De schommelstoel

Vera kwam die avond naar mijn kamer, toen ik net in bed lag, vastbesloten alleen maar prettige gedachten te hebben voor ik ging slapen, in de hoop dat die tot prettige dromen zouden leiden. Ze hobbelde handig voort op de krukken waaraan ze gewend was geraakt, ze droeg haar spulletjes in een boekentas die ze over haar schouder had geslagen - alleen

was deze boekentas heel anders dan alle tassen die ik ooit had gezien.

'Hier,' zei ze, terwijl ze de tas op bed gooide. 'Voed jezelf maar eens op. Die twee vrouwen in de keuken leren je nooit wat ik je leer.'

Ik was een beetje sceptisch, maar toch blij dat ze belangstelling had voor mijn opvoeding. Ik wist dat ik veel dingen miste omdat ik niet naar school ging. Ik schudde de inhoud van de tas op mijn bed. Tientallen foto's die uit tijdschriften waren geknipt vielen in een slordige hoop op mijn bed. Ik kon mijn ogen niet geloven toen ik ze oppakte en uit elkaar begon te halen, ik staarde naar de foto's waarop naakte mannen en vrouwen waren afgebeeld in wulpse, vreemde omhelzingen. De akelige dingen kleefden aan mijn vingers, ze waren zo kleverig dat als ik ze losplukte van mijn ene hand ze vastplakten aan de andere. Toen hoorde ik tot mijn ontsteltenis de zware tred van Papa's voeten toen hij naar mijn kamer kwam.

Vera had het met opzet gedaan! Ze wist dat Papa elke avond om deze tijd naar mijn kamer kwam.

'Ik ga,' zei Vera met een valse grijns. Ze hobbelde naar de deur van de slaapkamer die aan de mijne grensde, om Papa te ontvluchten. 'Waag het niet hem te vertellen dat ik hier geweest ben, als je weet wat goed voor je is.'

Maar ze kon niet snel genoeg wegkomen op haar krukken. Papa gooide de deur open en keek woedend naar ons. 'Wat is hier aan de hand?' wilde hij weten.

Met de schuldige bewijzen klevend aan mijn vingers, aarzelde ik even en gaf Vera daarmee de kans alle schuld op mij te gooien. 'Ik heb die boekentas in een kast gevonden en omdat haar initialen erop stonden vond ik dat ik hem aan deze Audrina moest geven.'

Fronsend kwam Papa naar me toe en rukte de foto's uit mijn vingers. Hij keek er even naar en gaf toen een schreeuw van woede. Hij stak zijn arm uit en smeet Vera op de grond - en ze had al genoeg gebroken. Als een waanzinnige gilde Vera: 'Ze zijn van haar! Waarom sla je mij?'

Papa pakte haar op en hield haar vast of ze een straathondje was met stijve poten. Hij hield haar boven mijn bed. 'Raap op!' beval hij met hese stem. 'Mijn eerste Audrina zou evenmin naar die vuiligheid kijken dan ze jou met teer en veren zou bestrijken - en dat zal ik doen als je niet ophoudt mij te kwellen! Nu eet je ze op,' ging hij verder toen zij ze nerveus in haar bleke hand hield. Ik dacht dat hij gekheid maakte, en zij ook.

'Ik gil om mijn moeder!' dreigde Vera. 'Ik ben gewond! Ik heb gebroken benen! Ik kan doodgaan! Laat me los, anders ga ik morgen naar de politie en vertel ze dat je me misbruikt -'

'Eet op!' bulderde hij. 'Je hebt ze met lijm bestreken, ze kunnen niet erger smaken dan het eten van je moeder.'

'Pa.. .pa,' jammerde ze, 'laat me geen papier en lijm eten!'

Snuivend van afkeer droeg hij haar de kamer uit. Een paar seconden later hoorde ik haar schreeuwen toen hij met zijn riem op haar blote lijf sloeg, ik wist niet zeker of hij zijn riem gebruikte op haar naakte lichaam, maar tien tegen één dat ze me zou vertellen dat hij dat gedaan had. Vera kon gillen als er een vlieg op haar arm neerstreek, dus hoe moest ik erachter komen, als ik niet opstond om het met eigen ogen te zien? Ik deed het niet, want in mijn hart was ik bang dat het waar zou zijn.

Minuten gingen voorbij terwijl ik met bonzend hart zat te wachten. Vera's geschreeuw stierf weg, maar Papa kwam nog steeds niet.

