Hoofdstuk 2
Voor de zoveelste keer keek Sarah uit het raam van de boerderij van de familie Esh. Het monster dat de schuur verslonden had, had niet meer dan een hoop zwartgeblakerde botten achtergelaten. Inmiddels was de ambulance waarmee de twee gewonde brandweerlieden, Levi Miller, een Amish, en Mike Getz, een Englische, naar het streekziekenhuis vervoerd zouden worden al weggereden. Beide mannen waren getroffen door vallend puin toen er een brandende balk naar beneden gekomen was, waardoor ze een tijdje bekneld hadden gezeten voordat ze gered konden worden. Naar wat ze had gehoord, zou het ondanks een paar gebroken botten weer helemaal goed komen met hen.
Men had Jacob verzocht weg te gaan, maar verder was iedereen er nog. Het was of alle buren uit Home Valley om een wederzijdse vriend rouwden. Aangezien de Amish om de week kerkdiensten hielden, hetzij bij iemand thuis, hetzij in een schuur, en er deze zondag geen dienst was, waren veel van hen met hun koetsjes hiernaartoe gereden. Ook anderen waren gekomen, waaronder Ray-Lynn Logan. De eigenaresse van het Dutch Farm Table Restaurant in Homestead had haar auto naast die van de sheriff gezet, waar ze doughnuts en koffie uitdeelde. Ray-Lynn was een vriendin van Sarah, en ze stak haar bewondering voor Sarahs schildertalent niet onder stoelen of banken.
Hoewel Sarah bekaf was en onder de modder zat, ging ze om het diep geschokte gezin Esh een plezier te doen aan de keukentafel zitten om een hapje mee te eten. Mattie Esh en haar twee oudste dochters Ida en Ruth, die allebei getrouwd waren en in de buurt woonden, waren roereieren met bacon aan het bakken, die met een kop warme chocolademelk weggespoeld konden worden. Al meerdere keren hadden ze Sarah bedankt dat ze direct toen ze de vlammen had gezien hierheen was gerend om de familie te waarschuwen. Toch had ze nog steeds het gevoel of er iemand overleden was, niet alleen de oude schuur, maar ook de schildering die zoveel voor haar betekend had.
‘Ik kan nog steeds niet bedenken hoe het gekomen is,’ mompelde bisschop Esh tegen zijn vrouw. ‘Er waren geen kerosinelantaarns, geen jong hooi dat kon gaan broeien, geen onweer, en het was avond.’
‘Het was Gods wil,’ zei Mattie met tranen in haar ogen tegen hem. ‘Misschien begrijpen we Zijn wegen niet altijd, maar we moeten ze leren accepteren.’
‘Wie is hier nu de predikant?’ vroeg haar man vermoeid, maar in zijn stem klonk tederheid door. ‘Als God het wil, bouwen we een nieuwe schuur.’
Sarah bood aan te helpen met het afruimen van de tafel, maar daar wilden ze niets van weten, dus ging ze weer naar buiten. Eigenlijk was ze het liefst naar huis gegaan zodat ze zich kon wassen en de zorg voor haar grootmoeder van Martha kon overnemen, maar ze kon gewoon nog niet weg. Als de familie Esh een nieuwe schuur bouwde, zouden ze dan weer een schildering willen? Het had heel wat voeten in aarde gehad voordat de bisschop haar daarvoor toestemming had gegeven, hoe klein de afbeelding in eerste instantie ook was geweest. Wat haar echter het meeste zorgen baarde, was dat sommige van Gabes vrienden tijdens de danze in de buurt van hun eigen schuur hadden gerookt. Naar de schuur van de Eshes was het een flink eind, dus lag het niet voor de hand dat sommige jongelui daar naar toe waren gegaan om meer privacy te hebben en toen achteloos een peuk of lucifer weggegooid hadden.
De Amish deden hun schuur nooit op slot, al sloten sommigen tegenwoordig wel hun huis af.
Van achter haar busje, waar ze nog steeds bezig was koffie in plastic bekertjes uit te delen, wenkte Ray-Lynn Sarah. De dames Kauffman, Sarahs Mamm en haar getrouwde zuster Lizzie bakten de pasteitjes voor Ray-Lynns restaurant, die Sarah elke dag met haar koetsje vers uit de oven bij haar bezorgde. Net als iedereen hier in de buurt praatte ze graag met Ray-Lynn. In de begrafenisstemming van deze ochtend kon ze met recht een zonnestraaltje genoemd worden.
