Het geheim van het mobile
Moeizaam klom ik de ijzeren trap op die me zo vaak had geholpen van Vera te ontsnappen. De zon scheen helder door de gebrandschilderde ramen en wierp ontelbare warrige patronen op het Turkse kleed, maakte een levende caleidoscoop van de kamer. En ik was het middelpunt van alle kleuren, deed alles gebeuren, terwijl de kleuren door mijn kameleon- kleurige haar speelden en ook daarvan een regenboog maakten. Mijn armen werden getatoeëerd door het licht, en in mijn ogen voelde ik de kleuren die ook figuren tekenden op mijn gezicht. Ik keek om me heen naar de dingen waarvan ik als kind zoveel had gehouden en zag hoog boven me de lange smalle rechthoeken geschilderd kristal aan verschoten roodzijden koorden hangen.
Ik keek bevend om me heen, verwachtte dat de herinneringen uit mijn jeugd als spookgestalten omhoog zouden rijzen en me bang zouden maken, maar ik had alleen maar de bekende herinneringen aan mijzelf, alleen, verlangend naar school, naar vriendinnen, naar dezelfde vrijheid die andere kinderen van mijn leeftijd hadden.
Had ik al die moeite gedaan om geen enkele nieuwe kennis op te doen? 'Wat is het?' schreeuwde ik tegen het mobile hoog boven me. 'Altijd hoor ik je bewegen, alsof je probeert me iets te vertellen - vertel het me nu ik hier ben én bereid ben om te luisteren. Eerder was ik er niet toe bereid, dat weet ik. Vertel het me nu!'
'Audrina,' klonk Papa's stem achter me, 'je klinkt hysterisch. Dat is niet goed voor je in je zwakke toestand.'
'Heeft Arden je naar boven gestuurd?' gilde ik. 'Moet ik dan nooit iets te weten komen? Moet ik naar mijn graf gaan met mijn geheugen vol gaten? Papa - vertel me het geheim van deze kamer!'
Hij wilde het me niet vertellen. Zijn donkere, ontwijkende ogen keken snel opzij, en hij begon erover te praten hoe zwak ik was, dat ik moest gaan liggen en rusten. Ik rende naar hem toe en trommelde met mijn vuisten op zijn borst. Hij hield mijn handen met het grootste gemak in zijn ene grote knuist en staarde me somber aan.
'Goed dan. Misschien is de tijd gekomen. Vraag maar watje wil.'
'Vertel het me, Papa, alles wat ik moet weten. Ik heb het gevoel dat ik gek word als ik het niet weet.'
'Oké,' zei hij. Hij keek om zich heen of hij iets zag om op te zitten, maar er was niets dan de vloer. Hij ging zitten en leunde tegen een raam en trok me naast hem op de grond. Hij sloeg zijn armen om me heen en begon te spreken.
'Dit is voor mij niet gemakkelijk om te vertellen, en voor jou niet plezierig om te horen, maar je hebt gelijk. Je moet het weten. Je tante heeft van begin af aan gezegd datje de waarheid hoorde te weten over je oudere zuster.'
Met ingehouden adem wachtte ik af.
'Het visioen datje had toen je voor het eerst in die schommelstoel ging zitten, toen die jongens uit de struiken te voorschijn sprongen - je beseft nu ongetwijfeld dat die drie jongens mijn Audrina verkracht hebben. Maar ze is niet gestorven, zoals ik je heb verteld.'
'Is ze niet dood? Papa... waar is ze dan?'
'Luister, en vraag niets meer tot ik uitgesproken ben. Ik heb je al die leugens alleen verteld om je te beschermen tegen al het lelijke datje leven had kunnen verwoesten. Die dag, op Audrina's negende verjaardag, na de verkrachting, strompelde ze naar huis, de flarden van haar kleren bijeen houdend om te proberen haar naaktheid te verbergen. Ze hadden haar zo vernederd dat ze geen trots meer over had. Onder de modder, doornat, vol blauwe plekken en krabben, en bloedend, en zich diep schamend. En in huis wachtten twintig kinderen tot het verjaardagsfeest zou beginnen. Ze kwam via de achterdeur binnen en probeerde naar boven te sluipen zonder dat iemand haar zag, maar je moeder was in de keuken, zag de toestand waarin Audrina verkeerde en holde haar achterna de trap op. Audrina kon maar één woord zeggen, en dat was "jongens". Dat was voldoende voor je moeder om te beseffen wat er gebeurd was. Je moeder nam haar in haar armen en vertelde haar dat alles in orde kwam, dat die verschrikkelijke dingen soms gebeurden, maar dat ze nog steeds hetzelfde lieve fantastische meisje was van wie ze allebei hielden. "Je papa hoeft het niet te weten," zei ze tegen Audrina... en dat was een grote fout. Die woorden vertelden Audrina duidelijk dat ik me voor haar zou schamen en dat wat die jongens met haar hadden gedaan haar in mijn ogen waardeloos had gemaakt. Ze begon te gillen dat ze wilde dat de jongens haar hadden vermoord en haar dood hadden achtergelaten onder de gouden regenboom, want ze verdiende te sterven, nu God haar in de steek had gelaten, terwijl ze Hem had gebeden om hulp.'
