar hoofd op.

‘Storm?’

Fronsend staarde Stormy Max aan. Daarna keek ze op naar Lou. Haar ogen werden groot. ‘Wat is er in ’s hemelsnaam met jóú gebeurd?’

Lou ontspande. Het was Stormy’s stem, en ze sprak haar eigen taal. Wat de kleur van haar ogen ook was geweest, op dit moment hadden ze hun eigen kleur weer. Al zou het spoedig te donker zijn om dat te kunnen zien.

‘Max, Lou bloedt,’ zei Stormy. ‘Wat is er gebeurd? Waar… Waar zijn we? Waar is de vuurtoren?’

‘We zijn op de terugweg,’ antwoordde Lou. ‘Je bent weer bewusteloos geraakt. En ik heb een akkefietje gehad… met een boze eekhoorn. Het stelde niks voor.’

Stormy fronste en keek van hem naar Max. Het was duidelijk dat ze hem niet geloofde.

‘Rustig maar, Stormy.’

‘Waarom draag je me?’

Hij zuchtte. ‘Zoals ik al zei, ben je buiten westen geraakt. Ik wist niet of je sterk genoeg was om zelf te lopen.’

‘Ik kan lopen. Natuurlijk kan ik lopen. Zet me neer, Lou.’

Met tegenzin deed hij wat ze vroeg.

Toen ze zich oprichtte, begaven haar benen het, waardoor ze zich aan zijn schouders moest vastgrijpen. Zodra ze niet meer wankelde, liet ze hem los. ‘Verdomme. Ik was eventjes duizelig.’

‘Weet je zeker dat het gaat?’ vroeg Max.

‘Ja, hoor.’ Ze keek hen allemaal aan.

Max en Lou slaagden erin nonchalant terug te kijken, maar Jason bekeek haar alsof ze een hondsdolle hond was die elk moment kon aanvallen.

‘Jezus,’ fluisterde Stormy, ‘wat is er gebeurd in die vuurtoren?’

‘Laat me je over het hek heen helpen, schat,’ zei Max. ‘We hebben het er straks in het motel wel over, oké?’

Stormy wilde het hek vastpakken, maar het volgende moment bevroor ze. Ze staarde naar haar handen en keek toen op naar Lou. ‘Mijn nagels zijn gebroken… Er zit bloed aan… Mijn God, ík heb je verwond, hè?’

Hij zuchtte. ‘Je was jezelf even niet meer.’

‘Alsof je je lichaam had verlaten, of zoiets,’ vulde Max aan.

‘Dus ík heb dat gedaan. Ongelooflijk… Waarom zou ik in ’s hemelsnaam…’ Ze drukte haar handen tegen haar gezicht en schudde haar hoofd. ‘Wat gebeurt er met me?’

 

Nog nooit was Stormy zo bang geweest. Zelfs niet die keer dat ze naar Lous appartement was gelokt en was beschoten door de man die had geprobeerd Lou voor zijn misdrijf te laten opdraaien. Ze had geen tijd gehad om bang te zijn. Bij binnenkomst in Lous woning had ze een knal gehoord en haar hoofd achterover voelen slaan. Pijn had ze niet gevoeld. Geen pijn, geen angst, geen paniek.

Dit was volkomen anders. Deze dreiging kwam niet van buitenaf, maar van binnenuit. Op een of andere manier zat haar belager in haar eigen hoofd en lijf.

‘Je ziet er beroerd uit, schat.’ Naast haar liep Max Lous motelkamer in.

Max had geprobeerd haar over te halen naar haar eigen kamer te gaan, om wat te slapen, maar Stormy wist dat er werk aan de winkel was. Bovendien zou ze toch geen oog dichtdoen.

‘Ik stuur Jason eropuit om eten te halen,’ zei Max. ‘Ik zal vragen of hij kruidenthee voor je meeneemt.’

‘Dank je, schat, maar ik heb meer zin in cheeseburgers, patat, een milkshake en een sixpack energydrinks met héél veel cafeïne en suiker erin.’

Max glimlachte.

Bij het zien haar opgeluchte blik nam ze zich voor om zich zo veel mogelijk als de oude Stormy te gedragen. Ook al voelde ze zich verre van de oude.

‘En jullie?’ vroeg ze. ‘Iedereen zin in voedingsarme calorieën?’

‘Klinkt goed,’ zei Lou. ‘En ik zou dolgraag een biertje lusten.’

