Ik ken het kwaad van mijn voorouders, want ik ben zelf die mensen. Het evenwicht is uiterst wankel. Ik weet dat maar weinigen van jullie die nu mijn woorden lezen ooit zo over je voorouders hebben gedacht. Het is nimmer bij jullie opgekomen dat je voorouders het overleefden, en dat overleven op zichzelf soms wrede beslissingen inhield, een soort willekeurige gewelddadigheid die de beschaafde mens uit alle macht probeert te onderdrukken. Wat zal deze onderdrukking jullie gaan kosten? Zullen jullie je eigen uitsterven aanvaarden?
De Gestolen Verslagen
Op zijn eerste ochtend als bevelhebber van de Vissprekers probeerde Idaho onder het aankleden een hardnekkige nachtmerrie af te schudden. Hij was er twee keer wakker door geworden en alle twee de keren was hij op het balkon naar de sterren gaan staan turen, terwijl in zijn hoofd de droom nog nawoedde.
Vrouwen... ongewapende vrouwen in zwarte uniformen... die schor en redeloos schreeuwend als een bezeten horde op hem af stormden... zwaaiend met handen, nat van rood bloed... en toen Ze zich met open monden op hem stortten, zag hij hun verschrikkelijke slagtanden!
Op dat moment werd hij wakker.
Het ochtendlicht slaagde er niet in om de uitwerking van de nachtmerrie te verdrijven.
Ze hadden hem een kamer in de noordelijke toren gegeven. Het balkon keek uit op een duinlandschap dat zich uitstrekte tot aan een steile rotswand in de verte, met zo te zien een dorp van lemen hutten aan de voet.
Terwijl hij zijn jas dichtknoopte, staarde Idaho naar dat tafereel.
Waarom kiest Leto alleen vrouwen voor zijn leger?
Verscheidene bevallige Vissprekers hadden aangeboden om de nacht door te brengen met hun nieuwe bevelhebber, maar Idaho had hen afgewezen.
Het was niets voor de Atreides om iemand met seks te achtervolgen !
Hij keek omlaag naar zijn kleren; een zwart uniform met gouden biezen en een rode havik links op de borst. Dat was tenminste vertrouwd. Geen rang onderscheidings tekenen.
'Ze kennen je gezicht,' had Moneo gezegd.
Vreemd ventje, die Moneo.
Bij deze gedachte bleef Idaho even stilstaan. Bij nader inzien bedacht hij dat Moneo helemaal geen klein ventje was. Heel beheerst, dat wel, maar niet kleiner dan ikzelf. Wel leek Moneo erg in zichzelf teruggetrokken... bedaard.
Idaho keek zijn kamer rond - van zoveel gemakken voorzien dat je hem met recht weelderig kon noemen - zachte kussens en allerlei toestellen verscholen achter panelen van glanzend gewreven bruin hout. De badkamer was een sierlijk geheel van lichtblauwe tegels met een gecombineerde douche-badkuip waarin minstens zes mensen tegelijk een bad konden nemen. De hele ruimte nodigde uit tot genotzucht. Dit was een verblijf waarin je je zintuigen kon laten zwelgen in aangename herinneringen. 'Heel handig,' fluisterde Idaho.
Er klonk een zacht klopje op de deur gevold door een vrouwenstem die zei: 'Commandant? Moneo is er.'
Idaho keek naar de door de zon geblakerde kleuren van de rotswand in de verte.
'Commandant?' klonk de stem nu iets luider.
'Binnen,' riep Idaho.
Moneo stapte binnen en deed de deur achter zich dicht. Hij droeg een spierwitte tuniek en broek die de ogen in de richting van zijn gezicht dwongen. Moneo liet zijn blik door het vertrek dwalen.
'Hier hebben ze je dus ondergebracht. Die verdomde wijven! Ze zullen het wel vriendelijk bedoeld hebben, maar ze horen toch beter te weten.'
'Hoe weet jij wat mij bevalt?' wilde Idaho weten. En nog terwijl hij het vroeg, besefte hij al dat het een domme vraag was.
Ik ben niet de eerste Duncan die Moneo onder ogen krijgt.
Moneo lachte maar een beetje en haalde zijn schouders op.
'Het was niet mijn bedoeling je te beledigen, commandant. Je wilt deze kamer dus houden?'
'Het uitzicht staat me wel aan.'
'Maar de inrichting niet.' Dat klonk heel stellig.
'Die kan veranderd worden,' zei Idaho.
'Ik zal ervoor zorgen.'
'Ik neem aan dat je hier bent om uit te leggen wat mijn taak inhoudt?'
'Voor zover ik dat kan. Ik weet hoe vreemd alles je aanvankelijk moet voorkomen. Deze beschaving verschilt diepgaand van de beschaving die jij kende.'
'Dat begrijp ik. Hoe is mijn... voorganger aan zijn eind gekomen?'
Moneo haalde zijn schouders op. Dat was kennelijk een gewoontegebaar van hem, maar het had niets bescheidens.
'Hij was niet snel genoeg om te ontkomen aan de gevolgen van een beslissing die hij had genomen,' zei Moneo. 'Verklaar je nader.'
Moneo zuchtte. De Duncans waren altijd hetzelfde: zo veeleisend.
'De rebellenbeweging heeft zijn dood veroorzaakt. Wil je de bijzonderheden horen?'
'Zou ik er wat aan hebben?' 'Nee.'
'Ik wil vandaag nog volledig worden ingelicht over die rebellenbeweging, maar eerst dit: waarom zijn er geen mannen in Leto's leger?'
'Hij heeft jou toch.'
'Je weet wat ik bedoel.'
'Hij heeft een vreemde theorie over legers. Ik heb er vele malen met hem over gesproken. Maar wil je niet eerst ontbijten voor ik aan mijn uiteenzetting begin?'
'Kan dat niet tegelijk?'
Moneo draaide zijn hoofd naar de deur en riep alleen het woord: 'Nu!'
Het had ogenblikkelijk een voor Idaho verbazingwekkende uitwerking. Een hele groep jonge Vissprekers zwermde het vertrek binnen. Twee van hen haalden een vouwtafel met stoelen achter een paneel vandaan en plaatsten die op het balkon. Anderen dekten de tafel voor twee personen. Weer anderen brachten voedsel -vers fruit, warme kadetjes en een dampende drank die vaag naar specie en naar cafeine rook. Het gebeurde allemaal met een snelle en stille doelmatigheid die op langdurige ervaring wees. Ze vertrokken net zoals ze waren gekomen, zonder een enkel woord.
Binnen een minuut na het begin van deze eigenaardige voorstelling bevond Idaho zich tegenover Moneo aan tafel.
'Gaat dat elke morgen zo?' vroeg Idaho.
'Alleen als jij dat wilt.'
Idaho proefde de drank: melangekoffie. Het fruit herkende hij, paradan, de zachte Caladaanse meloen. Die vind ik zo lekker.
'Jullie kennen me behoorlijk goed,' zei Idaho.
Moneo lachte. 'We hebben enige ervaring. En dan nu je vraag.'
'En Leto's eigenaardige theorie.'
'Ja. Hij zegt dat het mannenleger te gevaarlijk was voor de