3

Monterey Bay, Californië

26 oktober 2001

 

Rollie Thibodeau voelde de harde ruk aan zijn tuig, nu de reusachtige zeebaars uit de baai opdook. De stekelige rugvin leek als een grootzeil geheven en het schuimende water stroomde langs zijn gevlekte flanken.

Hij zette zich schrap, met de voeten iets uit elkaar, en wist dat hij deze vis geen centimeter speling mocht geven. Zijn zware lijn stond strakgespannen. De hengel boog in zijn handen en het handvat drukte in zijn buik. Hij versterkte zijn greep, de riemen van de gordel waar hij in hing sneden in zijn schouders, de spieren van zijn armen spanden zich tegen de rukkende lijn.

Het volgende moment bezweek iets in zijn binnenste. Het was niet zozeer een gevoel van pijn, maar eerder een plots toegeeflijke zwakte tussen zijn maag en liesstreek. Zijn voeten glipten naar voren over het dek van de Pomona en hij zag de dolboord dichterbij komen. Zeven, misschien tien centimeter, maar genoeg voor de baars.

Het beest sprong rechtop uit het water, dook met een geweldige plons weer de zee in terwijl zijn brede grijze kop woest heen en weer sloeg.

Over de hele lengte trilde de lijn als een boogpees om ten slotte vlak achter de draadgeleider te knappen.

De baars sloeg achterover, weg van de achtersteven van het motorjacht, met Thibodeaus haak nog altijd begraven in zijn gapende kaken. Een paar spannende tellen hing het beest in de lucht. Zijn schubben leken donker en dan weer lichter te worden terwijl het enorme lijf golfde in het zonlicht. Thibodeau schatte zijn lengte ergens tussen de 1.50 meter en 1.80 meter.

Hij vervloekte het beest terwijl het terug in het water smakte, zich omrolde en wegdook, waarbij zijn staart nog even een draaikolk veroorzaakte voordat het uit het zicht verdween.

Hijgend van de inspanning en met een rood aangelopen hoofd boven zijn korte, bruine baard wierp Thibodeau zijn hengel vol afkeer op de planken en leunde over de reling. ‘Verdomme,’ gromde hij en trapte tegen de dolboord. ‘Godverdómme!’

Megan Breen staarde een paar seconden naar zijn rug en liet haar blik vervolgens naar Pete Nimec links van haar glijden. Toen de vis aan de haak werd geslagen, waren ze allebei overeind gevlogen en achter Thibodeau gaan staan om hem aan te moedigen.

Nimec maakte een gebaar alsof hij een basketballer was die een tegenstander van zich afduwde. Nu jij, leek hij te zeggen.

Ze keek hem nog een ogenblik aan in de frisse, aflandige bries. Ze hield een duim in het heupzakje van haar Levi’s gehaakt en haar dikke kastanjebruine haar wapperde over de schouders van een eenvoudige leren blouse.

Vervolgens haalde ze haar schouders op en deed een stap dichterbij naar Thibodeau. ‘Tja, kan gebeuren, Rollie,’ zei ze. ‘Iedereen heeft wel een verhaal over die ene vis die aan de haal ging.’

Abrupt draaide hij weg van de reling. ‘Non,’ hijgde hij hoofdschuddend. ‘Hij was verslagen.’

‘Volgens mij zat er anders nog genoeg vechtlust in dat beest.’

‘Wat weet jij daar nou van?!’ schreeuwde hij. Zijn wangen en voorhoofd werden nu nóg roder. ‘Maakt niet uit of dat ding als een duivel in wijwater rondtolde. Hij was uitgeput en ik had ’m moeten binnenhalen!’

Haar blik verscherpte zich. ‘Rustig maar, hoor, Rollie,’ zei ze. ‘Ze noemen het niet voor niks spórtvissen. De bedoeling is dat je ervan geniet.’

Opnieuw schudde hij zijn hoofd, haalde diep adem en blies toen de lucht uit. ‘Ca marche comme un papier de musique,’ zei hij. ‘Goed, het gaat alweer; ik werd alleen een beetje gefrustreerd.’ Hij keek gegeneerd. ‘Ik heb met m’n grote bek de boel toch niet verziekt, hoop ik?’

Ze keek hem strak aan. ‘Nee,’ antwoordde ze. ‘Je hebt niets verziekt.’

‘Dan ga ik denk ik maar naar beneden, even die rothengel opruimen en genieten van alle weelde van de baas.’

Ze knikte.

Hij bukte voorover om de hengel op te pakken en beende over het dek van het ruim 30 meter lange schip langs Nimec zonder deze ook maar een blik waardig te gunnen.

Nimec ging naast Megan staan. ‘Zo heb ik hem nog nooit zien doen,’ zei hij. ‘En jij?’

‘Nee,’ zei ze terwijl ze keek hoe Thibodeau de trap onder de vliegende brug van het vaartuig af klauterde. ‘En we zijn toch al jaren bevriend.’

‘Denk je dat het komt door het duel met die vis of door dat gedoe met Ricci tijdens de vergadering?’

