78
Op zaterdagochtend tien uur, stelde Calvin Whitehall zijn plan in werking. Hij liet Lou Knox bij zich komen in zijn werkkamer zodat Lou het telefoontje naar Fran Simmons in zijn aanwezigheid kon maken. 'Als ze niet thuis is, probeer je het elk halfuur,' zei hij. 'Ik wil haar vandaag in West Redding hebben, of uiterlijk morgen. Ik kan onze vriend dokter Logue niet zo lang meer onder controle houden.' Lou wist dat er geen commentaar of antwoord van hem werd verwacht. In dit stadium van een actie had Cal de neiging hardop te denken. 'Heb je de mobiele telefoon bij je?'
'Ja meneer.' De mobiele telefoon zou gebruikt worden omdat als Fran nummers kon oproepen, het nu anoniem gesprek zou aangeven op haar scherm. Bovendien stond de telefoon voor alle zekerheid op rekening van een niet bestaand iemand op een postbus in Westchester County, New York.
'Ga het maar proberen. En zorg ervoor dat je haar overtuigt. Hier is het nummer. Het stond gelukkig in het telefoonboek.' Als het daar niet had ingestaan, dacht Cal, zou het gemakkelijk genoeg geweest zijn om het Jenna aan Molly te laten vragen met als verklaring dat hij de afspraak waar Fran om had gevraagd wilde regelen. Maar hij was blij dat die stap niet nodig was geweest. Het zou inbreuk gemaakt hebben op zijn voornaamste regel bij ieder plan: hoe minder mensen erbij betrokken zijn, hoe beter. Lou pakte het stukje papier op en begon het nummer in te toetsen. Hij hoorde de telefoon twee keer overgaan en toen het optillen van de hoorn. Hij knikte tegen Cal, die geconcentreerd naar hem keek.
'Hallo,' zei Fran.
'Mevrouw Simmons?' vroeg Lou met het lichte Duitse accent van wijlen zijn vader. 'Ja, met wie spreek ik?'
'Dat kan ik u niet over de telefoon vertellen, maar ik heb u gisteren in de koffieshop van het ziekenhuis toevallig met mevrouw Branagan horen praten.' Hij zweeg even om indruk te maken. 'Mevrouw Simmons, ik werk in het ziekenhuis, en u heeft gelijk. Er gebeurt daar inderdaad iets vreselijks.'
Fran stond, nog in pyjama, in haar zitkamer met de mobiele telefoon in haar hand en was als een gek op zoek naar haar pen, vond hem op de poef en graaide een notitieblok van de tafel. 'Ik wéét dat het zo is,' zei ze kalm, 'maar ik kan het jammer genoeg niet bewijzen.'
'Kan ik u vertrouwen, mevrouw Simmons?'
'Hoe bedoelt u?'
'Er is een oude man die medicijnen heeft gefabriceerd waarmee ze in Lasch Hospital experimenteren op patiënten. Hij is bang dat dokter Black hem wil vermoorden en hij wil het verhaal van zijn onderzoek vertellen voor ze hem kunnen stoppen. Hij weet dat hij erdoor in de problemen komt, maar dat kan hem niet schelen.'
Dat kan niemand anders zijn dan dokter Adrian Lowe, de dokter van die artikelen, dacht Fran. 'Heeft hij er al met iemand over gesproken?' vroeg ze.
'Ik weet zeker dat hij dat niet heeft gedaan. Ik breng pakjes van hem naar het ziekenhuis. Dat doe ik al een hele tijd, maar tot gisteren wist ik niet wat erin zat. Hij heeft me in vertrouwen genomen over die experimenten. Hij ontplofte zowat van opwinding. Hij wil de wereld laten weten wat hij heeft gedaan om dat meisje Colbert uit haar coma te laten ontwaken voor ze stierf.' Hij zweeg even en liet toen zijn stem tot een krassend gefluister dalen. 'Mevrouw Simmons, hij heeft het zelfs op de band staan. Dat weet ik; ik heb de band gezien.'
'Ik zou graag met hem praten,' zei Fran, en ze probeerde haar stem beheerst te laten klinken.
'Mevrouw Simmons, het is een oude man, bijna een kluizenaar. Hij zegt wel dat hij wil dat de mensen over hem weten, maar hij is nog steeds bang. Als u een heel stel mensen meebrengt, klapt hij dicht en u krijgt niets te horen.' 'Als hij wil dat ik alleen kom, kom ik alleen,' zei ze. 'Eigenlijk doe ik dat ook liever.' 'Vanavond om zeven uur, schikt u dat?' 'Natuurlijk. Waar moet ik zijn?'
Lou maakte met duim en wijsvinger het triomfgebaar naar Cal. 'Weet u West Redding, Connecticut te vinden, mevrouw Simmons?' vroeg hij.