Ergens beneden hoorde ik een klok tien keer slaan, maar dat zei niet veel. Elk bot in mijn lichaam deed pijn, elke spier was gespannen. Ik wist dat ik vanavond weer in de schommelstoel zou moeten zitten.

Tenslotte, toen ik wist dat ik de spanning niet langer kon verdragen, en wetend dat ik net in slaap zou vallen voor ik had gedaan wat hij me dwong te doen, hoorde ik een deur dichtgaan, en even later voetstappen in de gang. Papa's tred was gelijkmatig, zwaar, deed de oude wrakke vloerplanken kraken.

Zachtjes deed hij de deur van mijn slaapkamer open en liep naar binnen. Zachtjes deed hij de deur weer achter zich dicht. Hij doemde op als een reusachtig monster en wierp een lange schaduw in de schemer van mijn maanverlichte kamer.

'Zoooo,' teemde hij met zijn meest charmante zuidelijke accent, dat hij in de loop der jaren had gecultiveerd, 'dus nu heb je de gewoonte aangenomen naar obscene foto's te kijken die je geest verontreinigen. Ik schaam me over je, Audrina, ik schaam me werkelijk over je.'

'Ik was het niet, Papa,' zei ik. 'Vera heeft ze gebracht - maar sla haar niet meer, alsjeblieft. Je zou haar andere arm en been kunnen breken, of misschien haar nek. Je mag haar niet slaan als ze gewond is.'

'Ik sla haar niet,' zei hij nors. 'Ik heb haar alleen een standje gegeven, en toen begon ze te gillen dat ik niet van haar hield. God, hoe kan je van iemand houden die zoveel moeilijkheden veroorzaakt? Maar zelfs al gaf Vera die weerzinwekkende foto's aan jou, dan hoefde je er toch niet naar te kijken, wel?'

O nee?

'Ik had beter van je verwacht. Laat Vera niet het beste in je vernietigen.'

'Waarom zijn jongens gevaarlijk voor mij en niet voor Vera, Papa?'

'Sommige meisjes worden geboren om te zijn wat Vera is. De jongens ruiken ze op kilometers afstand. Daarom maak ik me geen zorgen over haar. Het zou toch niet helpen. Ik maak me zorgen over jou omdat ik van je hou. Ik was vroeger ook een jongen, en ik weet hoe jongens denken. Het spijt me dat ik het moet zeggen, maar de meeste jongens zijn niet te vertrouwen. Daarom mag je niet in het bos komen en moetje dicht bij huis blijven en ga je niet naar school. Het is gevaarlijk voor een mooi, gevoelig meisje als jij. Het soort vrouw dat jij later zult worden zal de redding zijn van het mensdom. Daarom doe ik mijn uiterste best je te redden en te beschermen tegen bederf.'

'Maar, maar.. .Papa -'

'Niet protesteren. Leg je erbij neer dat ouders bezorgd zijn. Volwassenen hebben veel meer verstand van de wereld, vooral van hun eigen vlees en bloed. We weten dat je overgevoelig bent. We willen je onnodig verdriet besparen. We houden van je. We willen je gezond en gelukkig zien opgroeien, dat is alles.'

Hij kwam op de rand van mijn bed zitten terwijl ik op mijn rug lag, roerloos, en trachtte niet te ademen. Ik kneep mijn ogen stijf dicht. Toen opende ik mijn ogen tot spleetjes om te zien of hij geloofde dat ik in slaap was gevallen, zo diep in slaap dat ik misschien wel dood was. Misschien zou ik in de dood het nobele krijgen van de Eerste en Beste Audrina en hoefde ik nooit meer in haar stoel te zitten. Maar hij boog zich dichter naar me toe. Ik pakte het laken beet en trok het hoog op onder mijn kin. Papa's ijzersterke handen grepen mijn schouders vast. Zijn sterke vingers drongen in mijn tere huid en ik sperde mijn ogen wijd open. We keken elkaar strak aan, in een zwijgend duel, tot mijn geest verzwakte en hij weer de overwinnaar was.

'Kom, kom,' suste hij, terwijl hij mijn haar streelde. 'Zo erg is het toch niet? Je hebt het al eerder gedaan, en je kunt het weer. Ik weet dat je vroeg of laat de gave zult ontvangen, als je maar geduld hebt en het blijft proberen. Je kunt me helpen, Audrina.'