Ray-Lynn was een welgevormde weduwe van bijna vijftig wier droom altijd geweest was haar eigen eenvoudige restaurant in Cleveland te hebben. Tot ze verliefd werd op de streek waar de Amish woonde. Zes jaar geleden was haar man overleden aan een hartstilstand, net voordat ze het restaurant zouden kopen dat ooit van een Amish-familie geweest was die niet meer kon voldoen aan de steeds strengere voorschriften van de keuringsdienst.
Gelukkig had Peter Clawson, de eigenaar en hoofdredacteur van de krant, zich als partner aangeboden, en Ray-Lynn had er een succes van gemaakt. Inmiddels besloeg het restaurant drie ruimtes en had het een uitgebreide menukaart. Voor zowel de lokale Amerikaanse als Amish-inwoners, en natuurlijk de toeristen, was de Dutch Farm Table de populairste plek om te eten en mensen te ontmoeten. Vroeger kwamen de toeristen hier met busladingen tegelijk naar toe, maar met de recessie was dat een stuk minder geworden.
‘Mooi dat je die brand gezien had, Sarah,’ zei Ray-Lynn, terwijl ze haar met één arm omhelsde. ‘Zo kom je weer met je naam in de krant.’
‘Het heeft de schuur anders niet gered. Misschien kun je tegen Mr. Clawson zeggen dat hij niet te hoog van de toren moet blazen, niet zo snel na dat artikel over mijn quiltschilderingen.’
‘Nou, de krant mag dan eens in de veertien dagen verschijnen, voor deze gelegenheid brengt hij een speciale editie uit. Wedden dat er veel ramptoeristen naar die verbrande schuur komen kijken? Om van jouw schilderingen maar te zwijgen. En als de kranten in Cleveland en Columbus het verhaal overnemen, vooral als blijkt dat er opzet in het spel is –’
‘Opzet? Heb je gehoord dat iemand de brand heeft aangestoken?’
‘Nee, maar de sheriff wil gewoon niets uitsluiten, dus heeft hij de State Fire Marshal erbij gehaald,’ zei ze, haar levendige bruine ogen even ten hemel slaand. ‘Maar een verbrande schuur is niet echt de manier waarop we de mensen hier naar toe willen trekken, hè? Persoonlijk vond ik dit,’ ging ze verder, wijzend naar de plek waar Sarahs quiltschildering had gezeten, ‘de mooiste tot nu toe. Hallo, schat,’ riep ze naar iemand achter Sarahs rug, gebarend dat hij haar kant op moest komen. ‘Bij mij moet je zijn voor koffie. De doughnuts zijn helaas op.’
Hoewel Ray-Lynn jarenlang met haar man in Cleveland had gewoond, wist iedereen dat ze geboren en getogen was in het diepe zuiden, waardoor ze een stuk lijziger praatte dan de mensen van hier. Ze had zelfs een bord boven de voordeur van het restaurant hangen dat Sarah had geschilderd. ‘Zuidelijke gastvrijheid en Amish-keuken – Kom snel eens terug, schat, Danki’ stond erop. Al een hele tijd probeerde ze Sarah over te halen een grote muurschildering met Amish-taferelen op de zijmuur te schilderen.
Diep in haar hart verlangde Sarah ernaar niet de statische quiltpatronen te schilderen maar wapperende quilts aan de waslijn, enorme paarden die een ploeg door de velden trokken in de lente, rijen zwarte koetsjes voor de kerk, het schoolgebouwtje waar de kinder krijgertje of voetbal achter speelden, trouwerijen en de gemeenschap die samen een schuur bouwde…
Maar dat was allemaal verboten. Hoe Ray-Lynn ook aandrong, Sarah wist dat een Amish-schilder nooit een Amish-kunstenaar kon worden.
Op het moment dat Nate MacKenzie van de snelweg de smalle tweebaansweg opreed bij het bord waarop stond: HOMESTEAD: 6 KILOMETER, had hij het gevoel alsof hij een heel andere wereld in reed. Op een ander verkeersbord stond het silhouet van een Amish-koetsje, dus minderde hij vaart.