'O, Papa,' fluisterde ik. 'Ik kan me voorstellen hoe ze zich gevoeld moet hebben.'
'Ja, dat geloof ik. Toen maakte je moeder de tweede fout, een veel grotere. Ze nam Audrina mee naar de badkamer en vulde het bad met gloeiend heet water en dwong mijn meisje in dat hete water. Met een harde borstel begon ze de besmetting van de jongens af te boenen. Haar lichaam was al bezeerd en gewond genoeg en ze had al zo'n shock gehad, maar Lucietta was wild van woede en hanteerde die harde borstel zonder enig mededogen, alsof ze de wereld wilde bevrijden van alle vuiligheid en alle jongens, zonder te beseffen wat ze haar eigen dochter aandeed. Het was een vernedering die je moeder probeerde te verwijderen, en als die borstel een groot deel van Audrina's huid meenam, leek ze dat niet eens te merken.
'Beneden riepen de kinderen, die voor het feest waren gekomen, om ijs en taart, en Ellsbeth deelde het uit, zei tegen de gasten dat Audrina was thuisgekomen met een verschrikkelijke kou en dat ze haar eigen feest niet zou kunnen bijwonen. Het kwam niet zo best over, en het duurde niet lang of de gasten vertrokken. Sommigen lieten hun cadeautjes achter, anderen namen ze mee, alsof ze dachten dat Audrina hen geringschattend behandelde.
'Ellsbeth belde me op mijn kantoor op en vertelde me in het kort wat ze dacht dal er gebeurd was. Mijn woede was zo groot dat ik dacht dat ik een hartaanval zou krijgen toen ik naar mijn auto liep en zo snel naar huis reed dat het een wonder was dat de politie me niet aanhield. Ik kwam net op tijd om te zien dat je moeder een witkatoenen nachthemd over Audrina's hoofd trok. Ik zag dat kleine mishandelde lichaam, zo rood dat het overal leek te bloeden. Ik had die jongens kunnen vermoorden en je moeder kunnen slaan, omdat ze zo wreed was geweest die verdomde borstel te gebruiken op zo'n teer huidje dat al zoveel had verdragen. Ik heb haar dat nooit kunnen vergeven. Ik had een gemene manier om het haar later weer voor de voeten te gooien. Toen ze Audrina afschrobde met die borstel, plantte ze tevens het idee in haar hoofd dat het vuil er nooit meer af zou gaan, dat ze te schande was gemaakt in mijn ogen, in de ogen van iedereen. Toen ging je moeder naar het medicijnkastje en kwam terug met jodium... niet het soort dat we tegenwoordig gebruiken, maar de ouderwetse soort die brandt als de hel. Ik schreeuwde tegen Luciette "Niet meer!" en ze liet de jodium vallen en Audrina rukte zich los. Ze scheen doodsbang toen ze mij zag, de vader van wie ze altijd zoveel had gehouden, en op blote voeten vloog ze naar de zolder. Ik rende achter haar aan en je moeder ook. Audrina gilde de hele weg, ongetwijfeld zowel van pijn als van shock. Ze holde de wenteltrap op naar de kamer waar wij nu zijn. Ze was jong en snel en toen we in de koepel kwamen stond ze op een stoel en had een van die hoge ramen open gemaakt.'
Hij wees naar het raam. 'Daar stond ze en de wind gierde naar binnen en de regen en de donderslagen weerklonken, de bliksem flitste, en de kleuren in de kamer waren verblindend door het felle licht van de bliksem. Het mobile tinkelde als een gek. Het was een pandemonium. En Audrina had al één been buiten het raam en maakte zich gereed om te springen toen ik naar haar toeholde en haar beetpakte en haar naar binnen trok. Ze vocht met me, klauwde in mijn gezicht, gilde alsof ik alles voor haar vertegenwoordigde dat slecht was in elke man, en dat als ze mij kwaad kon doen, zij ze allemaal kwaad deed... de jongens die haar haar trots hadden ontnomen toen ze haar lichaam verkrachtten.'