‘Misschien wel allebei. Maar zeker weten doe ik het niet.’ Ze zuchtte en haar blik gleed naar de voorsteven. ‘Over onze andere supervisor gesproken, die lijkt ook niet echt in een best humeur…’

Nimec keek om. Daar zag hij van opzij Tom Ricci die met een ernstig gezicht over het water tuurde. ‘Ik vraag me toch af of de samenwerkingsregeling die we voor die twee hebben uitgedacht wel goed werkt,’ zei hij.

‘Na bijna zeven maanden lijkt het een beetje laat om onze beslissing alsnog in twijfel te trekken. We moeten ervoor zórgen dat die samenwerking goed werkt.’ Ze legde haar handen op zijn schouders. ‘Jouw vent,’ zei ze, ‘jouw pakkie-an.’

Nimec liet zich door haar in Ricci’s richting duwen.

Ricci, lang, mager en donkerharig – met nog wat extra boetseerwerk zouden zijn hoekige gelaatstrekken écht aantrekkelijk zijn geweest – bleef door zijn zonnebril over het water staren terwijl Nimec op hem afkwam. ‘Is onze kwaaie cajunbink al een beetje over het verlies van die grote vis heen?’ vroeg hij volkomen onbeweeglijk.

Pete ging naast hem staan, met de armen over de reling. ‘Ik dacht even dat je niet oplette,’ zei hij.

Ricci bleef zwijgen. ‘Gewoonte van een ex-smeris,’ zei hij. ‘Ik let overal op.’

Ze vielen weer stil. Op het achterdek had Megan zich op een dekstoel neergevlijd, haar lange benen uitgestrekt, om nog wat te baden in de middagzon. Ricci hield zijn hoofd een beetje schuin in haar richting zonder dat het leek alsof hij zijn ogen van het water nam.

‘Zoals bijvoorbeeld die Levi’s,’ zei hij. ‘Ze zeggen dat strakke spijkerbroeken uit zijn en slobberbroeken in. Wat mij ervan overtuigt dat ze Megan Breen nog nooit in een strakke broek hebben gezien.’

Nimec glimlachte een beetje. ‘Ik snap wat je bedoelt,’ zei hij.

Zwijgend keken ze over het kalme, blauwe kleurenspel van de baai.

‘Sinds de jaren tachtig geldt een vangstverbod voor zeebaars,’ zei Ricci na een paar minuten. ‘Thibodeau zou hem toch hebben moeten laten gaan.’

‘Het gaat om het vangen, niet om het houden.’

‘Zeg dat maar eens tegen de vissers die ik in Maine kende,’ zei Ricci. ‘Het grappige is dat je die gasten nooit in termen van schoonheid over de zee zult horen praten. Voor hen staat de zee voor opstaan in de kou voordat de zon op is en lange werkuren van netten binnensleuren op tochtige, lekkende schuiten. Maar ja, het is hun bron van inkomsten, dus ze waarderen de zee op een heel andere manier.’

Nimec keek hem aan. ‘Ik weet even niet waar je heen wilt.’

Ricci leunde over de reling. ‘Ikzelf ook niet precies,’ zei hij schouderophalend. ‘Ik ben een jongen van de oostkust, Pete. Ik groeide op vlak bij de scheepswerven van Boston. Ik heb de Atlantische Oceaan altijd beschouwd als de zee van de werkende man. Misschien is het onredelijk van me, maar de westkust staat voor mij voor catamarans, blonde surfbinken en nog blondere Baywatch-meiden.’

‘O,’ zei Nimec, ‘en jij denkt dat je van nature misschien niet bij gematigde wateren past, bedoel je dat?’

Ricci wilde reageren, aarzelde en draaide toen langzaam zijn gezicht naar Nimec. ‘Ik was er helemaal niet op uit om het tijdens de vergadering met Thibodeau aan de stok te krijgen,’ zei hij ten slotte.

‘Dat heeft ook niemand gezegd.’

Ricci schudde zijn hoofd. ‘Daar gaat het niet om,’ zei hij. ‘Wat iemand al dan niet zei, is niet belangrijk voor me. Ik heb dat soort onzin helemaal niet nódig.’

Nimec keek nadenkend. ‘Mee eens,’ zei hij. ‘De vraag is hoe je ermee om wilt gaan.’

Ricci stond in de wind, zijn hemdsmouwen klapperden om zijn pezige armen. ‘Ik weet het niet,’ zei hij. ‘Iedereen bij de vergadering. .. op mij na… werkt al jaren voor Gordian. Jullie hebben allemaal dezelfde ideeën over wat Sword zou moeten zijn. Jullie zijn er allemaal aan gewend je aan bepaalde operationele richtlijnen te houden. Jullie riepen die zelf in het leven.’

‘Dit klinkt alsof je al hebt besloten dat je er niet bij past,’ zei Nimec.

‘Of niet kunt… of niet zult.’