'Maar - maar,' stotterde ik. Ik wilde dat hij ophield. Maar hij ging door, overstelpte me met zijn behoeften, die ook mijn behoeften moesten zijn.

Ik was bang. Maar mijn liefde voor hem maakte me tot een gewillig object, dat zich liet vleien, ompraten en overhalen tot ik het gevoel had dat ik alleen om mijn 'gaven', als ik die had, geliefd kon zijn.

'En het enige wat je hoeft te doen, Audrina, is dromen, alleen maar dromen.'

Dromen, dromen. Dat was nu juist het enige wat ik niet wilde. Was hij van plan dit vol te houden tot ik een oude vrouw was, of zou ik de gave van de Eerste Audrina kunnen veroveren en Papa tevreden stellen? God geve dat de gave van de Eerste en Beste Audrina me zou helpen anders te eindigen dan zij. Waarom maakte hij zich daarover nooit bezorgd?

'Droom, Audrina, mijn liefste. Shakespeare heeft geschreven: "Slapen, misschien ook dromen". Dromen en de waarheid weten. Kom terug en geef me je dromen, Audrina, en laat de hoop van je vader voor de toekomst werkelijkheid worden.'

Ik staarde naar hem terwijl hij op mijn bed zat. Zijn donkere ogen glinsterden niet langer angstaanjagend, maar smekend en vol liefde - hoe kon ik hem weerstaan? Hij was mijn vader. Vaders werden verondersteld goed van kwaad te onderscheiden. En ik was hem veel verschuldigd. 'Ja, Papa,' fluisterde ik. 'Nog één keer. Zal nog één keer voldoende zijn?'

'Misschien wel,' zei hij, en een glimlach verhelderde zijn gelaat.

Verheugd gaf Papa me een hand en liep met mij de gang over naar de kamer helemaal aan het eind. Daar liet hij me los en haalde een grote sleutel te voorschijn waarmee hij haar deur openmaakte. Ik voelde een kille tocht die me deed huiveren. Het was de adem uit het graf van de eerste Audrina.

Ik keek om me heen, zoals altijd, alsof ik er nooit eerder geweest was. Ik wist niet hoeveel keer ik hier geweest was. Deze kamer scheen het enige te zijn dat alle gaten in mijn geheugen vulde, overweldigender dan alle andere ervaringen. Maar elke keer dat ik hier kwam was het een schok om het mobile in de koepel zacht te horen tinkelen, tinkelen. Zelfs in het donker flitsten de kristalachtige kleuren voor mijn ogen. Misschien was het een herinnering - de herinnering van deze al te bekende kamer. Misschien begon ik profijt te trekken van het feit dat ik hier was.

Als het vroeger niet haar kamer was geweest, had ik hem zelf willen hebben. Hij was heel groot, met een enorm hemelbed. Er stonden twee reusachtige donkere kasten die vol hingen met alle mooie kleren die vroeger van haar waren geweest, kleren die ze niet wilden dat ik droeg. Kleine schoentjes stonden in keurige rijen, de maten van één tot negen jaar. Sommige waren versleten en oud, sommige waren glimmend en nieuw. De jurken die erboven hingen werden met elk volgend jaar langer.

Tegen de muren waren speelgoedplanken bevestigd, waarop alles stond wat een klein meisje zich maar kon wensen. Er waren poppen uit alle landen in nationaal kostuum. Er waren speelgoedserviezen, boeken met plaatjes en verhalen, strandballen en gewone ballen, springtouwen met mooie handvatten, duveltjes in een doosje, dozen met spelletjes en puzzels en verf... Je kon niets bedenken dat ze niet hadden gekocht voor de Eerste, de Beste en Volmaakte Audrina - veel meer dan ze ooit voor mij hadden gekocht. Op die donkere, sombere planken, waar het speelgoed eeuwig zat te treuren en te wachten tot het weer bemind zou worden, zaten tientallen zachte, pluche pastelkleurige dieren, met donkere glazen ogen, die glinsterden en fonkelden en al mijn bewegingen leken te volgen. Zelfs rammelaars lagen er, met de sporen van kleine tandjes, en versleten uitziende vergulde babyschoentjes, waarin ze haar eerste stappen had gedaan. Die van mij hadden ze niet bewaard en verguld, en die van Vera ook niet.