Op de akkers waren boeren bezig te ploegen of te zaaien met een vierspan paarden. Allemaal droegen ze een zwarte broek, een blauw overhemd en een breedgerande strohoed. Hier en daar waren jochies, net zo gekleed als hun vaders, en meisjes in lange jurken met een wit schort voor de geiten aan het voeren of op blote voeten in de weer met een soort voetbal. Aan de waslijnen wapperden kleren, en rond de keurig onderhouden huizen was geen elektriciteits- of telefoonkabel te bekennen. Wel had elk huis een grote moestuin.
Er was geen kip op de weg. Het enige voertuig dat hij inhaalde, was een zwarte koets. Veel van die koetsen zag hij naast een schuur of in een achtertuin staan. De akkers, zelfs de bosschages, zagen er goed onderhouden uit. Het was bijna of hij met zijn enorme wagen een schilderij uit het verleden binnen gereden was.
Zijn oog viel op een prachtig geschilderd vierkant op een van de schuren. Wat het moest voorstellen, wist hij niet. Ondanks zijn haast om snel op zijn bestemming te zijn – ‘Sla na drieënhalve kilometer op Orchard Road linksaf de Fish Creek Road op’, kirde zijn tomtom – minderde hij vaart en strekte hij zijn nek om de schildering beter te kunnen zien. Het zag er verbazingwekkend modern uit, maar het was vast iets ouderwets. In elk geval geen symbool om boze geesten te weren. Een quilt? Misschien verkochten ze op die oude boerderij wel quilts.
Hij richtte zijn ogen weer op de weg en probeerde zijn vermoeidheid van zich af te schudden. De laatste tijd voelde hij zich opgebrand, zo druk had hij het gehad, maar voor Mark belde had hij in elk geval een uur of vijf geslapen. Dat was genoeg. Adrenalinekicks deden hem goed. Dat was ook een van de redenen waarom hij zo dol was op zijn werk, maar dit geval kon, met die vreemde cultuur, nog wel eens een hele uitdaging worden.
Met zijn dertig jaar was Nate de jongste van de eenentwintig onderzoeksfunctionarissen naar brandstichting die de staat in dienst had. Hoewel hij dit tegen niemand anders dan zijn pleegmoeder had gezegd, was het zijn doel zich op te werken tot districtssupervisor en dan tot directeur. Hij had opleidingen gedaan bij zowel de politie als de brandweer. Eigenlijk zag hij zichzelf als een detective die zich bezighield met de overblijfselen van een misdaad, met de aanwijzingen die verborgen lagen in het puin en de as. Na het vreselijke ongeluk dat zijn familie was overkomen, was zijn carrière zijn roeping geworden, zijn enige echte passie.
Hij reed langs het schoolgebouwtje, waar een paar schommels naast stonden en waar ook een honkbalveldje bij was. Jezus, het deed hem denken aan die oude tv-serie: Het kleine huis op de Prairie. Nou ja, een groep van die ouderwetse Amish moest toch niet zo’n moeilijke klus zijn, vooral niet met zijn ervaring en alle hypermoderne technologie die hij tot zijn beschikking had. Hij zou de gewoontes van deze mensen even snel bestuderen via VERA’s computer, zodat hij wist hoe hij met ze om moest gaan voor het geval hij hun hulp nodig had.
Net toen Sarah op het punt stond naar huis te gaan, zag ze een enorm zwart gevaarte aan komen rijden, dat vervolgens hun straat in sloeg. Het leek een logge, vierkante wereldse ambulance, maar dan groter. Wat, er konden wel vier koetsjes in! Ze hoopte dat het niet een soort lijkwagen was; dat een van de gewonde brandweerlieden plotseling overleden was en nu naar huis werd gebracht om begraven te worden.
Samen met de rest van de Plain People bleef ze er stokstijf naar staan staren. Zelfs Ray-Lynn hield haar mond.
De wagen had een cabine, net als een vrachtwagen. Er stond een mooi opschrift op, maar toen hij tot stilstand kwam, zei de tekst haar niets. Alleen het eerste woord: Ohio. OHIO FEIB SFM VERA stond er met grote letters, met daaronder nog iets in een kleiner lettertype.