Ricci keek hem aan. ‘Ik probeer realistisch te zijn,’ zei hij. ‘Toe nou, Pete. Zeg niet dat je geen twijfels hebt na wat er vandaag gebeurd is.’

Nimec dacht erover na. Sword was de inlichtingen- en veiligheidstak van het internationale bedrijf van zijn werkgever en had zijn naam ontleend aan de aloude legende van de gordiaanse knoop die elke poging om zijn gecompliceerde draaiingen en kronkels te ontwarren had getrotseerd, totdat Alexander de Grote alle subtiliteit liet varen en hem met een flinke haal van zijn zwaard doorhakte.

Dit illustreerde Roger Gordians eigen no-nonsensehouding tegenover de hedendaagse problemen die zijn belangen in gevaar zouden kunnen brengen, waarbij hij voor elk land specifieke politieke en economische profielen aanwendde om de grote meerderheid van die problemen vóór te zijn voordat ze tot regelrechte crises konden uitgroeien; bovendien pakte hij de onvoorspelbare noodsituaties die de kop opstaken om het UpLink-personeel in gevaar te brengen aan met de best getrainde en best uitgeruste tegenmacht die hij maar kon verzamelen.

Elk jaar, vlak voor Thanksgiving en Kerstmis, bracht Gordian de leiding van Sword aan boord van zijn jacht voor een soort informele jaarevaluatie en een brainstormsessie, een open forum waarbij de recente resultaten en tekortkomingen van de organisatie onder de loep werden genomen, de huidige staat van paraatheid werd beoordeeld en hopelijk overeenstemming kon worden bereikt over de koers voor de toekomst.

De rondetafelconferentie van dit jaar had evenwel eerder een felle confrontatie tussen twee van de hoofdrolspelers dan consensus opgeleverd.

Iedereen was bijeengeroepen om te midden van de pluchen tapijten en de kostbare mahoniehouten meubilering in de ruime salon van de Pomona van een lunch te genieten. Naast Nimec, Megan, Ricci, Thibodeau en Gordian zelf was ook het hoofd risicoanalyse Vince Scull aanwezig. Hij was net teruggekeerd van een langdurige opdracht in de Stille Zuidzee, waar hij locaties voor nieuwe satellietbases had verkend en ook een paar vetrolletjes zwaarder alsmede een kleine, maar knappe spiraalvormige tatoeage op de rug van zijn rechterhand rijker was geworden; dat laatste, zo legde hij uit, was door een Maleisische stammoeder aangebracht als een blijvend aandenken aan hun kennismaking.

Scull was de vergadering begonnen met de bevestiging dat Frans Polynesië een in potentie voortreffelijke locatie was voor een controle- en relaisstation. Hij hoefde nauwelijks naar zijn overvloedige aantekeningen te verwijzen en bood gedetailleerde feiten en cijfers over de natuurlijke en industriële middelen van het land, de handelsstatistieken, de bestuursstructuur, enzovoort. Na enkele vragen te hebben beantwoord, was hij verdergegaan met een breder overzicht van de internationale positie van UpLink.

Gezien zijn reputatie een korzelig type te zijn, was Sculls optimistische toon opvallend. ‘Alles wel beschouwd mogen we het afkloppen,’ zei hij samenvattend en roffelde tweemaal met zijn vuist op tafel. ‘Sinds die vervelende toestand afgelopen voorjaar is het pais en vree daar. Op de plekken waar wij onze bedrijfsmiddelen hebben ingezet, heeft zich geen enkel territoriaal of etnisch conflict voorgedaan dat niet kon worden bezworen, wat evenzo goed te danken is aan onze invloed als aan ons diplomatieke offensief. En veel van de plaatsen die me eerst nog zorgen baarden wat hun binnenlandse stabiliteit betreft hebben de coups, genocidebloedbaden en zelfs de huis-, tuin- en keukenmachtspelletjes die ons doorgaans de kop kosten kunnen vermijden.’ Hij had een onwillige streng haar op zijn steeds kaler wordende knikker gladgestreken. ‘Neem Rusland als voorbeeld. Met die ouwe president Starinov die aftreedt en de nationalistische oppositie weer sterk in opkomst, leek het me wel redelijk eens op een beloning aan te sturen voor het feit dat we hem hebben geholpen nog wat langer in het Kremlin-zadel te blijven.

Maar onze waarde qua banen en inkomsten lijkt ons boven mogelijke vendetta’s te hebben geplaatst.’

‘En je voorspelling?’ vroeg Gordian. ‘Rusland én elders, bedoel ik.’

Scull haalde zijn schouders op. ‘Er is niets wat het eeuwige leven heeft, maar ik zie geen enkele echo op mijn radarscherm, geen hobbels in de weg. Kies je favoriete metafoor maar. Noem een plek op de kaart die onderdak biedt aan een UpLink-agentschap of in verbinding staat met ons satellietcommunicatienet en de levensstandaard daar gaat zienderogen vooruit. En zelfs een despoot met de grootste ballen wil niet bekendstaan als de Grinch die zijn volk hun voorspoed afpakt. Wat maar weer aantoont dat de vrijemarkt-democratie werkt, beste mensen.’