Onder de brede ramen, waarvoor bewerkte witte gordijnen hingen, stond een poppenhuis. Een kindertafeltje met vier stoeltjes stond gereed voor een party die nooit werd gegeven. Mooie kleden lagen verspreid in de kamer als stenen om op te stappen; ze verdeelden de ruimte in kamers in een kamer, of doolhoven in een doolhof.

Stilletjes slopen we de kamer binnen, die ons ademloos verwachtte. Mijn slofjes liet ik in de gang staan en mijn vader zijn pantoffels, uit eerbied voor deze kamer, waar de perfecte dochter eens had geheerst. Alleen de manier al waarop Papa me had geleerd mijn hoofd te buigen en mijn ogen neer te slaan en eerbiedig te fluisteren als ik in deze kamer was, maakte me bang. Gespannen en hoopvol keek hij me aan, alsof hij wachtte tot haar bijzonderheid zich in mijn hersens zou dringen en mijn gatenkaas-geheugen gevuld zou worden met de gaven van de Eerste Audrina.

Hij bleef naar me kijken, wachtte tot er iets zou gebeuren, maar toen ik alleen bleef rondlopen, eerst naar één ding staarde en dan naar een ander, werd hij ongeduldig en wenkte naar de enige stoel van volwassen omvang in de kamer - de magische schommelstoel met de kantachtige rug en het roze fluwelen kussen. Met tegenzin liep ik voetje voor voetje ernaar toe, hield mijn adem in toen ik mezelf dwong te gaan zitten. Toen ik eenmaal stijf in de stoel zat, knielde hij naast me. Toen begon zijn vaste ritueel: hij zoende mijn haar, mijn gezicht, zelfs mijn armen en handen, waarmee hij me wilde vertellen dat hij het meest van mij hield. Hij mompelde lieve woordjes in mijn oor, met een hete en vochtige adem, en voor ik wist wat er gebeurde sprong hij overeind en holde de kamer uit, sloeg de deur achter zich dicht en deed hem op slot.

Hij had me nog nooit hier alleen gelaten!

'Nee, Papa!' schreeuwde ik, met paniek in mijn stem, verstikt van angst. 'Kom terug! Laat me hier niet alleen!'

'Je bent niet alleen,' riep hij aan de andere kant van de deur. 'God is bij je en ik ben bij je. Ik blijf hier wachten en kijk door het sleutelgat, luisterend, biddend. Er kan alleen maar goeds komen van dat schommelen in die stoel. Geloof dat, Audrina; alleen maar goede dingen zullen je hersens vullen en je verloren herinneringen vervangen.'

Ik kneep mijn ogen stijf dicht en hoorde het mobile luider tinkelen, veel luider.

'Lieverd, niet huilen. Je hoeft nergens bang voor te zijn. Klampje vast aan je vertrouwen in mij en doe wat ik zeg, en je toekomst zal zonniger zijn dan de zon daarboven.'

Naast de stoel stond een van de nachttafeltjes met een lamp en een Bijbel, haar Bijbel. Ik pakte het zwarte in leer gebonden boek en drukte het stevig tegen mijn hart. Ik prentte mezelf in, zoals ik zo vaak had gedaan, dat er niets was om bang voor te zijn. De doden konden niemand kwaad doen. Maar als ze dat niet konden - waarom was ik dan zo bang?

Ik hoorde Papa's zachte stem vlak voor de gesloten deur. 'Je hebt haar gaven, Audrina, je hebt ze. Zelfs al geloof jij het niet, dan geloof ik het. En ik weet het beter dan jij. Ik weet zeker dat de reden waarom onze vorige pogingen mislukt zijn, is omdat ik bij je in de kamer was. Het is mijn aanwezigheid die je kans op succes bederft. Ik weet nu dat de eenzaamheid het proces op gang brengt. Je moet je geest schoonwassen van alle angsten. Voel geen angst, geen vreugde, geen verwarring. Verwacht niets en alles zal je worden gegeven. Voel niets anders dan tevredenheid omdat je leeft, datje bent waar je bent en wie je bent. Vraag niets, ontvang alles. Blijf daar zitten en laat alles los datje bang of ongerust maakt. Ontspan je lichaam en je geest, en laat de slaap komen als hij wil. Hoor je me? Luister je? Geen verwarring. Geen angst. Papa is hier.'

Al zijn woorden waren vertrouwd. Altijd weer hetzelfde over niet bang zijn, terwijl de angst me verstikte. 'Papa,' jammerde ik een laatste keer, 'alsjeblieft laat me niet...'