‘Wacht even.’ Max pakte een pen en notitieblok van tafel en maakte een lijst. ‘Dus een krat cola light, een karton bier en voor iedereen hamburgers met friet?’

‘En een chocolademilkshake,’ vulde Stormy aan. Alleen al door de gedachte draaide haar maag zich om, maar als ze toegaf hoe misselijk ze was, zou Max zich nog meer zorgen maken. Als dat al mogelijk was.

Max krabbelde wat neer en overhandigde het notitieblok aan Jason. ‘Wil jij eten halen?’

Stormy bekeek hem eens. Hij zag er vreselijk uit. Bijna net zo erg als zij, vermoedde ze. Onder zijn ogen had hij donkere kringen, en hij leek verdwaasd, als na een schok. Ze betwijfelde of hij nog interesse in haar had na wat er was voorgevallen. En wie kon het hem kwalijk nemen als dat niet zo was?

‘Ik moet niet aan eten denken.’ Met een glazige blik staarde hij uit het raam. ‘Ja, ik ga wel. Ik kan weinig anders doen op het moment. In elk geval niet voor Delia. God, wat wil ik haar graag terug. Ik ga eraan kapot.’

‘Het komt goed, Jason. Nog één nacht. Dat is alles. Eén nacht,’ zei Max. ‘Morgen gaan we naar dat eiland, wat er ook gebeurt.’

Hij knikte. Nadat hij het bovenste vel van het notitieblok had gescheurd, ging hij op pad.

Max likte haar lippen. ‘Iemand van ons moet op zoek naar die vrouwen. We moeten met ze praten en kijken wat we te weten kunnen komen.’

Stormy knikte langzaam. ‘Ik kan er vanavond mee beginnen.’

‘Stormy, je kunt beter rusten. Na wat er gebeurd is –’

‘Na wat er gebeurd is?’ onderbrak ze Max. ‘Het probleem is dat we niet wéten wat er gebeurd is.’ Haar blik dwaalde naar Lou, die in de badkamer een natte washand tegen zijn gezicht drukte. ‘Hoe kan ik Lou zoiets aandoen en het me niet eens herinneren?’

‘Ik heb geen idee.’

Stormy schudde haar hoofd, beende naar het bed en ging zitten. ‘Jullie moeten me maar opsluiten totdat we erachter zijn wat er aan de hand is. De hemel mag weten waartoe ik nog meer in staat ben. Het voelt niet alsof ik de controle over mezelf verlies. Eerder alsof een vreemde bezit van me neemt.’ Ze sloot haar ogen. ‘God, wat een vreselijk gevoel.’

‘Dat lijkt me ook.’ Max kwam naast haar zitten.

‘Wat denk jij dat het is, Max?’

‘Ik weet het niet.’

Stormy staarde haar vriendin aan. ‘Je hebt vast een theorie. Die heb je altijd. Kom op, Max, wat denk je dat er aan de hand is?’

Max klemde haar lippen opeen. Ze wendde haar ogen af en wierp een vlugge blik op de badkamer. Lou had de deur inmiddels dichtgedaan, en ze kon de douche horen lopen. Hij zou hun gesprek niet kunnen horen. ‘Volgens mij heeft het iets met dat coma te maken.’

‘Daar heb ik ook aan gedacht. Maar ik snap niet…’

‘Toen je ontwaakte, zei je dat je de weg kwijt was geweest. Weet je nog? Je had rondgedwaald op een duistere plek zonder de weg terug te kunnen vinden. En weet je nog dat je mijn zus daar hebt ontmoet?’

‘Morgan. Ja, dat weet ik nog. Ze heeft me geholpen de weg terug te vinden.’ Ze boog haar hoofd. ‘Zij wist het ook nog. Bij onze eerste ontmoeting herkende ze me.’

‘Dus het is echt gebeurd. In een andere dimensie. Op die plek waar je was, kon je dus andere… wezens tegenkomen.’

‘Dat moet wel, ja.’

‘Heb je nog… andere ontmoetingen gehad?’

Fronsend zocht Stormy haar geheugen af. ‘Nee… Ik… Nee.’

‘Je lijkt te twijfelen.’

Ze haalde haar schouders op. Ze had wel andere ontmoetingen gehad, maar die waren met zichzelf geweest. Haar leven was aan haar voorbijgetrokken. Geluksmomenten met haar ouders uit haar vroege jeugd. Haar kennismaking met Jason en Max op de lagere school, en dat ze vanaf het begin vrienden waren geweest. Zoveel herinneringen. Maar dat was niet waar Max op doelde.