‘En dat de angst voor politiek verzet onder de meeste staatshoofden een probaat vervangmiddel is voor het geweten,’ merkte Megan op.

Ze keek Scull even aan. ‘Valt het je niet op, Vince, dat ik mijn mening onder woorden breng zonder ook maar één keer naar de lagere anatomie te verwijzen?’

Gordian glimlachte dunnetjes. ‘In beide gevallen ben ik tevreden,’ zei hij en nipte aan zijn cola.

Ze hadden daarna over een scala van onderwerpen gesproken. Hoe verliep de jacht op personeel in India? En in Zuid-Afrika? Hoe ver waren ze met het testen van dat nieuwe vuurwapen dat ontwikkeld was door de divisie niet-dodelijke wapens? En met het doorvoeren van de upgrades van de intranetsoftware? Hoe stond het met die onderhandelingen met Polen? En de mogelijke gevolgen van het plotselinge overlijden van de kersverse Boliviaanse president Alberto Colón? De tragiek daarvan overtrof die van zijn jeugd. Colons humanitaire normen en waarden en zijn felle aanpak van de mini-kartels hadden een aanzet geleken tot een regionale trend en geleid tot voorbereidende gesprekken met UpLink over gezamenlijke handelsinitiatieven met zijn land. Wat waren de vooruitzichten voor die inspanningen zonder Colón aan het roer van de jonge regering?

Dat de bespreking van de sabotage van afgelopen voorjaar van een nasa-spaceshuttle met UpLink-technologie aan boord en Swords vermoedelijk daarmee samenhangende confrontaties met betaalde terroristen in het zuiden van Brazilië en in Kazachstan – de ‘vervelende toestand’ waarop Scull had gedoeld – tot na de middaglunch moest wachten, was niet toevallig. Een aantal belangrijke zaken rond die gebeurtenissen bleef onopgelost, en Gordian had alle andere punten op de agenda afgehandeld willen hebben zodat ze de tweede helft van de vergadering zonder verdere uitweiding daaraan konden besteden.

Nadat de lege borden waren afgeruimd, had hij zijn priemende blauwe ogen op Rollie Thibodeau gericht. ‘Oké,’ zei hij. ‘Heb je enige vooruitgang te melden?’

Thibodeau tuitte zijn lippen. ‘Een beetje,’ zei hij, ‘en dat heeft te maken met Le Chaut Sauvage.’

Naderhand zou Nimec zich herinneren dat Ricci gespannen werd, het lag ergens tussen irritatie en woede, vanwege Thibodeaus vermelding van de naam die hij de anderszins naamloze veldcommandant van de terroristen had gegeven. Le Chaut Sauvage was Cajun-Frans voor ‘de Wildcat’. Een man die hen inmiddels tweemaal was ontglipt, de laatste keer na zich tijdens een fel man-tegen-man-gevecht bij het ruimtevaartcentrum bij Baikonur van Ricci te hebben losgerukt.

‘Tot een paar dagen geleden hadden we geen enkele aanwijzing,’ was Thibodeau doorgegaan. ‘Maar giswerk genoeg, dat wel. Om te beginnen met wat we wisten over die Amerikaanse botanist in Peru die in 1997 werd ontvoerd en voor zeven miljoen dollar losgeld weer werd vrijgelaten. Hij zegt dat de leider van de drugsguerrilla’s die de kidnapping deden lang, blond en licht van huidskleur was, met het postuur van een gewichtheffer. Hij beval zijn mannen de botanist aan zijn gezin terug te geven, minus beide ogen welteverstaan.’

Vol afgrijzen schudde Gordian zijn hoofd. ‘Een positieve identificatie door het slachtoffer werd zo dus nagenoeg onmogelijk gemaakt, mocht een van zijn ontvoerders ooit worden gepakt,’ concludeerde hij. ‘Zulke koelbloedige logica past in elk geval bij onze man.’

Thibodeau knikte. ‘En dat is nog niet eens het ergste. Uit Sudan vernamen we dat iemand met dezelfde kenmerken zich aan het hoofd stelde van een stel huurlingen die in het zuiden, in het deel van het land dat ze de driehoek des doods noemen, een doodseskader vormden. Dit zou twee jaar geleden zijn, op het toppunt van de burgeroorlog. Ze vernietigden complete dorpen die de radicalen in Khartoum vijandig gezind waren. Mannen, vrouwen, kinderen, ouden van dagen en zieken, het maakte hem geen moer uit.’ Hij fronste het voorhoofd. ‘De klootzak is niet alleen koelbloedig. Hij is een monster.’

‘En hij komt echt óveral,’ zei Nimec. ‘Weet je nog die Air Paris-vlucht die afgelopen jaar in Marokko werd gekaapt? Wéér een gijzelingssituatie, wéér een flinke uitbetaling. De Algerijnen die de verantwoordelijkheid eisten, dreigden eerst de kinderen af te knallen en overtuigden de autoriteiten ervan dat ze niet bluften. Ze kregen een vliegtuig in ruil voor de vrijlating van de gijzelaars en wisten met twintig miljoen francs naar een onbekende bestemming te vertrekken. Maar,’ en hij boog zich voorover, ‘achter al deze wolken begint voor ons de zon te schijnen, Gord.’