'O,' zei hij met een diepe zucht, 'waarom moet ik je dwingen? Waarom kun je niet gewoon geloven? Leun achterover in je schommelstoel, leg je hoofd tegen de hoge rug, hou de armleuningen vast en begin te schommelen. Zing als het je helpt je geest schoon te wassen van angst, ongerustheid, verlangens en emoties. Zing en zing tot je een lege kruik wordt.

Lege kruiken hebben ruimte voor veel, heel veel dingen, maar volle kruiken kunnen er niets meer bij hebben..

O, ja, dat had ik al eerder gehoord. Ik wist wat hij deed. Hij probeerde me te veranderen in de Eerste Audrina - of misschien zou ik het instrument worden waardoor hij met haar zou kunnen communiceren. Ik wilde haar niet zijn. En als ik ooit haar was, zou ik hem haten, hem haten. I och bleef hij me sussen, overreden, en als ik hier niet de hele nacht wilde blijven, moest ik doen wat hij zei.

Eerst staarde ik weer om me heen in de kamer, prentte elk detail in mijn geheugen. Kleine kriebelige gevoelens begonnen te fluisteren, te fluisteren dat ik haar kon zijn, dat ik haar was, de dode Audrina die alleen maar een hoopje botten was in haar graf. Nee, nee, ik moest de juiste gedachten hebben en Papa geven wat hij verlangde. Ik hield mezelf voor dat dit alleen maar een slaapkamer was vol met oud speelgoed. Ik zag een reusachtige spin een web spinnen van de ene pop naar de andere. Mama had een hekel aan het huishouden, zelfs aan het schoonmaken van «leze kamer. Het leek een smetteloos, brandschoon altaar, maar het was alleen maar schoon aan de oppervlakte. Op de een of andere manier voelde ik me beter daardoor - Mama gaf wat Papa noemde 'lip service' aan de reinheid. En tante Ellsbeth weigerde deze kamer schoon te maken. Onbewust begon ik te schommelen.

In mijn hoofd dreunde een oud, bijna vergeten wijsje. Telkens weer hoorde ik de muziek en de woorden. De woorden kalmeerden me, terwijl de melodie een rilling over mijn rug joeg en mijn hartslag vertraagde. Een vredige rust maakte zich van me meester en mijn oogleden werden zwaar... en toen hoorde ik mezelf vaag met een ijl stemmetje zingen:

Just a playroom, safe in my home,

Only a playroom, safe in my home,

Got no tears, no fears,

And nowhere else to roam,

'Cause my papa wants me always to stay home,

Safe in my playroom, safe in my home. 

De speelkamer van de Eerste en Beste Audrina. De Perfecte Audrina, die haar ouders nooit zoveel verdriet en moeilijkheden berokkende als ik hun dagelijks bezorgde. Ik wilde haar liedje niet zingen. Maar ik kon niet ophouden. Steeds weer hoorde ik mezelf zingen; ik probeerde mijn ogen open te houden, zodat ze al die olifanten, beren en speelgoedtijgers konden zien die op de speelgoedplanken stonden en die allemaal lief en vriendelijk keken tot ik mijn blik afwendde. Als ik weer keek gromden ze woest.

Het behang was verschoten blauwachtig lila, doorvlochten met glinsterende zilveren draden die spinnewebben vormden op de muren. Er zaten nog meer spinnen op het speelgoed. Een reusachtige spin begon nog meer poppen aaneen te weven, en een andere kwam tot rust in de oogholte van een pop die ongeveer dezelfde kleur had als ik. Afschuwelijk!

'Schommel, Audrina, schommel!' beval Papa. 'Laat de vloerplanken kraken. Laat de grijze mist komen. Zie de muren oplossen, hoor het mobile tinkelen. Het neemt je mee, terug naar de plaats waar je al je herinneringen zult vinden, alle gaven die van haar waren. Zij heeft ze niet nodig waar zij is, maar jij wel. Zing dus,

zing, zing..:

Hypnotiserend, als een eentonig gezang, maar hij kende de woorden niet die ik zei. Papa houdt van me, ja, hij houdt van me. Papa heeft me nodig, ja, hij heeft me nodig.

Jezus loves me, this I know, For the Bible tells me so...