Bisschop Esh, haar eigen vader Ben en Eben Lantz – de drie boeren wier land aan elkaar grensde – liepen naar de man die uit de cabine stapte toe om hem te begroeten. Zelfs zonder zijn enorme auto was hij onmiskenbaar een ausländer. Hij droeg geen hoed en was minstens dertig centimeter langer dan de Amish-mannen, zelfs met hun strohoed op. Net als ongehuwde Amish-mannen had hij geen baard. Zijn korte, bijna gitzwarte haar zag er vreemd uit tussen alle blonde en bruine hoofden waar ze aan gewend was. Zijn lichaam zag er slank en hoekig uit, misschien omdat hij niet zo weldoorvoed was als de Amish-mannen die ze kende. Hij droeg een spijkerbroek met riem en een wit overhemd onder een bruin leren jack waarvan je er maar weinig zag in deze omgeving.
Kon ze maar horen wat ze zeiden! De mannen schudden elkaar de hand, waarna ze gezamenlijk naar de nog rokende stapel balken en puin liepen. Terwijl een paar jongens naar de auto liepen voor een kijkje, sloop Sarah iets dichter naar de mannen toe.
Toen zag ze dat de vreemdeling niet alleen met de mannen sprak, maar ook in een soort ijzerdraadje, dat van achter zijn oor over zijn gezicht naar zijn mondhoek liep. Het was een klein recordertje of een microfoontje, zoals sommige personeelsleden van de McDonald’s in Homestead droegen, waarmee ze je bestelling doorgaven aan de keuken. De vreemdeling leek een aantal dingen die de mannen tegen hem zeiden te herhalen. Bisschop Esh stond te wijzen en te gebaren. Toen draaide hij zich met een ruk om, liet zijn ogen over de verzamelde menigte gaan en wenkte… naar haar.
Ineens voelde ze zich heel kwetsbaar, misschien omdat ze geen muts op had, want die lag nog in hun eigen schuur. Met alleen haar gebedskapp op haar hoofd, zich plots heel bewust van het feit dat ze onder de smurrie zat, liep ze naar de mannen toe.
‘Sarah Kauffman is degene die de brand vanaf haar eigen schuur zag, daarginds,’ vertelde bisschop Esh, terwijl hij over de akkers wees, waarop de man zijn hoofd in de richting van hun schuur omdraaide. Haar vader knikte haar toe. Even daarvoor had hij gezegd dat hij blij was dat ze over de akkers naar de schuur was toe gerend, omdat hij er twee keer zo lang over gedaan zou hebben het koetsje in te spannen om te komen helpen.
De vreemdeling zei iets in zijn gebogen draadje en wendde zich toen tot Sarah. Hun blikken haakten zich in elkaar, precies tussen de twee mannen door die het belangrijkste waren in haar leven. Toch was het op dat moment net of die er niet waren.
‘Ik ben Nate MacKenzie, Mrs… Miss…’ stamelde hij.
‘Zeg maar gewoon Sarah, hoor,’ zei ze, haar armen beschermend om haar middel slaand. Geen van beiden verbrak het oogcontact, en ze beet nerveus op haar lip.
‘Sarah, ik ben van het State Fire Marshals Bureau in Columbus, en ik ben hier om vast te stellen wat de oorzaak van deze vuurzee was,’ zei hij.
De oorzaak van de vuurzee. Zijn woorden echoden door haar hoofd. Gek dat ze het opeens warm kreeg, alsof het smeulende vuur zomaar weer oplaaide. Meestal voelde ze zich op haar gemak bij vreemden, vond ze het leuk te praten met mensen van buiten haar gemeenschap, met al hun heel andere ervaringen. Waarom zou het met deze man dan anders zijn? Nou ja, misschien kwam het wel door die bovenmaatse versie van een wereldse koets en het feit dat hij er zo anders uitzag.