Gordian had erop gewacht.

‘De kaper die de bevelen uitdeelde, trok op het tarmac buiten het vliegtuig nooit de nylonkous van zijn kop. Maar binnen, met de airco uit en zonder ventilatie, was het een ander verhaal,’ zei Nimec.

‘Je mag één keer raden hoe hij werd beschreven door de passagiers die zijn gezicht zagen toen het masker afging.’

Gordian keek hem aan. ‘Blond, lichte huidskleur.’

‘En een gewichtheffer,’ zei Nimec knikkend. ‘Beslist géén Algerijn.

Hij sprak met een accent dat wel eens Zwitsers of Duits geweest zou kunnen zijn.’ Hij zweeg even. ‘Ik bereidde een briefing voor over het incident, maar omdat we er op geen enkele manier bij betrokken waren, ontsnapte het een beetje aan mijn aandacht. Toen ik vervolgens voor ons eigen onderzoek gegevens bekeek, stuitte ik op mijn verslag en kreeg het gevoel dat die blonde vent wel eens dezelfde kon zijn als waar wij jacht op maken. Dus ik dook de dossiers weer in en plotseling floepte het belangrijkste detail tevoorschijn. Namelijk, dat een Franse ambassadeur die aan boord gegijzeld was geweest erin geslaagd was van hem een foto te maken toen hij even niet oplette. Die Fransoos was zo getraumatiseerd dat hij pas maanden later zich het fotorolletje herinnerde en het liet ontwikkelen.’

Gordian had zijn wenkbrauwen gefronst. ‘Heb jij die foto gezien?’

‘Toen niet, nee,’ zei Nimec. ‘Maar dankzij Rollie later wel.’

Thibodeau wuifde het weg. ‘Ach, dat was niks vergeleken met Petes bron: een eenheidscommandant van het crisisinterventieteam van de nationale gendarmerie op de luchthaven,’ zei hij. ‘Enige probleem was dat hij zijn informatie niet officieel wilde bevestigen. Geen gign-offïcier die zou toegeven dat er zo’n kiekje bestond, en wel om een aantal redenen. Eén: ze worden geacht de beste te zijn en schaamden zich dus kapot dat de kapers ontkwamen. Ze wilden hun gezicht redden en het voor concurrerende agentschappen moeilijker maken om ze op te sporen en met de eer te gaan strijken.

Twee: de ambassadeur ging ’m knijpen en oefende invloed uit om de foto te laten verdwijnen, vermoedde waarschijnlijk dat de terroristen wraak zouden nemen op hem of zijn gezin, mocht de foto ooit worden gebruikt als bewijsmateriaal in een rechtszaak. Als ik in zijn schoenen stond, zou ik er misschien ook zo over denken.’

‘Vertel eens hoe je eraan kwam,’ zei Gordian.

Thibodeau haalde zijn schouders op. ‘De ambassadeur is niet de enige met contacten. Ik belde iemand van Europol die me nog een vriendendienst verschuldigd was en die deed hetzelfde bij iemand anders. Zo ging het, soit. Duurde even voordat het balletje ging rollen, tot ik afgelopen week op een ochtend mijn computer aanzet en met een gecodeerd e-mailtje een foto als attachment binnenhaal. Ik herkende onze man van dat vliegveld in de Pantanal direct, maar om honderd procent zeker te zijn riep ik nog het satellietbeeld op dat de Hawkeye-I van hem maakte. Mailde de twee door naar Ricci, aangezien hij die vent echt van dichtbij heeft gezien.’

Gordian keek over de tafel naar Ricci. ‘En?’

‘Hij is het,’ zei Ricci. ‘Geen twijfel mogelijk.’

Gordian keek nadenkend.

‘Dan heb ik nóg een dingetje lopen,’ doorbrak Thibodeau de tijdelijke stilte. ‘Het zou nog wel eens belangrijk kunnen zijn, maar dat is nog even afwachten.’

Gordian was weer een en al oor. ‘Kom maar op,’ zei hij.

‘Wat die vriendendienst betreft, staan we nu meer dan quitte, geloof ik,’ zei Thibodeau. ‘Naast die foto die ik wilde, verzocht ik om een speurtocht in Europols database van bekende terroristen.

Duurde hem wat langer om dat klaar te spelen, maar hij zegt dat het elke dag kan lukken. Iedereen die ook maar een beetje op Le Chaut Sauvage lijkt, haal ik door dat nieuwe Profiler-systeem van ons, gewoon om te kijken of het ons hits oplevert.’