De glimmende zwarte glazen ogen van de pluche dieren leken te glinsteren en te glanzen met meer kennis dan ik ooit zou bezitten. Kleine roze of rode tongetjes leken te spreken en me geheimen te vertellen die Papa me nooit zou onthullen. Hoog boven me tinkelde het mobile, en vrede kwam over me terwijl ik schommelde en schommelde en steeds rustiger werd. Ik mankeerde niets, want vroeg of laat zou ik op ondefineerbare wijze ten goede veranderen...

Ik werd slaperig, slaperiger, had een onwezenlijk gevoel. Het oranje licht van de gaslampen flikkerde, ving zilveren en gouden draden op in het behang. Alle kleuren in de kamer begonnen te bewegen, te glinsteren als diamanten die plotseling vlam vatten. De muziek van het mobile in de koepel danste, danste in mijn hoofd, vertelde me over gelukkige momenten daarboven, fluisterde sluw over één verschrikkelijk moment daarboven. Wie deed die kristallen in mijn ogen flitsen? Hoe kwam de wind in huis en blies door mijn haar, als alle ramen dicht waren? Tochtte het in de koepel? Waren er geesten op zolder? Wat bracht het haar op mijn hoofd in beweging? Wat?

Heel ver weg, aan mijn verstandige kant, wilde ik geloven dat het hopeloos was en ik nooit een 'lege kruik' zou worden die gevuld zou worden met allerlei schitterende dingen. Ik wilde die Eerste Audrina helemaal niet zijn, zelfs al was ze mooier en begaafder geweest. Toch schommelde en zong ik, ik kon niet ophouden. Vrede kwam in mijn hart, maakte me gelukkig. Mijn angstige hart begon trager te kloppen. Mijn pols sloeg minder snel. Achter me, of voor me, hoorde ik de stem van een man zingen; ik vond de muziek mooi.

Iemand die me nodig had riep me; iemand die wachtte in de toekomst, en dromerig, zonder nieuwsgierigheid, zag ik dat de muren zich openden, de moleculen scheidden zich langzaam van elkaar en vormden zulke grote poriën dat ik er zonder moeite doorheen kon. Ik was buiten in de nacht die snel veranderde in de dag.

Vrij! Ik was bevrijd van de speelkamer. Bevrijd van Papa. Bevrijd van Whitefern!

Vrolijk huppelde ik uit school naar huis op mijn eigen speciale dag. En ik was mijzelf. Blij danste ik over een bospad. Ik kwam net uit school, en verbaasde me er niet over, zelfs al wist ik dat ik nooit op school was geweest. Iets zei me dat ik de Eerste, Wondergoede Audrina was, en dat ik haar net zo goed zou leren kennen als ik mijzelf kende. Ik was haar, en zij was mij, en 'wij' droegen een chine. Ik droeg mijn beste onderrok eronder - die met Ierse kant en geborduurde klaverblaadjes langs de zoom.

Het was mijn verjaardag en ik was negen jaar. Dat betekende dat ik binnenkort tien zou worden, en tien was niet zo ver van elf, en als ik twaalf was lag de magie van het vrouw-worden voor het grijpen.

Ik draaide rond in cirkels om mijn plooirok tot mijn middel te doen opzwaaien. Ik boog mijn hoofd en draaide nog eens rond om mijn mooie onderrok te kunnen bewonderen.

Plotseling hoorde ik een geluid op het pad voor me. Iemand giechelde. Als bij toverslag werd de lucht plotseling donker. Het bliksemde. De donderslagen dreunden luid en onheilspellend.

Ik kon me niet bewegen. Ik stond roerloos als een marmeren standbeeld. Mijn hart begon te bonzen als een trommel in de rimboe. Een zesde zintuig schreeuwde dat er iets verschrikkelijks ging gebeuren.

Pijn, dreunde mijn zesde zintuig, schaamte, angst en vernedering. Mama, Papa, help me! Laten ze me geen pijn doen! Laten ze het niet doen! Ik ben elke zondag naar zondagsschool gegaan, ik bleef zelfs niet weg als ik kou had gevat. Ik heb mijn zwarte Bijbel verdiend met mijn naam in gouden letters op de omslag, en ook mijn gouden medaille. Waarom had de schommelstoel me niet gewaarschuwd en me verteld hoe ik kon ontsnappen! God, ben je daar? Zie je me, God? Doe iets! Doe iets! Help me!