Nate – waarschijnlijk was dat een afkorting van Nathan, een mooie naam uit het Oude Testament – had een krachtig gezicht en een spleetje in zijn kin dat, net als zijn ingevallen wangen, schuilging onder stoppels. Alsof hij de hele nacht wakker was geweest en te veel haast had gehad om zich te scheren, wat waarschijnlijk ook het geval was geweest. Zijn lippen stonden strak, zijn neus was breed met een klein knobbeltje, alsof die ooit gebroken was. Een smal wit litteken op zijn voorhoofd doorkliefde zijn linkerwenkbrauw, maar het waren zijn ogen die haar biologeerden. Diep donkerblauw waren ze, terwijl zij altijd had gedacht dat mensen met donker haar bruine ogen hadden. Wat zou dat een mooie kleur zijn voor een quiltschildering… voor het patroon Oceaangolven bijvoorbeeld, want dat leek, zoals zoveel van haar lievelingspatronen, te veranderen, te bewegen, te wenken…
‘Over deze brand is het bureau van de State Fire Marshal gebeld door de sheriff en de redacteur van de krant,’ zei Nate, haar direct aansprekend. ‘Ik begrijp dat jij over de akkers naar de schuur toe gerend bent. Ik wil graag iedereen die het begin van de brand gezien heeft ondervragen. Als je het niet erg vindt, wil ik graag dat je me laat zien waar je precies stond toen je de brand voor het eerst zag, zodat je de afmeting, de kleur en de positie voor me kunt beschrijven. Als ik een tijdpad heb van hoe het vuur zich heeft verspreid, ben ik al een eind verder.’
Normaal gesproken zou Sarah gewacht hebben op de goedkeuring van de bisschop of haar vader, maar nu zei ze: ‘Met alle genoegen. Ik was net op weg naar huis, en ik kan u daar ontvangen, of u kunt me komen… ik bedoel, ons bezoeken wanneer het u uitkomt.’
Haar vader schraapte zijn keel en zei: ‘Sarah heeft ook een groot verlies geleden, Mr. MacKenzie. Ze maakt schilderingen van grote quiltpatronen op schuren om ons bezoekers naar de streek te helpen trekken. Dit was de eerste die ze ooit heeft gemaakt. De laatste tijd was ze hem zelfs nog groter aan het maken, tot gisteren aan toe.’
‘Noemt u me alstublieft Nate. Ja, op weg hierheen heb ik er eentje gezien. Heel opvallend. Heb je gisteren verf of terpentine in de schuur gemorst?’
‘Ja, maar de blikken zaten allemaal goed dicht,’ verklaarde ze, nu met vaste stem. ‘Als ik klaar ben, tik ik ze altijd met een hamer weer dicht. Trouwens, ik gebruik latexverf voor buiten op waterbasis, niet die op oliebasis waar je terpentine of zoiets voor nodig hebt. De steiger en de twee ladders heb ik tegen de schuur aan laten staan. Financieel gezien is dat mijn grootste verlies.’
Nate knikte zonder zijn ogen van haar af te halen. De zon scheen nu directer in zijn ogen. Ze zag dat hij een zonnebril in zijn jaszak had, maar hij maakte geen aanstalten die op te zetten, misschien omdat hij zich een beetje aan haar mensen probeerde aan te passen. Ongetwijfeld voelde hij zich een buitenstaander, wat hij ook was. Hoewel ze zelf een geboren en getogen Amish-meisje was, voelde ze zich soms ook wel eens een buitenstaander; op de rijpe leeftijd van vierentwintig was ze nog steeds ongetrouwd. En ze schilderde, in plaats van quilts te maken zoals de andere vrouwen.
‘Zoals ik al zei, Mr. MacKenzie,’ mengde bisschop Esh zich in het gesprek, ‘er waren geen lantaarns in de schuur en er lag alleen maar gedroogd hooi, niet het jonge spul dat kan gaan broeien.’
‘Geen brandversnellers in de vorm van open verfblikken, geen spontane ontbranding door methaanuitstoot van hooi,’ zei Nate in zijn ijzerdraadje. ‘Is het goed als ik Sarah in mijn auto naar uw boerderij breng?’ vroeg hij aan haar vader.
‘Ja, hoor, dan rijd ik gelijk mee,’ antwoordde Daad. ‘Mijn zoon Gabe brengt de koets wel terug.’
Sarah wist wel beter dan zich trots of belangrijk te voelen, maar toen ze naar de grote zwarte vrachtwagen liepen, week haar volk voor hen uiteen als de Rode Zee voor Mozes. ‘We noemen haar VERA, naar Vehicle for Emergency Response and Arson,’ legde Nate uit, terwijl hij net zo liefdevol op de motorkap klopte als Sarah altijd deed op de hals van haar koetspaard Sally.