‘De software is ontworpen om verdachten te herkennen die zich achter een gezichtsmasker of vermomming verschuilen of zelfs plastische chirurgie hebben ondergaan, en vergelijkt de digitale beelden met elkaar en met een checklist van moeilijk te veranderen fysieke kenmerken,’ zei Nimec. ‘Toen het erop leek dat de Europeanen zich een beetje gingen openstellen voor Rollie, werden Megan en ik gematigd optimistisch over mogelijke medewerking van buitenlandse veiligheidsdiensten. We hebben geprobeerd ze over te halen ons hun inlichtingenspecialisten beschikbaar te stellen.’

‘Met succes?’

‘De cia is een blok aan mijn been,’ zei Nimec. ‘Ik word nog steeds van het kastje naar de muur gestuurd.’

Gordian wierp een blik op Megan. ‘En de fbi? Heb je contact gezocht met Bob Lang in Washington?’

Ze knikte. ‘Hij staat gunstig tegenover mijn verzoek en ik lijk vooruitgang te boeken.’ Ze haalde haar schouders op. ‘We hebben voor begin volgende week een gesprek onder vier ogen gepland.’

‘Probeer hem achter zijn vodden te zitten,’ zei Gordian. Hij krabbelde een notitie op het gele notitieblok dat voor hem lag. ‘Intussen zal ik Langley opbellen. We dienen ons te houden aan onze strategie, althans, wat dit aspect van het onderzoek betreft…’

‘Dat is bij lange na niet voldoende.’

Achteraf gezien was Nimecs gedachte dat Ricci’s onderbreking hem minder had verrast dan het feit dat hij niet veel eerder zijn mond had opengedaan. Hij was het voortdurend oneens geweest met zijn collega’s over hoe het onderzoek werd aangepakt en had zijn onvrede al bij talloze gelegenheden bij Nimec gespuid.

Gordian draaide zich om naar Ricci en ook Nimec en de andere aanwezigen keken nu naar hem.

‘Wat bevalt je er niet aan?’ vroeg hij op neutrale toon.

‘Ik werd bij dit team gevraagd omdat jullie iemand zochten om de boel om te gooien, het team meer proactief te maken, niet onze tijd te verbeuzelen met de status-quo,’ sprak Ricci. ‘Tenminste, dat kreeg ik te horen toen jullie probeerden mij in te huren. En nu zitten we hier te praten over telefoontjes naar de Europeanen en die gasten van de fbi.’

Gordian keek hem een ogenblik strak aan. ‘Jij gelooft dat we het anders zouden moeten doen?’

‘Héél anders,’ reageerde Ricci. ‘Volgens mij hebben we voor deze zaak een speciale taakeenheid nodig, vierentwintig uur per dag, zeven dagen in de week. Volgens mij moet die eenheid een onafhankelijk commandocentrum hebben met de mogelijkheid om razendsnel teams in te zetten om jacht te maken op de mensen die ons in Cuiabá en de Russische lanceerbasis te grazen namen. Volgens mij moeten we bereid zijn ze onder stenen vandaan te peuteren, ze uit de bomen te trekken, wat er maar voor nodig is, waar ze zich maar gedekt houden of beschermd worden. Zonder enige aanleiding hebben ze onze mensen vermoord en wij hebben maanden verloren die we hadden kunnen gebruiken om ze te pakken te krijgen. We moeten in de aanval gaan.’

Stilte.

Gordian hield zijn blik op hem gericht. Hij opende zijn mond om iets te gaan zeggen, maar bedacht zich en wreef over zijn wang.

‘Nou,’ zei hij. ‘Je draait er niet bepaald omheen.’ Hij wreef nog eens over zijn wang. ‘Ik wilde alleen dat je wat eerder met je grieven gekomen was.’

Ricci haalde enkel zijn schouders op, maar het waarom was Nimec wel duidelijk. Ongeacht hun meningsverschillen waren hij en Ricci al vele jaren vrienden. Als Ricci rechtstreeks naar Gordian was gestapt, zou hij zijn vriend hebben gepasseerd, en daarvoor was hij gewoon te loyaal.

Na een korte onderbreking keek Gordian de tafel rond. ‘Wil iemand nog iets zeggen?’

Thibodeau gebaarde direct dat hij dat wel wilde. Misschien iets te direct, zou Nimecs mening achteraf zijn.

‘We moeten realistisch blijven,’ zei hij met een frons. ‘Ik kijk niet eens naar wat zo’n klopjacht allemaal van onze middelen vergt.

Het zal al moeilijk genoeg worden toestemming te krijgen om onze bases in het buitenland te surveilleren. Met wiens goedkeuring gaan wij straks gewapende zoekteams over de grens laten opereren?’

‘Met de onze,’ antwoordde Ricci meteen.

Thibodeaus frons verdiepte zich. ‘Dat zou misschien zijn gelukt toen je nog als wijkagentje een paar gangbangers van de straat wilde halen, maar niet wanneer je je moet houden aan internationale wetten,’ zei hij. ‘We kunnen niet zomaar overal naartoe gaan en alles doen wat we maar willen.’

Ricci hield zijn blik strak op hem gericht. ‘O, je bedoelt net zoals toen je jezelf in Brazilië als een Wyatt Earp overhoop liet schieten?’ suggereerde hij.

