21
'Goedemorgen, dokter.'
Peter Black keek op van zijn bureau. De onzekerheid op het gezicht van zijn secretaresse waarschuwde hem al dat hij niet blij zou zijn met wat ze te melden had. Louise Unger was schuchter, maar als secretaresse buitengewoon efficiënt. Haar schuchterheid irriteerde hem; haar efficiëntie waardeerde hij. Hij keek op de klok aan de muur. Het was pas halfnegen. Ze was vroeg op haar werk gekomen, zoals ze vaak deed.
Hij mompelde een groet en wachtte.
'Meneer Whitehall was aan de telefoon, dokter. Hij moest nog een ander telefoontje maken, maar vroeg of u zich beschikbaar wilde houden.' Louise Unger aarzelde. 'Ik geloof dat hij erg geïrriteerd is.'
Peter Black had lang geleden al geleerd om zijn gezicht in de plooi te houden zodat zijn emoties niet te zien waren. Met een flauwe glimlach zei hij: 'Bedankt voor de waarschuwing, Louise. Meneer Whitehall is wel vaker geïrriteerd. Daar weten we alles van, hè?'
De vrouw knikte enthousiast, haar kraaloogjes glansden terwijl ze haar hoofd schudde. 'Ik wilde u alvast waarschuwen, dokter.'
Voor haar doen was dit een brutale uitspraak. Peter verkoos hem te negeren. 'Dank je, Louise,' zei hij minzaam. De telefoon op zijn bureau begon te rinkelen. Hij knikte dat ze op kon nemen.
Ze wilde zeggen: 'Met het kantoor van dokter Black,' maar kwam niet verder dan 'met het kantoor van - '. 'Meneer Whitehall, dokter,' zei ze, en zette de telefoon op 'wacht'. Ze was ervaren genoeg om vlug te verdwijnen en de deur achter zich te sluiten.
Peter Black wist dat je Calvin Whitehall nooit je zwakheden moest tonen, dat kon noodlottig zijn. Hij had zich aangeleerd om Cals opmerkingen over zijn drinkgedrag te negeren en hij was ervan overtuigd dat Whitehall zich alleen maar beperkte tot één glas wijn om zijn wilskracht te bewijzen.
Hij nam de telefoon op en begon meteen te praten. 'Cal, hoe gaat het met het imperium?' Peter Black stelde die vraag met veel plezier. Hij wist dat het Whitehall irriteerde. 'Het zou heel wat beter gaan als Molly Lasch niet bezig was deining te veroorzaken.'
Peter Black had het gevoel alsof de galmende stem van Calvin Whitehall doortrilde in de hoorn. Terwijl hij de telefoon in zijn linkerhand hield, strekte Black bedachtzaam de vingers van zijn rechterhand, een trucje dat hij opgepikt had en dat de spanning verminderde. 'Ik dacht dat we al vastgesteld hadden dat ze deining veroorzaakte,' antwoordde hij. 'Ja, nadat Jenna eergisteravond bij haar was geweest. Molly wil dat ik Annamarie Scalli voor haar zoek. Ze wil haar met alle geweld spreken, en ze is duidelijk niet van plan zich te laten afpoeieren. Jenna drong er vanochtend weer bij me op aan. Ik heb gezegd dat ik geen idee heb waar Scalli is.' 'Ik ook niet.' Black wist dat zijn stem vlak, en zijn woorden afgemeten klonken. Hij herinnerde zich de paniek in Gary's stem: Annamarie, in het belang van het ziekenhuis. Je moet me helpen.
Ik wist toen niet eens dat ze iets met Gary had, dacht Peter Black. En als Molly haar nu inderdaad vindt? vroeg hij zich af. Stel dat Annamarie besluit te vertellen wat ze weet. Wat dan?
Hij werd zich ervan bewust dat Cal nog steeds aan het praten was. Wat vroeg hij nu?
'... is er iemand in het ziekenhuis die nog contact heeft met haar?'
'Ik heb geen idee.'
Toen hij even later de telefoon had neergelegd, zei dokter Peter Black in de intercom: 'geen gesprekken aan mij doorgeven, Louise.' Hij zette zijn ellebogen op het bureau en drukte zijn handpalmen tegen zijn voorhoofd.
Het strakke koord begon te rafelen. Hoe kon hij voorkomen dat het zou breken en hem op de grond zou laten kletteren?