‘Arson, brandstichting,’ herhaalde ze. ‘Denkt u dat iemand de schuur in brand gestoken heeft?’
‘Dat moet nog blijken. Brandstichting is een van gemakkelijkst te plegen misdaden maar vaak het moeilijkst te bewijzen. Ik weet dat deze schuur, al jullie schuren, heel belangrijk zijn voor jullie manier van leven. Als we een ongeluk en natuurgeweld uit kunnen sluiten, is het enige wat overblijft brandstichting, en dan zal ik dat onderzoeken.’
Nate wist niet zeker of de Amish-vrouw en haar vader onder de indruk of bang waren van VERA, maar ze kwamen bij hem in de cabine zitten, Sarah tussen de twee mannen in. Het verbaasde hem dat ze zonder enige moeite hun veiligheidsriemen vastklikten. Ze droeg geen trouwring, maar ja, hij had bij niemand van deze mensen sieraden gezien.
Het was verbazingwekkend dat deze Sarah Kauffman, met haar honingkleurige haar in een middenscheiding, strak naar achtergetrokken onder dat smoezelige kapje, in die ouderwetse vieze schort en jurk – een zalmkleurige, geen zwarte – en zonder een spoortje make-up toch bloedmooi was. Ze bezat een natuurlijke schoonheid, met kastanjebruine, perfect gevormde wenkbrauwen boven goudgele ogen met dikke wimpers, waar spikkeltjes goud in leken te zwemmen. Tot zijn verrassing kon hij onder de rooklucht die om haar heen hing, lavendel ruiken.
Terwijl ze met grote ogen naar het computerscherm op het dashboard keek, tuitte ze haar volle lippen. ‘Hé, dat is een kaart van de regio,’ zei ze.
‘Dat heet een tomtom, en als ik wil praat hij tegen me met een mooie vrouwenstem,’ zei Nate, terwijl hij VERA achteruitreed, erop lettend dat er niemand achter hem stond, vooral niet een van de nieuwsgierige jongens die met open mond naar de auto stonden te kijken.
‘O, kijk, nu is het een soort tv-scherm waarop je kan zien wat er achter je zit als je achteruitrijdt,’ zei ze. Haar stem was welluidend, zonder een spoortje van het accent dat de oudere mannen hadden.
‘Sarah, Mr. MacKenzie weet wel wat er in zijn auto zit,’ zei haar vader.
‘O ja.’
‘Nou, kun je me vertellen wat je aan het doen was toen je de brand zag?’ vroeg Nate terwijl hij de weg op reed.
‘Mijn familie had een dansfeest voor de vriendengroep van mijn broer georganiseerd,’ legde ze uit. ‘Gabe is zeventien, en vanaf hun vijftiende tot het eind van hun tienerjaren krijgen onze jongeren een periode van volledige vrijheid. Rumspringa, heet dat, zeg maar ronddollen. Na die periode besluiten ze of ze zich al of niet bij de kerk aansluiten. Ik ging naar buiten om iemand te vragen weg te gaan, en toen keek ik over zijn auto heen en –’
‘Zijn auto?’ zei Nate.
‘Ja. Die van Jacob Yoder. Hij had er niet mogen zijn en hij was dronken, geloof ik, luidruchtig. Ik stond op het punt hem te vragen weg te gaan.’
‘Jacob Yoder is uitgestoten omdat hij de ordnung heeft geschonden, Mr. MacKenzie. Hij heeft tegen de bisschop gelogen en was lid van een illegale bende autodieven. En daarover toonde hij geen berouw.’
‘Dus er zit iets scheef tussen hem en bisschop Esh?’ Eigenlijk wilde Nate doorvragen over dat uitstoten en de ordnung schenden, maar hij liet het maar even rusten. Mark had gelijk dat dit een heel andere wereld was, eentje waar hij voorzichtig doorheen moest laveren. Zoek iemand die je hun gewoontes en cultuur kan uitleggen, had Mark hem aangeraden. Eigenlijk zou hij zich moeten verlaten op de bisschop wiens schuur was platgebrand, maar nu hij zo naast deze geïnteresseerde, interessante jonge vrouw zat, kreeg hij een beter idee. O ja, hij had een tolk nodig, want ondanks alle snufjes die VERA had, voelde hij zich een Startrekker die op het punt stond ergens heen te gaan waar niemand ooit nog geweest was.
