87
Om zeven uur stond Philip voor het huis van de familie Hilmer geparkeerd in de hoop dat ze vroeger thuis zouden komen.
Het was echter tien over negen toen ze hun oprit inreden. 'Het spijt me vreselijk,' zei Arthur Hilmer. 'We wisten dat er hier iemand op ons kon zitten wachten, maar onze kleindochter deed mee aan een toneelstuk, en... nou ja, u weet hoe dat gaat.'
Philip glimlachte. Aardige man, dacht hij. 'Natuurlijk weet u niet hoe dat gaat,' verbeterde Hilmer zichzelf. 'Onze zoon is vierenveertig. U bent zo'n beetje van dezelfde leeftijd, lijkt me.'
Philip glimlachte. 'Heeft u soms een zesde zintuig?' Hij stelde zich toen voor, vertelde kort dat Molly de kans liep weer naar de gevangenis te moeten, en op welke manier ze belangrijk konden zijn voor hem bij de verdediging van haar zaak.
Ze gingen naar binnen. Jane Hilmer, een aantrekkelijke, goed geconserveerde vrouw van midden zestig bood Philip iets te drinken aan: een frisdrank, een glas wijn, of koffie. Philip sloeg alles af.
Arthur Hilmer begreep kennelijk dat hij meteen ter zake wilde komen. 'We hebben vandaag met Bobby Burke in de Sea Lamp gesproken,' zei hij. 'We wisten niet wat we hoorden toen hij ons vertelde wat er die zondagavond is gebeurd. We waren naar de film geweest in het winkelcentrum en toen nog even langs het wegrestaurant gegaan voor een sandwich.'
'We zijn de volgende ochtend vroeg weggegaan voor een bezoek aan onze zoon in Toronto,' voegde Jane Hilmer er aan toe. 'We zijn gisteravond pas teruggekomen. Vandaag zijn we, op weg naar het toneelstuk van Janie, in het restaurant gaan lunchen en toen hebben we het gehoord.' Ze keek haar man aan.
'Zoals ik al zei, we wisten niet wat we hoorden. We hebben tegen Bobby gezegd dat we natuurlijk wilden helpen waar we konden. Bobby heeft u waarschijnlijk al verteld dat we die man op de parkeerplaats goed hebben kunnen zien.' 'Ja, dat heeft hij gezegd,' bevestigde Philip. 'Ik ga u vragen om morgenochtend een verklaring af te leggen bij het OM, en dan wil ik graag dat u beiden met de politietekenaar samen komt. Een schets van de man die u in die sedan zag zou heel nuttig kunnen zijn.'
'Dat zullen we graag doen,' zei Arthur Hilmer. 'Maar ik denk dat ik u nog verder kan helpen. U moet weten dat we speciaal op die twee vrouwen gelet hebben toen ze vertrokken. We zagen de eerste vrouw voorbij onze tafel lopen, en ze was duidelijk van streek. Toen ging die chique blonde mevrouw, van wie ik nu weet dat het Molly Lasch is, weg. Ze huilde. Ik hoorde haar "Annamarie!" roepen.' Philip verstijfde. Geef me geen slecht nieuws, smeekte hij in stilte.
'Het was duidelijk dat de andere vrouw haar niet hoorde,' zei Arthur Hilmer. 'Er is een klein ovaal raampje boven het bureautje van de caissière. Van waar ik zat had ik een goed zicht op het parkeerterrein, althans op het gedeelte dat dicht bij het restaurant is. De eerste vrouw moet naar de andere, de donkere kant gelopen zijn - ik kon haar niet zien. Maar ik ben er zeker van dat die tweede dame, ik bedoel Molly Lasch, rechtstreeks naar haar auto is gegaan en is weggereden. Ik kan erop zweren dat ze godsonmogelijk over dat parkeerterrein naar die jeep gelopen kan zijn om een mes in die andere vrouw te steken, niet in de tijd tussen het moment dat ik haar naar buiten zag komen en het moment dat ze wegreed.'
Philip wist niet eens dat zijn ogen vochtig waren geworden tot hij ze in een reflexbeweging afveegde. 'Ik heb geen woorden,' zei hij, en stopte toen. Hij sprong op. 'Morgen zal ik de juiste woorden proberen te vinden om u te bedanken,' zei hij. 'Maar nu moet ik naar Greenwich.'