Ze sprongen uit de struiken. Drie. Hollen, snel weghollen. Ze zouden me nooit te pakken krijgen als ik snel genoeg holde. Mijn benen kwamen los, ze renden... maar niet snel genoeg.

Schreeuw, schreeuw hard en harder!

Ik vocht, ik schopte, ik krabde, ik stootte met mijn hoofd legen de tanden van de jongen die mijn armen achter me vastdrukte.

God hoorde me niet om hulp roepen. Niemand hoorde me. Schreeuw, schreeuw en schreeuw nog eens - tot ik niet meer kon schreeuwen. Alleen nog maar de schaamte voelen, de vernederingen, de meedogenloze handen die rukten en scheurden en onteerden.

De andere jongen, die opstond achter de struiken en daar als verlamd bleef staan, staarde naar me terwijl zijn haar op zijn voorhoofd plakte door de regen die nu bij bakken uit de hemel viel. Ik zag hem wegrennen!

Mijn geschreeuw bracht Papa ijlings de kamer in. 'Lieveling, lieveling!' riep hij, en viel op zijn knieën, zodat hij me in zijn armen kon nemen. Hij koesterde me tegen zijn borst, en streelde mijn rug, mijn haar. 'Stil maar, ik ben bij je. Ik zal altijd bij je zijn.'

'Je had het niet moeten doen, je had het niet moeten doen,' zei ik met verstikte stem, nog bevend van schrik.

'Wat heb je deze keer gedroomd, lieverd?'

'Slechte dingen. Iets afschuwelijks.'

'Vertel Papa alles. Laat Papa de pijn en schaamte wegnemen. Weetje nu waarom ik je waarschuw uit het bos vandaan te blijven? Dat was je zusje Audrina, je overleden zusje. Dat hoeft jou niet te gebeuren. Waarom laat je juist die scène toe, terwijl ik wil dat je verder reist dan het bos en alle bijzondere dingen van haar overneemt. Heb je gezien hoe gelukkig zij kon zijn? Hoe blij en vrolijk? Heb je gevoeld hoe mooi alles voor haar was, als ze maar buiten het bos bleef? Dat is wat ik wil voor jou. O, m'n liefste Audrina,' fluisterde hij met zijn gezicht in mijn haar verborgen. 'Het zal niet altijd zo zijn. Op een dag, als je gaat zitten schommelen en zingen, zul je voorbij het bos gaan, de jongens vergeten en ervaren hoe mooi het is om te leven. En dan zullen alle vergeten herinneringen, alle goede dingen, terugkomen en weer een volledig mens van je maken.'

Hij bedoelde het goed, maar hij vertelde me dat ik nu niet volledig was - en als dat zo was, wat was ik dan? Gek?

'Morgenavond doen we het weer. Ik geloof niet dat het deze keer zo erg was als de vorige keren. Deze keer wist je terug te komen naar mij.'

Ik wist dat ik mezelf moest bevrijden van deze kamer en deze stoel. Op een of andere manier moest ik hem ervan overtuigen dat ik voorbij het bos was geweest en de gaven had gevonden die de Eerste Audrina niet meer nodig had.

Teder stopte hij me in bed, en op zijn knieën bad hij om prettige dromen voor me en smeekte de engelen 's nachts over mij de wacht te houden. Hij gaf me een zoen op mijn wang en zei dat hij van me hield, en terwijl hij de deur achter zich dicht deed vroeg ik me af hoe ik hem kon overhalen me niet meer naar die kamer te laten gaan om in die schommelstoel te zitten. Hoe kon ik haten wat hij me aandeed en houden van de gedachte om te zijn zoals hij wilde dat ik was? Hoe kon ik mijzelf blijven - als hij probeerde me in haar te veranderen?

Urenlang bleef ik op mijn rug liggen en staarde naar het plafond, probeerde mijn verleden te vinden in alle fantastische krullen in het pleisterwerk boven me. Papa had me genoeg aanwijzingen gegeven wat hem gelukkig zou maken. Papa wilde hopen geld, voor hemzelf, voor Mama, en ook voor mij. Hij wilde dit huis opknappen en het weer als nieuw maken. Hij moest alle beloften vervullen die hij Luciette Lana Whitefern had gedaan, de erfgename die de oogappel was van elke man aan de Oostkust tot ze met mijn vader trouwde. Wat een partij was mijn moeder geweest. Als ze maar geen twee Audrina's ter wereld had gebracht.