Ik draaide me om en staarde omhoog naar het mobile dat nu stil hing aan de zijden koorden, maar dat ik meende vaag te horen tinkelen.
'Er is nog meer, lieveling, nog veel meer. Wil je niet liever nog een tijdje wachten, tot je wat aangesterkt bent?'
Nee, ik had al te lang gewacht. Het was nu of nooit. 'Ga door, Papa, vertel me alles.'
'Ik vertelde je moeder telkens weer dat ze Audrina niet in bad had moeten doen. Ze had haar moeten troosten, en we hadden later naar de politie kunnen gaan. Maar je moeder wilde niet dat ze nog meer zou worden beschaamd en vernederd door mannen, die haar allerlei intieme vragen zouden stellen waarop een kind niet hoorde te antwoorden. Ik was zo kwaad dat ik die jongens met blote hand had kunnen wurgen, hun nek omdraaien, ze castreren, iets zo verschrikkelijks dat ze me waarschijnlijk levenslang in de gevangenis zouden hebben gestopt... maar mijn Audrina wilde geen namen noemen... of anders kon ze het niet uit angst voor hun wraak. Misschien hadden ze haar bedreigd, ik weet het niet.'
En Arden was er ook geweest. Arden was erbij geweest en ze had hem gesmeekt haar te helpen - en hij was weggelopen.
'Waar is ze, Papa?'
Hij aarzelde, draaide me om zodat ik hem in de ogen kon zien, en boven me begon het mobile weer te tinkelen, en instinctief wist ik dat het zou blijven tinkelen tot ik het geheim kende.
Ik stond in Papa's krachtige armen midden op het Turkse kleed, waar hij me naar toe had getrokken, zodat ik niet te dicht bij het glas zou staan.
'Waarom trok je me bij de ramen vandaan, Papa?'
'De lucht. Heb je die donkere wolken niet gezien? Er komt onweer, en ik vind het niet prettig om hier te zijn als het gaat onweren. Laten we naar beneden gaan, dan vertel ik je de rest.'
'Vertel het me nu, Papa. Hier kwam ze altijd spelen. Ik heb altijd geweten dat die kartonnen poppen van haar waren.'
Hij schraapte zijn keel, en ik moest de mijne ook schrapen. Hij beklemde me, deed me hijgen. Ik voelde dat ik straks in paniek zou raken en gaan schreeuwen. Het was of ik weer in de schommelstoel zat toen ik zeven was, en bang, zo bang.
Papa zuchtte diep, liet me lang genoeg los om zijn handen aan zijn gezicht te brengen, heel even maar, alsof hij me niet lang los durfde te laten. 'Ik hield van dat meisje, God wat hield ik van haar. Ze gaf degenen van wie ze hield zo veel, zé had zo'n vertrouwen in me. Ze was de enige vrouw die me ooit volledig vertrouwde en ik beloofde mezelf dat ik haar nooit zou teleurstellen. Niet alleen was ze een uitzonderlijk mooi kind; ze had ook de gave iedereen voor zich in te nemen met haar warmte, haar vriendelijkheid, haar charme. Ze had nog iets anders ook, een ondefinieerbare eigenschap, die maakte dat ze van binnen leek op te lichten van geluk, met een aanstekelijke levensvreugde, die weinigen van ons hebben. Als je bij haar was had je meer het gevoel dat je leefde dan bij wie ook. Een uitstapje naar het strand, de dierentuin, het museum, een park - ze vrolijkte je leven op en maakte dat je jezelf weer kind voelde, alles zag door haar ogen. Omdat zij fantastische dingen zag, zag je die zelf ook. Het was een zeldzame gave, die meer waard was dan iets dat met geld te koop is. Ze was verrukt over het kleinste cadeautje. Ze hield van goed en van slecht weer. Ze had zulke zeldzame eigenschappen, zo heel zeldzaam.' Zijn stem haperde, hij sloeg zijn ogen even neer, keek me aan en wendde toen snel zijn blik weer af.
'Zelfs je moeder was gelukkig als Audrina bij haar was, en God mag weten dat Lucky genoeg redenen had om ongelukkig te zijn, Ellsbeth ook. Ik hield van allebei. En ik probeerde voor hen allebei te zijn wat ze nodig hadden. Ik geloof niet dat het me ooit gelukt is een van hen gelukkig genoeg te maken.' Zijn stem stierf weg, zijn ogen glansden van on- vergoten tranen. 'Maar ze had ons moeten gehoorzamen. Telkens weer zeiden we tegen Audrina dat ze niet de korte weg door het bos mocht nemen... ze had beter moeten weten!'