‘Er waren anderen, ja,’ vertelde ze. ‘Maar die passeerden ons in een flits. Ze waren niet verdwaald, zoals wij, maar wisten waar ze heen gingen. Tenminste, dat dachten we. Het was een soort optocht van zielen. Als kometen schoten ze voorbij, naar het hiernamaals en terug. In beide richtingen. Het was alsof we op een soort tussenstation waren. Maar verder heb ik niemand gezien.’

‘Ik denk dat er toch iemand is geweest. Misschien weet je het niet meer of heb je er niets van gemerkt, maar ik denk dat iemand – of iets – met je mee terug is gekomen.’

Haar mond viel open, en alle lucht werd uit haar longen geperst. Max’ theorie sloot zo goed aan bij hoe ze zich voelde, dat ze er koude rillingen van kreeg.

‘Misschien een of andere… Ik weet het niet. Zou iemand misschien… je lichaam zijn binnen gegaan toen jij het had verlaten? En weigert die nu weg te gaan?

Ze sloot haar ogen. ‘Je bedoelt… dat diegene bezit van me heeft genomen?’

‘Tijdens zo’n aanval veranderen je ogen van kleur, Storm. Je stem verandert, en je lijkt ineens een andere taal te spreken. Het is alsof je iemand anders wordt.’

Een snik welde op in haar keel, verstikte haar bijna. Ze klapte dubbel en sloeg haar armen om zichzelf heen, vechtend tegen de dreigende paniek.

Max streelde haar rug en schouders. ‘Misschien heb ik het mis en is het iets heel anders, maar –’

‘Het voelt niet alsof je het mis hebt. Jezus, Max, ik wil hiervanaf. Hoe kom ik ervan af?’

‘Ik heb geen idee. Maar ik beloof je dat we erachter zullen komen.’

 

Het was donker toen Beck zijn jeep bij het fastfoodrestaurant parkeerde. Hij stapte uit en liep naar de ingang.

De vampier gaf hem de kans niet om naar binnen te gaan. Hij sloeg een sterke arm om Becks hals en sleurde hem een steeg in, waar hij hem tegen een muur duwde. ‘Waar denk jij dat je mee bezig bent, Jason Beck?’

‘Allemachtig. Kalm aan, ja?’

De vampier verslapte zijn greep, maar liet Beck niet los. ‘Ik ben niet van plan om kalm aan te doen. Je hebt je orders gehad: geduld hebben en instructies afwachten. En nu laat je die nieuwsgierige schoften in mijn vuurtoren rondneuzen.’

‘Ik kon ze toch niet tegenhouden zonder mezelf te verraden? Zeg, laat je me nog los? Ik ga heus nergens heen.’

De vampier liet hem los en hoorde zijn gedachten.

Dit is geen man, maar een vampier, dacht Beck. Het beest dat het leven van mijn zus in zijn handen houdt.

Beck zette zijn voeten stevig op de grond, trok zijn jas recht en stak zijn kin naar voren. ‘Moeten we echt zo geheimzinnig doen? Kunnen we niet binnen een biertje drinken en ondertussen praten? Niemand hier zal je ook maar een strobreed in de weg leggen, of wel soms?’

De vampier glimlachte langzaam en weloverwogen. ‘Dat heb je goed gezien. Probeer je nu ineens vrienden te worden? Dat zal niet werken, Jason Beck. Ik heb geen vrienden. En ik drink nooit… bier.’ Zijn glimlach verflauwde. ‘Maar dat wist je al, hè? Wat hebben ze in de vuurtoren gevonden?’

‘Ik heb gezien waar je mijn zus gevangen hebt gehouden. Mijn hemel, wat ben je voor een monster dat je een jong meisje in zo’n hol stopt?’

Een vaag schuldgevoel bekroop de vampier, en hij moest zijn ogen neerslaan. Het duurde maar even. ‘De meisjes zijn daar maar kort geweest. Ik verzeker je dat hun huidige verblijfplaats zeer luxueus is. Dat heb je zelf kunnen zien. Ze hebben een bioscoop, een zwembad en zelfs een sauna tot hun beschikking. Mijn huis is van alle gemakken voorzien. Ze krijgen de beste maaltijden en worden uitstekend verzorgd. En dat blijft zo, mits je mijn instructies exact opvolgt.’ Fronsend staarde hij Beck aan, zijn nachtmerrieachtige gedachten lezend. ‘Je vrees is ongegrond, Beck. Ik heb haar niet… geproefd. Ik voed me niet met kinderen. Dus kwel jezelf niet zo, maar concentreer je op je taak.’