Toen haar Daad bij het binnen gaan van hun huis zei dat hij straks terug zou komen, was Sarah stomverbaasd. Het was heel ongebruikelijk dat haar vader haar alleen liet met een buitenstaander, althans met een man, dus Daad moest deze man vertrouwen. In plaats van zich eerst om te gaan kleden besloot ze het onderzoek meteen te starten. Omdat hij haar gevraagd had hem te laten zien waar ze geweest was toen ze de brand voor het eerst in de gaten kreeg, ging ze hem voor naar hun schuur.
‘Trouwens,’ zei ze, ‘onze schuur is bijna een exacte kopie van die van de familie Esh, als u wilt zien hoe hij er voor de brand uitzag. Meestal is het niet zo’n rommel, maar gisteravond zijn we allemaal zó naar buiten gerend.’ Ze gebaarde naar binnen, waar een tafel vol met eten stond en een lege cirkel werd omgeven door strobalen.
‘Ja, het zou heel erg helpen als ik deze constructie kan bestuderen,’ zei hij. Toen trok hij zijn wenkbrauwen op, alsof hij iets gezien had wat hem intrigeerde. Zijn ijzerdraadje had hij in de auto gelaten. Ze vroeg zich af of hij zijn best deed haar wat meer op haar gemak te stellen. Waarschijnlijk ging dat niet gebeuren, want op de een of andere manier bracht hij haar danig van haar stuk.
‘Kijk gerust rond,’ zei ze. Het ontging haar niet dat zijn blik haar nu pas losliet. Zijn ogen schoten van boven naar beneden, de hele schuur door.
‘Dus,’ ging ze verder, ‘ik was Mamm, mijn moeder, aan het helpen met eten serveren vanachter die lange tafel daar, en toen liep ik over de dorsvloer hier –’
‘Wordt die nog steeds als dorsvloer gebruikt in de oogsttijd?’
‘Soms, maar tegenwoordig hebben we moderne dorsmachines op benzine, uiteraard wel voortgetrokken door paarden.’
‘Maar ze worden getrokken door paardenkracht, dus ze lopen niet echt op benzine? Dat betekent dat er geen benzine in de balenpers zat die bisschop Esh bij de brand verloren heeft, zelfs niet buiten het seizoen?’
‘Klopt. Moderne machines, maar echte paardenkracht.’
‘Ik heb ze in de wei zien staan bij jullie en bij de familie Esh. Prachtige dieren, zo groot als olifanten. Maar ga door. Waar liep je heen net voor je de brand zag? En hoe zag het er toen uit?’
‘Echt, ik weet niet meer hoe laat het was, als je dat moet weten –’
‘O, ik heb het tijdstip waarop de brand gemeld is, dat helpt.’
‘Maar goed, ik riep dat iemand de brandweer moest bellen. Later vertelde Jacob me dat hij met zijn mobiel gebeld had.’
‘Klopt. Dat heeft de sheriff ook gezegd.’
‘Wanneer de piepers van de vrijwilligers afgaan, duurt het even om bij de kazerne te komen en dan naar hier,’ verklaarde ze, voor hem uit de schuur uit lopend.
‘Die info heb ik allemaal, en ik zal iedereen ondervragen.’
‘O, ja, om ook hun beschrijving van de brand te krijgen. Goed, ik denk dat ik hier stond toen ik in de verte een gouden gloed zag, die steeds sterker werd en toen veranderde in oranje. Het leek hoog te beginnen, maar toen omlaag te gaan.’
‘Echt? Dat kon wel eens heel belangrijk zijn.’ Nu maakte hij aantekeningen met een gewone pen op papier. Terwijl hij over de weilanden keek in de richting die ze op wees, knikte hij.
‘Eerst dacht ik dat het de koplampen van Jacobs chique auto waren,’ voegde ze eraan toe.
‘Als hij verbannen was, waarom –’
‘Uitgestoten.’
‘Goed, uitgestoten. Wat deed hij hier dan?’