'Niet ophouden nu,' zei ik zenuwachtig.
'Nadat je moeder alle bewijzen van de verkrachting had weggewassen, dachten we dat we Audrina thuis konden houden en dat het geheim dan in huis zou blijven. Maar geheimen lekken uit, wat je ook doet om ze verborgen te houden. Ik wilde die jongens vinden en hun stomme koppen tegen elkaar slaan. Zoals ik al zei, wilde ze niet vertellen wie de jongens waren, en evenmin wilde ze terug naar school, waar zij ze weer zou zien. Ze wilde naar geen enkele school. Ze weigerde te eten, op te staan of in de spiegel te kijken. Op een avond stond ze op en smeet elke spiegel in huis kapot. Ze gilde als ze mij zag, niet meer als haar vader maar als een man die haar kwaad zou kunnen doen. Ze haatte alles wat man was. Ze gooide met stenen en joeg haar arme kat weg. Ik wilde niet dat ze een andere kat kreeg uit angst wat ze ermee zou doen als het een mannetje was.'
Verstomd en ongelovig staarde ik hem aan. 'O, Papa, ik ben helemaal in de war. Bedoel je soms dat Vera de echte Eerste Audrina is, degene die ik mijn leven lang heb benijd? Papa, je houdt niet eens van Vera!'
Het vreemde licht in zijn ogen beangstigde me. 'Ik kon haar niet dood laten gaan,' ging hij verder, zijn ogen strak op mijn gezicht gericht, me aan hem vastprikkend als vlinders op een wandbord. 'Als zij stierf, zou een deel van mij ook zijn gestorven, en ze zou die gave van haar meenemen in haar graf en ik zou nooit meer een seconde geluk hebben gekend. Ik redde haar. Redde haar op de enige manier die ik kon bedenken.'
Als water dat in beton zinkt, probeerde er iets tot mijn hersens door te dringen, een kennis die op het punt stond geboren te worden. 'Hoe heb je haar gered?'
'M'n lieve Audrina... heb je het nog niet geraden? Heb ik het je niet uitgelegd en nog eens uitgelegd en je alle aanwijzingen gegeven die je nodig had? Vera is niet mijn Eerste Audrina... maar jij.’
'Nee!' gilde ik. 'Dat kan niet! Ze is gestorven, begraven op het familiekerkhof! We gingen er elke zondag naar toe.'
'Ze is niet dood, omdat jij leeft. Er is nooit een Eerste Audrina geweest, omdat jij mijn eerste en enige Audrina bent - en God moge me doden als ik een leugen vertel, ik vertel je de waarheid!'
Die stemmen die ik in mijn hoofd hoorde, die stemmen die zeiden: Papa, waarom hebben ze het gedaan? Waarom?
Het is maar een droom liefste, niet meer dan een droom. Papa zal nooit goedvinden dat er iets slechts gebeurt met zijn Audrina, zijn lieve Audrina. Maar je oudere gestorven zuster had een gave, een fantastische gave die ik nu voor jou wil, omdat zij hem niet meer nodig heeft. Papa kan die gave gebruiken om je te helpen, om Mama en tante Ellsbeth te helpen.
God wilde dat de Eerste en Beste Audrina dood was, nietwaar? Hij liet haar doodgaan omdat ze ongehoorzaam was en de kortste weg naar huis nam. Ze werd gestraft omdat ze graag mooi wilde zijn in dure nieuwe jurken, ja toch? Die Eerste Audrina dacht dat het leuk was als de jongens achter haar aan holden en zij kon bewijzen dat ze harder kon hollen dan tante Ellsbeth. Sneller dan enig ander meisje op school. Ze dacht dat ze haar nooit, nooit konden inhalen, en God werd verondersteld voor haar te zorgen. Ja toch? Ze bad tot Hem en Hij hoorde het niet. Hij zat daar maar in Zijn hemel en deed net of alles prachtig was in het bos, terwijl Hij het wist. Hij wist het. Hij was blij dat weer een ander trots Whitefern meisje werd aangevallen, omdat God ook een man is! Het kon God niet schelen, Papa! - en dat is de hele waarheid - of niet soms?
God is niet zo wreed, Audrina. God is genadig als je Hem een kans geeft. Maar je moet zelf doen wat het beste is, omdat Hij voor zoveel mensen moet zorgen.
Waar dient Hij dan voor, Papa? Waar dient Hij dan voor? Ik schreeuwde en rukte me los uit zijn armen. Toen holde ik in één ren de trap af, met halsbrekende snelheid. Het kon me niet schelen of ik doodviel.