Beck wist niet of hij de vampier moest geloven, voelde de vampier, maar hij hoopte dat het allemaal waar was.

‘Ik begrijp dat de afluisterapparatuur in de motelkamers niet meer werkt.’

‘Dat heb ik niet gedaan, maar die ex-smeris, Malone. Hij heeft een bug in zijn eigen kamer gevonden en daarna alle andere kamers gecontroleerd. Als ik hem had tegengehouden, zou hij achterdochtig zijn geworden.’

De vampier keek hem vorsend aan en peilde zijn gedachten. Toen knikte hij. ‘Het maakt niet uit. Ook zonder die apparatuur kan ik jullie in de gaten houden.’

Beck slikte. ‘Ik heb gedaan wat je me hebt gevraagd. Ik heb ervoor gezorgd dat Max en Stormy hierheen kwamen. Ik weet niet wat je nog meer van me wilt.’

De vampier trok zijn donkere wenkbrauwen op. ‘O, nog veel meer. Ik heb een deel van de informatie gevonden die Stuart over… bepaalde zaken heeft verzameld. Maar ik weet nog niet genoeg over haar. En al helemaal niet over die andere vrouw, die jullie Stormy noemen. Die interesseert me nog het meest.’

Met een ruk kwam Becks hoofd omhoog. ‘Waarom?’

‘Dat gaat je niet aan, Jason Beck. Is ze… ziek?’

Beck schudde zijn hoofd. ‘Een paar maanden geleden is ze door een kogel in haar hoofd geraakt en heeft ze in coma gelegen. Nu heeft ze bijwerkingen. Of zoiets.’

‘Of zoiets?’

Beck haalde zijn schouders op. ‘Ze is een paar keer bewusteloos geraakt. Ze heeft een soort aanvallen, waarbij ze… buiten zinnen raakt.’

Met samengeknepen ogen bekeek de vampier de jonge man. Hij kon geen enkel teken ontwaren dat Beck loog. ‘En wat is er uit het ziekenhuisonderzoek gekomen?’

‘Niets. Ze konden niets vinden. Malone denkt dat jij degene bent die iets met haar geest doet.’

‘Dat is niet zo. Als haar iets mankeert, dan komt dat niet door mij. Heb jij… Voel jij iets voor deze… Storm?’

‘We zijn vrienden. Meer niet.’

Hij knikte langzaam. ‘Je doet er goed aan dat zo te houden.’

Beck fronste. ‘Wat wil je daarmee zeggen?’

‘Je raakt die Storm met geen vinger aan, begrepen?’

Beck gaf geen antwoord en liet ook niet op een andere manier blijken dat hij de vampier had gehoord. Hij was kwaad. Kwaad genoeg om te vechten. Al wist hij wel beter dan de man tegenover hem uit te dagen. Hij maakte geen enkele kans.

Gelukkig voor hem besefte hij dat, dacht de vampier. ‘Ik heb de vrouwen nodig. Allebei. Je moet ze naar me toe brengen, op het eiland. Zonder die man.’

‘Nee. Als je met Max wilt praten, kun je gewoon naar het motel gaan en haar vragen wat je wilt weten. Als ze weet dat het leven van mijn zus ervan afhangt, zal ze je echt niets weigeren.’

De vampier keek de jongeman strak aan en zag de vastberadenheid in zijn blik. ‘Je brengt de vrouwen naar mij toe, op het eiland. ’s Nachts, en op geen enkel ander moment. En zonder Malone. Doe je dat, dan laat ik je zus en haar vriendin vrij. Doe je dat niet…’

‘Het zijn mijn vrienden,’ protesteerde Beck met overslaande stem. ‘Ik kan ze niet zomaar aan je uitleveren.’

‘Ik ben niet van plan ze pijn te doen.’

Traag schudde Beck zijn hoofd. ‘Hoe moet ik je in ’s hemelsnaam geloven?’

‘Het kan me niet schelen of je me gelooft of niet. Ik heb die vrouwen nodig. Je vindt maar een manier om ze naar me toe brengen.’

Beck boog zijn hoofd. ‘Ik zal het proberen.’