‘Dat heeft niets te maken met de brand,’ verklaarde ze, want ze wilde liever niet ingaan op Jacobs verleden en hoe dat verweven was met het hare.
‘Dat dien ik te beslissen, Sarah,’ zei hij, zich naar haar omdraaiend. ‘Voor het geval de brand opzettelijk is aangestoken heb ik het recht om een onderzoek in te stellen naar iedereen die hem mogelijk veroorzaakt heeft, en ik mag zelfs mensen arresteren.’
‘Ben je ook politieagent?’ flapte ze eruit. Hoewel haar gemeenschap de keizer gaf wat de keizer toekwam en een prima verstandhouding had met sheriff Freeman, hadden de Amish liever niets te maken met de overheid, want eeuwen geleden had diezelfde overheid immers haar volk in Europa vervolgd en met honderden tegelijk op de brandstapel gezet. Haar Grossmamm Miriam las haar altijd voor uit het gedenkboek van de Plain People, de Martyrs Mirror. Over verbranden gesproken!
‘In bepaalde omstandigheden ben ik politieagent, ja,’ zei hij. ‘Nou, hoe zit het met die Jacob Yoder waar ik al meerdere keren over gehoord heb? Was hij uitgestoten door bisschop Esh?’
‘Door de hele kerk eigenlijk. Ik… Het is nogal ingewikkeld.’
‘Dan doen we dat een andere keer. Ga me nu maar voor over de akkers, langs dezelfde weg die je gisteravond hebt genomen. Vertel me hoe het vuur leek te veranderen naarmate je dichterbij kwam, hoe de vlammen zich verspreidden.’
Ze knikte opgelucht, blij dat ze overgingen op een ander onderwerp dan Jacob Yoder. Voordat ze naar de rand van de net omgeploegde akker langs hem heen liep, ving ze de intense blik op in zijn ogen.
Daad kwam net naar buiten in zijn werkkleren, dus ze vertelde hem waar ze heen gingen. Met een knikje liep hij naar de schuur achter het grossdaadi haus, waar Sarah ’s nachts bij haar grootmoeder sliep en waar de arme Martha vast had gezeten tijdens alle commotie.
‘Wacht even,’ zei Nate zo hard dat ze ervan schrok. ‘Jullie schuur heeft geen bliksemafleiders. Heeft die van bisschop Esh dat ook niet?’
‘Met bliksemafleiders ben je afhankelijk van de mens, niet van God. Als de Here een schuur wil beschermen, gebeurt dat.’
‘Dus als het uiteindelijk brandstichting blijkt te zijn, is het Gods schuld?’ daagde Nate haar met een frons op zijn voorhoofd uit.
‘Niet Zijn schuld,’ antwoordde ze aarzelend, want zo had ze het nog nooit bekeken. Misschien hadden de dingen die ze vanaf haar geboorte geleerd had, toch ook nog andere kanten. ‘We leven in een slechte wereld,’ ging ze op beslistere toon verder. ‘Misschien dat de Here het een keer toelaat als lesje, voor ons eigen bestwil. Om ons nederigheid te leren en onze mensen dichter bij elkaar te brengen. Dat zijn allemaal positieve dingen, geschenken van boven. We zullen de schuur samen weer opbouwen, er geld voor inzamelen als dat nodig is.’
‘Dat heb ik gehoord. Aan de andere kant hebben jullie geen elektriciteitskabels waar een vonk vanaf gekomen kan zijn. Het was niet mijn bedoeling kritiek te hebben op je geloof, Sarah, ik ben gewoon gewend dat er bliksemafleiders op een schuur zitten. Die kunnen levens en gebouwen redden, net als een rookalarm en brandblussers. En misschien heeft God de uitvinders het idee voor die dingen gegeven als inspiratie. Als positieve, nuttige geschenken van boven.’
Op zijn manier had hij gelijk, moest ze toegeven. Ze moest niet vergeten, hield ze zichzelf voor, dat deze man hier was om hen te helpen, maar dat hij niet een van hen was. Hoe graag ze ook met hem samenwerkte om de familie Esh te helpen, ze moest afstand houden.
En zo volgde ze met Nate MacKenzie naast zich over de akker de voetsporen van haar koortsachtige tocht van de avond hiervoor, terug naar de verbrande schuur.