De plotselinge spanning in de salon was voelbaar. Thibodeau verstijfde in zijn stoel en wierp vol haat een woeste blik naar Ricci. ‘In Vietnam kende ik zat binken,’ zei hij. Zijn stem trilde. ‘Die zetten hun ego overboord of stikten erin.’

Ricci reageerde niet. Hij zat volstrekt bewegingloos, met uitgestreken gezicht, zijn ogen vastgepind op die van Thibodeau.

Nimec wist toen niet precies wat er tussen die twee speelde, maar diep vanbinnen had hij het gevoel gehad dat het weinig van doen had met hun meningsverschillen over het onderzoek. Er was echter nauwelijks tijd geweest om daarover na te denken. Hij was bang geweest dat Thibodeau Ricci zou aanvliegen en had hem dus nauwlettend in de gaten gehouden, klaar om de twee uit elkaar te trekken als dat gebeurde.

Maar dat gebeurde gelukkig niet, dankzij Gordians tussenkomst.

Theatraal had hij zijn keel geschraapt en de gespannen stilte doorbroken.

‘Ik geloof dat we het er voor vanmiddag maar bij moeten laten. Dan kunnen we nog wat genieten van de frisse lucht,’ was zijn weloverwogen reactie geweest.

Waarop Thibodeau aanstalten had gemaakt om te reageren, maar Gordian had hem de mond gesnoerd. ‘De vergadering is geschorst,’ zei hij en sprong overeind. ‘Laten we proberen wat te ontspannen.’

Daarmee was de zaak afgedaan, of in elk geval erger voorkomen. En nu, twee uur later, stond Nimec aan dek, met Ricci naast zich, en staarden beide mannen mijmerend over de reling in de blauwe verte.

Wat was Thibodeaus probleem nu eigenlijk precies, dacht hij. Waarom had Ricci zo’n vernietigende rancune in hem losgemaakt, ‘de vis die ontkwam’ even buiten beschouwing gelaten. Pete had Thibodeau altijd gekend als een intelligente, redelijke man en dat viel moeilijk te rijmen met zijn onvoorspelbare uitbarstingen. Ook nu sprak zijn verstand hem in dat de hoofdoorzaak van zijn gedrag tot nu toe onuitgesproken en onbekend was… en dat bracht hem bij de vraag in hoeverre hij de show waarvoor hij en Megan het scenario hadden geschreven, moest prolongeren.

Nimec wist het niet helemaal zeker – dat was de laatste tijd min of meer standaard voor hem, vermoedde hij – maar het was in hem opgekomen dat een deel van het antwoord misschien kon worden gevonden in zijn herinnering aan een andere vergadering. Die had iets meer dan een halfjaar geleden plaatsgehad op het hoofdkantoor van UpLink en de afloop daarvan had een heel andere teneur gehad dan de verpletterende ruzie van vandaag. Het was drie of vier dagen na Ricci’s terugkeer van zijn missie in Kazachstan, en hij had zich bij Nimec, Megan en Gordian gevoegd om te beraadslagen over een aantal lastige onafgewerkte zaken. Op dat moment was hun stemming allesbehalve vrolijk geweest en het waren Ricci’s ideeën geweest die de anderen over de streep hadden getrokken.

Terugdenkend aan die keer keek Nimec hem nu even aan. ‘Kleine stapjes, zo tel jij je winst uit,’ zei hij op zachte toon. ‘Klinkt dat je bekend in de oren?’

Een paar seconden lang verroerde Ricci zich niet. Ten slotte draaide hij zich naar hem toe en verscheen er een bijna onzichtbare glimlach op zijn gezicht. ‘Ja,’ zei hij. ‘Bekend.’

‘Het is een goed advies,’ zei Nimec. ‘Ik kan geen betere manier bedenken om te zeggen dat je dingen de kans moet geven vanzelf goed te komen.’

Ricci bromde wat en richtte zijn aandacht weer op het water. ‘Oké, aangenomen dat ik dat zou doen,’ zei hij. ‘Als Thibodeau me een zet geeft, zal ik van nu af aan harder terugduwen. Heb je daar moeite mee?’

Nimec haalde zijn schouders op. ‘Ik durf het risico wel te nemen,’ zei hij.

Ricci reageerde niet en leunde alleen maar voorover met zijn ellebogen op de reling.

‘De baai is prachtig, zo laat op de middag,’ zei hij na een lange stilte.

‘Ja,’ beaamde Nimec. ‘Dat komt door hoe het zonlicht op de deining valt zodra de zon naar de horizon zakt.’

‘De zonnestralen lijken min of meer op de golfjes af te ketsen, waardoor het net is alsof ze besprenkeld zijn met goudkleurig poedersuiker.’

‘Ja.’

Ricci keek hem nu aan. ‘Goed, ik blijf nog even hangen, Pete,’ zei hij. ‘Voorlopig.’