‘Je hebt drie nachten, te beginnen met vannacht. Als je ze om middernacht van de derde nacht nog niet naar me toe hebt gebracht, kom ik ze halen. En dan zal er bloed vloeien. Dat van jou. Dat van Malone. En dat van je zus, om het af te maken. Begrepen?’

Beck knikte, niet in staat de andere man aan te kijken.

De jongeman zou niet aarzelen om zijn beste vrienden te verraden als hij daarmee zijn zus kon redden, wist de vampier.

Jason tilde zijn hoofd op en veegde de tranen uit zijn ogen toen de vampier hem goedenacht wenste. Terwijl hij de steeg uit liep en het fastfoodrestaurant binnen ging, probeerde hij zijn beven te onderdrukken.

 

Max zag het papier uit de printer komen en trok het gretig uit de uitvoerlade. ‘Waar blijft Jason met ons eten?’ Ze had het nog niet gezegd, of er werd op de deur geklopt.

Toen Stormy opendeed, kwam Jason binnen, met armen vol tassen.

Stormy nam een tas van hem over en zette die op het bed. Uit de tas haalde ze bier en frisdrank. ‘We hebben ijs nodig.’

Jason pakte de andere tas uit. De hamburgers en porties friet – allemaal apart verpakt – legde hij op de papieren bordjes die hij had meegekregen.

‘Problemen gehad, Jay?’ vroeg Lou.

‘Nee. De bediening was nogal langzaam. Dit stadje kan wel wat extra fastfoodtenten gebruiken.’

Zijn toon klonk geforceerd luchtig, vond Max.

‘Wat hebben jullie intussen gedaan?’ vroeg Jason.

‘We hebben de vermiste vrouwen nagetrokken die later zijn teruggevonden. Een paar wonen niet al te ver hiervandaan. In elk geval was dat zo toen die artikelen werden geschreven. Stormy probeert ze via internet te traceren. Misschien kunnen we eens met ze praten.’

‘Goed idee,’ zei Jason.

Max legde de geprinte lijst opzij. ‘Ik heb hier een aantal telefoonnummers. Na het eten ga ik ze bellen.’

‘Vanavond nog?’ Dat leek hem te verbazen.

‘Ja, Jay, vanavond nog. Waarom wachten? Hoe sneller we deze zaak oplossen, hoe beter het is voor Delia.’

Hij knikte.

‘Hoezo? Heb je reden om te denken dat we moeten wachten?’

‘Nee,’ antwoordde hij vlug. ‘Nee, helemaal niet. Ik ben gewoon verrast door hoe snel je werkt.’

‘Een ander tempo kent ze niet,’ zei Lou. ‘Laten we in elk geval eerst eten.’

Glimlachend schoof Max de laptop aan de kant, zodat ze aan tafel konden eten. ‘Voor Sid en zijn moeder is alles geregeld. Stormy had nog een gunst te goed van een vriend met de juiste connecties. Morgen worden ze gebeld door een privéschool. Volgens mij gaat het wel lukken.’

‘Mooi,’ zei Jason. ‘Hoe sneller die jongen uit dit vreselijke oord weg komt, hoe beter.’

Enkele hamburgers, frites en cola lights later toetste Max nerveus het eerste telefoonnummer in. Ze keek op de wekker om zich ervan te verzekeren dat het niet te laat was om te bellen. Het was nog voor negenen, dus het moest nog kunnen, vond ze.

Naast haar bekeek Lou de lijst met namen die Stormy had geprint. ‘Je begint bovenaan?’ vroeg hij.

Max knikte.

Aan de andere kant van de lijn ging de telefoon over.

Stormy ging op bed zitten, naast het nachtkastje, met haar benen onder zich getrokken. Ze nam het extra toestel uit de houder om mee te luisteren.

‘Hallo?’ Een diepe, zachte vrouwenstem.

‘Hallo, ik ben op zoek naar Lisette Campanelli.’

Het was een moment stil.

‘Met wie spreek ik?’

‘Mijn naam is Maxine Stuart. Ik onderzoek de verdwijning van twee jonge meisjes in Endover.’

‘Het spijt me. Ze kan niet aan de telefoon komen.’

Max besloot de gok te wagen. ‘Lisette, alsjeblieft. Het zijn tieners. Ze zitten nog op school.’

Aan de andere kant van de lijn bleef het weer stil, maar de verbinding werd in elk geval niet verbroken.

‘Ik wil alleen maar met je praten. Meer niet. Jij mag zeggen waar we elkaar ontmoeten.’