Nimec knikte, en dit keer was het zijn beurt om zuinig te glimlachen. ‘Meer kan ik eigenlijk niet van je vragen.’

 

Een beetje afstand nemen van de consequenties sust het geweten van de verrader. Kijk vooral niet naar misdaad en politiek als je voorbeelden zoekt; dat gevoel van afstand legt de kiem voor het verraad, en de excuses zien we allemaal dagelijks om ons heen. De buurvrouw die op de verhuisdag de kat achterlaat. De verhuiswagen staat voor de deur! We moeten gaan! Wie had nou gedacht dat dat stomme beest zo lang weg zou blijven? De huisvader die na kantooruren een slippertje maakt met zijn secretaresse; zijn vrouw heeft alles wat haar hartje begeert, afgelopen week nog kocht hij een kostbare gouden armband voor haar en hij weet dat zijn kinderen liever computerspelletjes spelen dan met hun saaie oude pa rondhangen.

Ontdoe elke willekeurige daad van zijn bredere context en je raakt ervan overtuigd dat het niets te betekenen heeft. Zie je hoe gemakkelijk dit gebeurt? Sluit gewoon je ogen voor de oorzaak, wend je hoofd af van de gevolgen en loop door.

In zijn eentje in Roger Gordians werkkamer op het UpLink-hoofdkantoor in San Jose maakte Don Palardy zichzelf wijs dat hij alleen maar een paar haren meenam.

Een paar haren, meer niet, was dat zo’n vreselijke misdaad?

Met witte handschoenen aan stond hij achter Gordians open bureaula en gebruikte een pincet om een haar uit de kam te trekken.

Voorzichtig liet hij de haar in zijn plastic zakje voor bewijsmateriaal glijden, plukte er nog eens twee tussen de tanden van de kam vandaan en stopte ze bij de eerste.

Als hoofd van het team dat in de directiekamers en vergaderzalen van het gebouw wekelijks elektronische contrasurveillancecontroles uitvoerde, hoefde Palardy zich geen zorgen te maken dat hij in een gênante of compromitterende positie zou worden aangetroffen.

Hij wist dat Gordian weg was voor de jaarlijkse vergadering op volle zee en vandaag niet onverwacht binnen zou komen lopen. Hij wist bovenal dat hij niet werd opgemerkt door verborgen camera’s, aangezien hijzelf, Palardy, of een van zijn ondergeschikten hier de boel zou hebben geïnstalleerd, mocht Gordian daar ooit om hebben verzocht – wat dus niet het geval was. Bovendien had Palardy de breedspectrumbugdetector meegenomen die binnen zijn sectie bekendstond als de grote Snuffelaar – een twintigduizend dollar kostend apparaat dat, indien gesloten, wel iets weg had van een beetje groot uitgevallen diplomatenkoffer en dat nu opengeklapt op de vloer stond en een microcomputergestuurd systeem onthulde van radio-, geluids-, infrarood- en akoestische correlatiescanners waarvan de output werd getoond op led-staafdiagrammen of op papier kon worden uitgedraaid. Onder het pakket geavanceerde instrumenten van de Snuffelaar bevond zich een Very Low Frequency-ontvanger, gevoelig voor een frequentie van 15,75 kilohertz die werd afgegeven door de horizontale oscillatoren van videocamera’s. De vlf-detector piepte noch flikkerde, wat inhield dat er geen camera’s hingen.

Alleen en vertrouwd hier in het kantoor – beveiligd tegen ‘heimelijke interceptie’ zoals dat binnen het vak werd genoemd – haalde Palardy het zakje tussen zijn duim en wijsvinger door waardoor het werd afgesloten, liet het in een opgenaaide zak van zijn overall glijden en duwde de la van het bureau-ministre dicht.

De daad was een feit, en nu plugde hij de kabel van zijn statiefdetector in de contactdoos achter in de Snuffelaar en begon met gepaste ijver aan zijn gebruikelijke ronde. Hij zorgde ervoor dat hij goed uitkeek voor de antieke Zwitserse klok die hij zo bewonderde en bewoog de zwabbervormige antenne langs de muren van de werkkamer. Palardy zocht naar de harmonische signalen van bandrecorders, microfoons en andere passieve en actieve afluisterapparatuur.

Mocht hij iets misplaatst hebben gevonden, dan zou hij dit razendsnel onbruikbaar hebben gemaakt en zijn bevindingen hebben gerapporteerd aan zijn superieuren in de Sword-beveiliging.

Don Palardy beschouwde zichzelf als een fatsoenlijke en zorgzame man, zij het niet zonder menselijke tekortkomingen. Als hij hier op het tapijt een kostbaar sieraad had gevonden, een vermiste manchetknoop of een met diamanten bezette dasspeld, dan zou hij deze aan zijn werkgever hebben teruggegeven, ook al zou de opbrengst ervan hem uit de schulden helpen.

Het enige wat hij nu had meegenomen, waren een paar haren. Niet meer dan drie.

Sinds Brazilië was hij uiterst bedreven geworden in het wegredeneren van zijn zonden.