De vrouw zuchtte. ‘Het is zinloos. Ik weet niets.’

‘Je weet in elk geval meer dan ik. Ik weet dat je een tijd vermist bent geweest onder vergelijkbare omstandigheden. Volgens mij overkomt die meisjes hetzelfde als jou is overkomen.’

‘Ik hoop dat je het mis hebt.’

‘Dus je herinnert je nog wel iets?’

Opnieuw bleef het stil. Deze stilte duurde lang.

Max deed haar best om geduldig te blijven en de vrouw de tijd te geven, terwijl ze haar het liefst door de telefoon had getrokken en door elkaar had geschud.

Ten slotte zei de vrouw met een zucht: ‘Goed. Ik zal met je praten. Maar ik kom niet in de buurt van Endover.’

‘Dat begrijp ik.’

‘Ben je daar nu?’

‘Ja.’

‘Er is iets mis met die plek. Ik zou daar niet blijven, als ik jou was.’ Een korte stilte. ‘Er zit een Starbucks in Manchester.’

‘Eentje maar?’ grapte Max in een poging het gesprek luchtiger te maken.

De vrouw reageerde er niet op. ‘Er zijn er meer. Maar ik zal je vertellen hoe je de goede kunt vinden.’

Max keek de kamer rond, op zoek naar een kaart.

Stormy had de atlas al opengeslagen. Met haar hand over de telefoon fluisterde ze: ‘Het is zestig kilometer hiervandaan.’

‘Lisette, Manchester is zestig kilometer rijden voor ons.’

‘Eerder vijfenzeventig. Je moet iets ten westen van Manchester zijn. Dichter bij Endover kom ik niet. Ik heb een grens getrokken, dwars door deze staat heen, en die ga ik niet over. Dus vraag me niet dat te doen.’

‘Oké, dat zal ik niet vragen. Manchester is prima. Ik kan er over een uur zijn. Is de koffiebar dan nog open?’

De vrouw ademde zwaar. ‘Ik ga ’s avonds de deur niet meer uit, Miss Stuart. Maar we kunnen morgenochtend afspreken. Is tien uur te vroeg?’

Max wilde ’s ochtend het eiland bezoeken. Dat was van levensbelang. ‘’s Middags zou beter uitkomen.’

‘’Middags dan. Klaar voor de routebeschrijving?’

Stormy had al pen en papier gepakt en knikte.

‘Klaar,’ zei Max.

De vrouw ratelde haar aanwijzingen af.

Max luisterde maar met een half oor, aangezien Stormy alles noteerde. ‘Dank je, Lisette.’

‘Tot morgen.’ De vrouw hing op.

Max haalde diep adem. Met opgetrokken wenkbrauwen keek ze de kamer rond. ‘Dat viel niet mee.’

‘Had je iets anders verwacht?’ vroeg Lou.

‘Nee. En ik geloof niet dat het met de andere vrouwen anders zal zijn.’ Ze keek Stormy aan. ‘Heb ik ons genoeg tijd gelaten om het eiland te bezoeken?’

‘Als we vroeg genoeg vertrekken wel. Maar we zullen een boot moeten vinden.’

‘Als we er geen vinden, steel ik er een,’ zei ze. ‘Bel jij de volgende vrouw op de lijst, Storm. Die woont helemaal in Massachusetts. Die daarna woont in het noorden, in Maine. Als we alle vrouwen willen spreken, kunnen we ze het best verdelen.’

‘Met een beetje geluk hebben we de meiden al gevonden voordat we onze afspraken hoeven na te komen.’

‘Zelfs als dat zo is, denk ik dat we door moeten gaan met deze zaak. Iemand moet die schoft tegenhouden.’

Stormy knikte en pakte opnieuw het tweede toestel.

Aangezien Max de lijst had, toetste zij het nummer in. ‘Ik ga nu Mary Ann Prusinski bellen,’ zei ze.

Even later hadden ze allebei twee afspraken voor de volgende dag. Max zou eerst naar Manchester gaan en daarna nog zestig kilometer landinwaarts, naar Newport. Stormy zou naar Boston rijden, in het zuiden, en op de terugweg stoppen in Lowell. Max had verwacht dat een van hen ook nog naar het noorden had gemoeten, om met de vijfde persoon op de lijst te spreken, maar aan de telefoon had ze te horen gekregen dat de vrouw zelfmoord had gepleegd.